In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit drie personen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde. De eiseressen vorderen dat gedaagde haar melding bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond over de zorg die zij aan hun moeder verlenen, rectificeert. Gedaagde heeft deze melding gedaan naar aanleiding van zorgen over de zorgverlening en financiën van hun moeder, die door eiseres 1 als PGB-budgethouder en eiseres 2 als wettelijk vertegenwoordiger wordt verzorgd. De eiseressen zijn van mening dat de melding onjuist en belastend is en eisen dat gedaagde stopt met het suggereren dat zij strafbare feiten hebben gepleegd.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van een publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW, omdat de melding aan Veilig Thuis niet aan het publiek bekend is gemaakt. De rechter benadrukt dat de melding enkel intern bij Veilig Thuis is gedaan en dat er geen bewijs is geleverd dat de melding onjuist of onvolledig was. Bovendien is het niet aannemelijk gemaakt dat de zorgen van gedaagde ongegrond zijn. De rechter heeft ook overwogen dat, hoewel in familiezaken doorgaans iedere partij haar eigen kosten draagt, eiseressen in dit geval de proceskosten van gedaagde moeten vergoeden, omdat zij een kansloze zaak hebben aangespannen.
De uitspraak is gedaan op 24 juni 2024 door mr. J.B. Smits, die de vorderingen van eiseressen afwijst en hen veroordeelt in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 1.213,00 bedragen.