ECLI:NL:RBROT:2024:60

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668633 / KG ZA 23-1004
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van inzage en afschrift in kort geding inzake klachtenprocedure tegen externe klachtencommissie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, wonende te Dordrecht, een kort geding aangespannen tegen Bezemer & Schubad B.V. (B&S), gevestigd te Rotterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H.P.M. Müskens, vordert inzage en afschriften van documenten die verband houden met een klachtenprocedure die door B&S is uitgevoerd naar aanleiding van klachten die eiseres had ingediend tegen haar leidinggevende en de Raad van Bestuur van het Albert Schweitzerziekenhuis (ASZ). De klachtencommissie van ASZ was ontbonden voordat eiseres haar klachten indiende, waardoor B&S als externe commissie werd ingeschakeld. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 december 2023.

Eiseres heeft eerder een bodemprocedure aangespannen tegen B&S, waarin zij stelt dat B&S onrechtmatig heeft gehandeld door de klachten niet adequaat te onderzoeken. In het kort geding stelt eiseres dat zij recht heeft op inzage in de documenten die B&S heeft opgesteld in het kader van de klachtenprocedure, omdat deze documenten essentieel zijn voor haar bewijsvoering in de bodemprocedure. B&S heeft verweer gevoerd en betwist dat eiseres een spoedeisend belang heeft en dat de zaak geschikt is voor kort geding.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, aangezien de documenten cruciaal zijn voor haar rechtspositie in de aanhangige bodemprocedure. De rechter wijst een deel van de vorderingen van eiseres toe, waaronder het recht op inzage in de opdrachtbevestiging en de uitnodigingen aan niet-gehoorde informanten. De rechter oordeelt dat B&S niet kan volhouden dat eiseres geen recht heeft op een afschrift van de documenten, aangezien dit haar in staat stelt om bewijs te leveren in de bodemprocedure. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/668633 / KG ZA 23-1004
Vonnis in kort geding van 5 januari 2024
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. D.H.P.M. Müskens te Dordrecht,
tegen
BEZEMER & SCHUBAD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.H. Toonen te Loenen (Gelderland).
Partijen worden hierna [eiseres01] en B&S genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier in deze zaak bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding en de 10 producties van [eiseres01]
  • de conclusie van antwoord en 3 producties van B&S
  • de pleitnota van [eiseres01]
  • de pleitnota van B&S.
1.2.
Op 21 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] had een arbeidsovereenkomst met het Albert Schweitzerziekenhuis (ASZ) die bij beschikking van 16 december 2022 is ontbonden. [eiseres01] heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld waarin in het eerste kwartaal van 2024 een mondelinge behandeling wordt gepland.
2.2.
Tijdens haar dienstverband met ASZ heeft [eiseres01] klachten ingediend tegen haar leidinggevende en de Raad van Bestuur. Die klachten zijn behandeld door B&S als externe klachtencommissie omdat de klachtencommissie van ASZ was ontbonden voordat [eiseres01] haar klachten had ingediend.
2.3.
[eiseres01] heeft haar toestemming voor de klachtenbehandeling door B&S onder de volgende voorwaarden verleend:
- De opdracht wordt zo breed mogelijk geformuleerd zodat B&S binnen de grenzen van de
wet en de klachtenregeling al het nuttige en nodige kan doen om de klachten te onderzoeken en beoordelen, daaronder begrepen het horen van (oud)medewerkers van ASZ;
- De communicatie tussen alle partijen en B&S blijft open inhoudende dat partijen elkaar
kennen in alle communicatie met B&S, waaronder begrepen de formulering van de opdracht aan B&S;
- De opdracht aan B&S dient onder meer in te houden dat dit bureau bij de behandeling van
de klacht de klachtenregeling volgt. Verder dienen procedurele waarborgen als hoor en
wederhoor en transparantie gewaarborgd te worden.
2.4.
In het kader van de klachtenbehandeling door B&S zijn [eiseres01] en de beklaagden buiten elkaars aanwezigheid op 22 april respectievelijk 20 mei 2022 gehoord en later nog een keer op 7 oktober 2022, eveneens buiten elkaars aanwezigheid. Tussen 1 en 14 juli 2022 hebben zes hoorgesprekken met door [eiseres01] aangedragen informanten plaatsgevonden.
