In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Waterweg Wonen en [persoon A]. Waterweg Wonen, eiseres in conventie, vorderde betaling van een overeengekomen bedrag van € 4.115,- voor een luxere keuken die in de nieuwbouwwoning van [persoon A] was geplaatst. [persoon A] had aanvankelijk ingestemd met de overname van de keuken, maar weigerde later te betalen. Daarnaast vorderde Waterweg Wonen betaling van achterstallige huur voor de maanden juni en juli 2023, in totaal € 87,41. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] het aankoopbedrag van de keuken moest betalen, omdat er een duidelijke overeenkomst was en geen bewijs van bedrog of misbruik van omstandigheden was aangetoond. Ook de vordering van Waterweg Wonen voor de achterstallige huur werd toegewezen, omdat [persoon A] niet had aangetoond dat deze bedragen waren betaald.
In reconventie vorderde [persoon A] dat Waterweg Wonen de keuken zou verwijderen en herstel van een gebrek aan de voordeur, alsook huurprijsvermindering. De kantonrechter wees deze vorderingen af, omdat er geen grond was voor verwijdering van de keuken en het gebrek aan de voordeur niet voldoende was aangetoond. De kantonrechter oordeelde dat Waterweg Wonen niet aansprakelijk was voor de kosten die [persoon A] had gemaakt voor het ophogen van haar tuin. Uiteindelijk werd [persoon A] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 1.700,36 werden vastgesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.