ECLI:NL:RBROT:2024:5988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/10/678815 / KG ZA 24-412
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een rectificatievordering in kort geding met betrekking tot een melding bij Veilig Thuis

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit drie personen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde. De eiseressen vorderen dat gedaagde haar melding bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond over de zorg die zij aan hun moeder verlenen, rectificeert. Gedaagde heeft deze melding gedaan naar aanleiding van zorgen over de zorgverlening en financiën van hun moeder, die door eiseres 1 als PGB-budgethouder en eiseres 2 als wettelijk vertegenwoordiger wordt verzorgd. De eiseressen zijn van mening dat de melding onjuist en belastend is en eisen dat gedaagde stopt met het suggereren dat zij strafbare feiten hebben gepleegd.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van een publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW, omdat de melding aan Veilig Thuis niet aan het publiek bekend is gemaakt. De rechter benadrukt dat de melding enkel intern bij Veilig Thuis is gedaan en dat er geen bewijs is geleverd dat de melding onjuist of onvolledig was. Bovendien is het niet aannemelijk gemaakt dat de zorgen van gedaagde ongegrond zijn. De rechter heeft ook overwogen dat, hoewel in familiezaken doorgaans iedere partij haar eigen kosten draagt, eiseressen in dit geval de proceskosten van gedaagde moeten vergoeden, omdat zij een kansloze zaak hebben aangespannen.

De uitspraak is gedaan op 24 juni 2024 door mr. J.B. Smits, die de vorderingen van eiseressen afwijst en hen veroordeelt in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 1.213,00 bedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678815 / KG ZA 24-412
Vonnis in kort geding van 24 juni 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1],

2.
[eiseres 2],
3.
[eiseres 3],
woonplaats: Capelle aan den IJssel,
eiseressen,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam.
De partijen worden hierna afzonderlijk ‘[eiseres 1]’, ‘[eiseres 2]’, ‘[eiseres 3]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd. Gezamenlijk worden eiseressen hierna ‘[eiseressen]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met bijlagen 1 tot en met 14;
  • de bijlage 15 van [eiseressen];
  • het antwoord van [gedaagde], met bijlagen 1 tot en met 11;
  • de bijlagen 12 tot en met 14 van [gedaagde];
  • de mondelinge behandeling op 10 juni 2024;
  • de spreekaantekeningen van mr. De Kok.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiseres 3] is verantwoordelijk voor de verzorging van [naam] (‘[naam]’). [naam] is de moeder van [gedaagde] en de oma van [eiseres 1] en [eiseres 2]. [eiseres 1] is de PGB-budgethouder van [naam] en [eiseres 2] is de wettelijk vertegenwoordiger van [naam]. [gedaagde] heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (‘Veilig Thuis’) over de zorg die [eiseressen] aan [naam] verlenen en over de financiën van [naam]. Naar aanleiding van die melding is Veilig Thuis een fraudeonderzoek naar [eiseressen] gestart. [eiseressen] vinden dat [gedaagde] een onjuiste en belastende melding heeft gedaan. Daarom vorderen [eiseressen] in deze zaak dat [gedaagde] haar melding bij Veilig Thuis rectificeert en dat zij wordt veroordeeld om het stellen of suggereren dat [eiseressen] strafbare feiten hebben gepleegd te staken en gestaakt te houden, alles onder druk van een dwangsom. [gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiseressen], omdat – kort gezegd – [eiseressen] geen (spoedeisend) belang bij hun vorderingen hebben, geen sprake is van een publicatie die kan worden gerectificeerd en de zorgen die [gedaagde] bij Veilig Thuis heeft gemeld voldoende steun vinden in het feitenmateriaal. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [eiseressen] af. Dit wordt hierna uitgelegd.
Wat staat er in artikel 6:167 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’)?
2.2.
In artikel 6:167 lid 1 BW staat dat als iemand tegenover een ander aansprakelijk is voor een onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard, de rechter hem op vordering van die ander kan veroordelen tot openbaarmaking van een rectificatie op een door de rechter aan te geven wijze.
Er is geen sprake van een publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW
2.3.
Het antwoord op de vraag of [eiseressen] een (spoedeisend) belang bij hun vorderingen hebben, kan in het midden blijven. De melding van [gedaagde] aan Veilig Thuis kwalificeert namelijk niet als een publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW en alleen al daarom moeten de vorderingen van [eiseressen] worden afgewezen. Hoewel het begrip ‘publicatie’ in de zin van artikel 6:167 lid BW ruim moet worden opgevat en het dus op iedere openbaarmaking van toepassing kan zijn, is namelijk wel vereist dat het publiek kennis kon nemen van de publicatie en daar is in dit geval geen sprake van. Onder “publiek” wordt namelijk een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden verstaan. [gedaagde] heeft haar zorgen gemeld bij (één medewerkster van) Veilig Thuis, de instantie waar zo’n melding ook gedaan hoort te worden. Het publiek kan geen kennisnemen van die melding; (andere) medewerkers van Veilig Thuis kwalificeren niet als “het publiek”. [eiseressen] hebben niet gesteld (en laat staan onderbouwd) dat [gedaagde] haar zorgen ook heeft gemeld op een manier waar het publiek wel kennis van kon nemen. Zoals [eiseressen] tijdens de mondelinge behandeling zelf ook terecht hebben gezegd, staat het [gedaagde] vrij om binnen de familie haar zorgen te uiten en levert dat dus ook geen publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW op. Ook de eigen familiekring kwalificeert namelijk niet als “publiek”.
Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat de melding onjuist of onvolledig was
2.4.
Zelfs als overigens sprake was geweest van een publicatie in de zin van artikel 6:167 lid 1 BW, dan nog was in deze zaak onvoldoende aannemelijk geworden dat de melding van [gedaagde] aan Veilig Thuis onjuist of onvolledig was. [gedaagde] heeft bij Veilig Thuis – in grote lijnen – gemeld dat (1) zij meerdere malen beschimmeld of bedorven voedsel heeft gevonden, (2) degene die de fentanylpleisters van [naam] vervangt niet volgens protocol werkt en ook niet bekwaam en bevoegd is om die pleisters te vervangen en (3) er misbruik wordt gemaakt van het inkomen van [naam]. Voor deze drie punten heeft [gedaagde] ook enige feitelijke onderbouwing in het geding gebracht. Maar nog belangrijker is dat [eiseressen] op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt dat deze drie punten onjuist en/of onvolledig zijn en daarom bestaat er geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen om de melding bij Veilig Thuis te rectificeren.
De proceskosten
2.5.
Hoewel het uitgangspunt in zaken tussen familieleden is, dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt, is er in deze zaak aanleiding om [eiseressen] te veroordelen om de proceskosten van [gedaagde] te betalen. [eiseressen] zijn namelijk een juridisch en inhoudelijk kansloze zaak tegen [gedaagde] gestart en daardoor hebben zij [gedaagde] volledig ten onrechte voor de rechter gesleept. Daarbij past dat [eiseressen] de proceskosten van [gedaagde] betalen. Die proceskosten worden begroot op:
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00 (het tarief voor een eenvoudige zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.213,00

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten van € 1.213,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseressen] dat niet op tijd doen en dit vonnis daarna wordt betekend, moeten [eiseressen] € 92,00 extra betalen en de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024.
3349 / 3195