2.5.
[eiseres01] heeft voorafgaand aan het gesprek met de klachtencommissie op 7 oktober 2022 gedurende enige tijd inzage gekregen in het dossier tot dat moment.
2.6.
[eiseres01] heeft het op 4 november 2022 gedateerde onderzoeksrapport op 9 november 2022 ontvangen.
2.7.
[eiseres01] is met een dagvaarding van 25 augustus 2023 een bodemprocedure gestart tegen B&S. In die procedure vordert zij onder meer voor recht te verklaren dat B&S door de wijze van het onderzoek en het opstellen van het onderzoeksrapport onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [eiseres01] vordert voorts schade op te maken bij staat en intrekking van (delen van) het onderzoeksrapport.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert, na vermindering van haar vordering, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op verbeurte van een dwangsom, afschriften althans inzage van de volgende bescheiden:
a. de volledige en originele opdrachtbevestiging van B&S aan ASZ;
b. alle in het kader van de klachtenprocedure en het onderzoeksrapport tussen B&S en ASZ gevoerde correspondentie, waaronder in ieder geval (i) de e-mails behorende bij de verzending van het afschrift van de eindrapportage aan [naam01] en [naam02] op of omstreeks 9 november 2022, (ii) het volledige onderzoeksdossier, subsidiair het volledige eindrapport (inclusief alle bijlagen) zoals verzonden aan ASZ en (iii) de correspondentie omtrent de aanvullende klacht van [eiseres01] ;
c. de verslagen van de hoorgesprekken met [naam02] en [naam01] van 20 mei 2022 met de eventuele opmerkingen en aanvullingen van de beklaagden over deze verslagen;
d. de geluidsopnamen van de hoorgesprekken met de beklaagden [naam02] en [naam01] van 20 mei 2022;
e. de verslagen van de hoorgesprekken met [naam02] en [naam01] van 7 oktober met de eventuele opmerkingen en aanvullingen van de beklaagden over deze verslagen;
f. de geluidsopnamen van de hoorgesprekken met de beklaagden [naam02] en [naam01] van 7 oktober 2022;
g. de geluidsopnamen van het hoorgesprek met [eiseres01] van 22 april 2022;
h. de verslagen van de hoorgesprekken met alle door B&S gehoorde informanten;
i. de geluidsopnamen van de hoorgesprekken met alle door B&S gehoorde informanten;
j. alle in het kader van de klachtenprocedure tussen B&S en de door [eiseres01] aangedragen informanten (zowel gehoorde als niet geoorde informanten) gevoerde correspondentie, waaronder brieven, e-mails, sms-berichten en Whatsapp-berichten en, indien aanwezig, geluidsopnames van telefoongesprekken, waaronder in ieder geval begrepen de door B&S aan iedere informant verstuurde uitnodiging voor een hoorgesprek en de beantwoording van de betreffende informant daarop;
k. (het document) Procedure voor onderzoek naar meldingen over ongewenste omgangsvormen/grensoverschrijdend gedrag.
[eiseres01] vordert tevens veroordeling van B&S in de proceskosten.
3.2.
[eiseres01] stelt dat B&S elementaire normen van een deugdelijk klachtonderzoek en haar zorgplicht jegens [eiseres01] heeft geschonden. Zo is hoor en wederhoor onvoldoende toegepast en is ook onderzoek verricht naar haar persoon en functioneren, terwijl B&S slechts de taak had om klachten van [eiseres01] te onderzoeken. [eiseres01] baseert haar vordering op artikel 843a Rv.
3.3.
B&S voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres01] omdat een spoedeisend belang ontbreekt en omdat de zaak te ingewikkeld is voor kort geding. Inhoudelijk stelt B&S dat de vorderingen moeten worden afgewezen omdat toewijzing condemnatoir en onomkeerbaar is, het gevoelige bescheiden betreft en niet duidelijk is wat de gegevens zouden moeten onderbouwen.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres01] stelt over het spoedeisend belang dat zij bij haar vorderingen heeft dat er een bodemprocedure tegen B&S loopt. De stukken zijn van belang om in die procedure bewijs te leveren van haar stellingen, temeer nu B&S heeft nagelaten bescheiden bij haar conclusie van antwoord over te leggen. De stukken kunnen ook van belang zijn voor bewijslevering in het hoger beroep in de zaak tegen ASZ, waarin inmiddels is beslist dat verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor en op grond van artikel 843a Rv in plaats van op een mondelinge behandeling op 7 december 2023 gelijktijdig met het hoger beroep behandeld gaan worden. Ten slotte is relevant dat op 9 november 2023 de termijn verliep op grond waarvan B&S de stukken diende te bewaren (één jaar na dagtekening van het rapport).
4.2.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de vordering ziet op stukken waarvan [eiseres01] blijkbaar verwacht en/of gehoopt had dat B&S ze bij haar conclusie van antwoord in de bodemprocedure zou voegen en die, nu dat niet is gebeurd, (nog) niet tot het procesdossier in die zaak behoren. Gelet daarop was er eerder (nog) geen (dringende) aanleiding voor een actie om de gewenste stukken te verkrijgen. Die is er nu wel, nu de eerstvolgende stap in die procedure (vermoedelijk) een mondelinge behandeling is. Dat alleen is voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Dat nog niet vaststaat of er een bewijsopdracht wordt gegeven en, zo ja, aan wie, leidt niet tot een ander oordeel.
4.3.
Artikel 256 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter een voorziening weigert indien hij oordeelt dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. Van ongeschiktheid om in kort geding te worden beslist, wat overigens moet leiden tot afwijzing en niet tot niet-ontvankelijkheid, is zelden sprake. Uit de rechtspraak volgen twee gevalleen van ongeschiktheid: de feiten zijn onvoldoende helder en de gevolgen van de te treffen voorziening zijn niet te overzien. Complexiteit is uitdrukkelijk geen grond om een voorziening te weigeren: een voorzieningenrechter dient ten minste een voorlopig oordeel te geven, waarbij het wel zo kan zijn dat – in gevallen dat het antwoord op een rechtsvraag niet evident is – behoedzaamheid bij toewijzing van een vordering aangewezen kan zijn. Het verweer dat de zaak te ingewikkeld is, wordt daarom ook verworpen.
4.4.
Het condemnatoire of veroordelende karakter van de vorderingen is heel gebruikelijk in kort geding en staat, anders dan een declaratoir karakter van een vordering, niet aan toewijzing in de weg. Datzelfde geldt, volgens vaste rechtspraak, voor de (feitelijke) onomkeerbaarheid van (de gevolgen van) een in kort geding gegeven voorziening.
4.5.
De vordering van [eiseres01] is gebaseerd op artikel 843a Rv. Wanneer sprake is van een rechtsbetrekking, een rechtmatig belang en bepaalde bescheiden kan – voor zover relevant – een vordering tot afschrift of inzage worden toegewezen.
B&S heeft zowel in de conclusie van antwoord als tijdens de mondelinge behandeling ten aanzien van alle elementen van artikel 843a Rv uitvoerig verweer gevoerd. Dat verweer is echter grotendeels tenietgedaan door de uitlatingen van [naam03] van B&S. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat gebruikelijk is dat de voorzitter van de klachtencommissie bij het bespreken van het rapport na inzage daarvan, aangeeft dat om hernieuwde inzage kan worden verzocht. Hij heeft daaraan toegevoegd dat ook in dit geval hernieuwde inzage vanzelfsprekend mogelijk is. Dit aanbod, zonder voorwaarden, wijkt af van de afwijzing in de brief van (de advocaat van) B&S van 15 november 2023, waarin die inzage niet, ook niet subsidiair, wordt aangeboden.
4.6.
De aangeboden inzage – op het gevorderde afschrift gaat de voorzieningenrechter verderop in – is voor de beoordeling van een deel van de vorderingen relevant, maar niet voor alle. Van een deel van de gevorderde bescheiden wordt immers betwist dat ze (nog) bestaan en voor de onder k gevorderde documenten – aanvankelijk werd ook nog het document privacy statement gevorderd – luidt het verweer dat er maar één document is dat op twee verschillende manieren wordt aangeduid. De hiervoor bedoelde vorderingen worden als eerste beoordeeld.
4.7.
Over vordering a – de opdrachtbevestiging – verwijst B&S in haar conclusie van antwoord in dit kort geding naar randnr. 2.26 van haar conclusie van antwoord in de bodemprocedure. B&S heeft verder gewezen op een samenvatting van de opdracht die in het onderzoeksrapport is opgenomen. De reactie van [eiseres01] hierop houdt in dat het haar gaat om de voorwaarden die zij aan haar instemming met de inschakeling van B&S heeft verbonden. Meer specifiek gaat het haar om de voorwaarde dat de klachtenregeling ASZ zou worden gevolgd, waarvan volgens haar is afgeweken. Zij wijst er verder op dat B&S in een brief van 15 november 2023 specifieke en vertrouwelijke afspraken noemt die in het document zouden staan. [eiseres01] ziet niet in welke vertrouwelijke afspraken anders dan een honorariumafspraak gemaakt kunnen zijn. Zij stelt verder nog dat de klachtenregeling geen mogelijkheid biedt tot het maken van vertrouwelijke afspraken.
4.8.
Of de klachtenregeling ASZ al dan niet is gevolgd, en waar dat toe kan of moet leiden, zijn vragen die in de bodemprocedure moeten worden beantwoord. [eiseres01] heeft in de dagvaarding (blz. 5) een aantal citaten – over fricties rondom [eiseres01] , over vragen naar opvattingen over uitlatingen van [eiseres01] , over voorvalleen waarin [eiseres01] heftig, boos of verdrietig reageerde – uit het onderzoeksrapport opgenomen op grond waarvan op zijn minst enige twijfels rijzen over het (onverkort) volgen van de klachtregeling en handelen overeenkomstig de door haar gestelde voorwaarden. B&S heeft daarover verklaard dat de klachtencommissie een en ander blijkbaar relevant achtte, maar, bijvoorbeeld de wijze waarop de vertrouwenspersoon als informant gehoord lijkt, doet vragen rijzen over de formulering van de opdracht. Gelet daarop heeft [eiseres01] belang bij de opdrachtbevestiging en wordt vordering a toegewezen met dien verstande dat financiële gegevens daarin mogen worden weggelakt en voorts met de kanttekening dat B&S de opdrachtbevestiging niet hoeft te verstrekken als deze integraal in het dossier – waarover hierna meer – zit.
4.9.
Vorderingen d, f, g en i worden afgewezen. B&S heeft, bij monde van mr. Toonen, voorafgaand aan dit kort geding in antwoord op een sommatie van [eiseres01] bij brief van 15 november 2023 laten weten dat alle geluidsopnames zijn vernietigd. [eiseres01] noemt dat ook in de dagvaarding, maar laat vervolgens na om te stellen en onderbouwen dat en waarom aan die uitlating moet worden getwijfeld. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat geluidsopnamen niet meer bestaan zodat de vorderingen in zoverre worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het onderdeel geluidsopnames van telefoongesprekken met de door [eiseres01] aangedragen informanten in vordering j, nu die gesprekken volgens B&S niet worden opgenomen.
4.10.
Vordering k wordt ook afgewezen. B&S heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de twee documenten die aanvankelijk bij vordering k stonden genoemd, feitelijk maar één document betreffen. Dat document is verstrekt. De voorzieningenrechter kan uit de stukken niet afleiden dat beide aanvankelijk door [eiseres01] genoemde documenten bestaan. Om die reden wordt vooralsnog aangenomen dat [eiseres01] inmiddels beschikt over het stuk dat zij wilde hebben.
4.11.
Dan resteren vorderingen b, c, e, h en j. Daarvoor geldt als eerste dat B&S tijdens de mondelinge behandeling (hernieuwde) inzage heeft aangeboden. Aangenomen wordt dat daarmee wordt bedoeld het volledige onderzoeksdossier, als bedoeld in vordering b (ii). De vordering is in die zin bepaald en duidelijk genoeg. Daarvan uitgaande heeft [eiseres01] naar voorlopig oordeel onvoldoende toegelicht welk belang zij (verder nog) heeft bij alle in het kader van de klachtenprocedure en het onderzoeksrapport tussen B&S en ASZ gevoerde correspondentie. Datzelfde geldt voor de correspondentie over de aanvullende klacht van [eiseres01] . Gegeven de reactie van B&S dat zij niet meer heeft dan een kort bericht van de bestuurssecretaris van ASZ dat een opdracht om een nieuwe klacht te onderzoeken niet wordt gegeven, lag het op de weg van [eiseres01] om te verduidelijken wat voor stukken zij dan (nog) bedoelt en welk belang zij daarbij heeft.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de verslagen van de hoorgesprekken met [naam02] , [naam01] en de gehoorde informanten allemaal tot het dossier behoren. In zoverre worden de vorderingen c, e en h afgewezen. Of die verslagen wel of niet ondertekend zijn, is een twistpunt en kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Dat zal moeten blijken tijdens de inzage of uit het afschrift.
Uit het pleidooi tijdens de mondelinge behandeling wordt afgeleid dat het [eiseres01] gaat om de volledige verslagen van de hoorgesprekken en meer in het bijzonder om vragen die aan de verschillende personen gesteld zijn over de persoon en het functioneren van [eiseres01] . De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat die zich in het dossier bevinden. Waarom [eiseres01] ook belang heeft bij eventuele opmerkingen en aanvullingen van de gehoorde personen heeft zij gesteld noch onderbouwd.
Vordering j wordt beperkt toegewezen. [eiseres01] heeft toegelicht dat zij van een deel van de door haar voorgedragen informanten heeft vernomen dat zij niet gehoord wilden worden vanwege de wijze waarop zij waren opgeroepen. Gelet daarop, en nu B&S daar verder niet op heeft gereageerd, kan zij aanspraak maken op, alleen, de uitnodigingen aan die niet gehoorde informanten. Datzelfde geldt voor de uitnodiging aan de vertrouwenspersoon, waarvan – omdat blijkbaar vragen zijn gesteld over medische informatie over [eiseres01] – de vraag rijst hoe zij is voorgelicht over de door [eiseres01] toegelaten beperking op haar geheimhoudingsplicht. Voor het overige geeft [eiseres01] er blijk van dat zij al over veel informatie beschikt en maakt zij haar belang bij wat zij verder vordert onvoldoende duidelijk.
4.12.
Dan rest nog de vraag of [eiseres01] aanspraak kan maken op een afschrift. Volgens B&S had, en blijkbaar ook heeft, [eiseres01] wel recht op volledige inzage maar geen recht op een volledig afschrift. B&S beroept zich daarbij op de klachtenregeling ASZ, die het recht op een afschrift niet kent, op haar eigen onderzoeksprocedure en stelt daarnaast nog iets over vertrouwelijkheid. Dat laatste is echter zo vaag en niet concreet op dit onderzoek toegespitst dat daaraan voorbijgegaan wordt. Anders geformuleerd, B&S stelt niet dat aan de gehoorde informanten vertrouwelijkheid is toegezegd. Een en ander brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat onbegrijpelijk is dat [eiseres01] wel volledige inzage kan krijgen maar geen volledig afschrift. Zonder dat afschrift kan zij, indien er bewijs aan [eiseres01] wordt opgedragen, dat bewijs, mogelijk, niet leveren. B&S wordt dan ook gelast een afschrift te verstrekken van het dossier. Stukken die niet tot dat dossier behoren maar waarvan hiervoor is geoordeeld dat [eiseres01] daar aanspraak op kan maken, moeten eveneens in afschrift worden verstrekt. Dat B&S eerder terughoudendheid heeft betracht omdat [eiseres01] heeft gedreigd met het benaderen van het tv-programma Zembla, is inmiddels een achterhaalde situatie gelet op de toezegging van [eiseres01] om de documenten alleen in de gerechtelijke procedures tegen B&S en eventueel ASZ te gebruiken.
Gelet op de mededeling van B&S over de vanzelfsprekende mogelijkheid tot inzage de mondelinge behandeling, wordt aan de veroordeling van B&S geen dwangsom verbonden.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres01] gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt B&S om een afschrift te verstrekken van het volledige dossier betreffende de door haar behandelde klacht(en) van [eiseres01] en, voor zover die stukken niet tot dat dossier behoren, voorts van (i) de opdrachtbevestiging van ASZ aan B&S, waarin financiële gegevens mogen worden weggelakt, (ii) alle uitnodigingen die zijn gestuurd aan de door [eiseres01] voorgedragen maar niet gehoorde informanten en (iii) de uitnodiging die is gestuurd aan de als informant gehoorde vertrouwenspersoon;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024.
2009/3608