In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagden met betrekking tot de uitvoering van een eerder vonnis van de kantonrechter. De kern van het geschil betreft een dennenboom in de achtertuin van gedaagden, waarvan takken overhangen in de achtertuin van eisers. De kantonrechter had in een vonnis van 29 september 2023 bepaald dat gedaagden de overhangende takken door een hovenier moesten laten snoeien. Echter, er is onduidelijkheid ontstaan over de exacte uitvoering van deze opdracht, met name over de interpretatie van de term 'tot de laatste naalden'. Eisers vorderen nu dat gedaagden worden veroordeeld om het vonnis van de kantonrechter na te komen, maar gedaagden betwisten de spoedeisendheid van de vordering en de wijze van snoeien zoals door eisers voorgesteld.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet voldoende duidelijk is hoe de overhangende takken precies moeten worden gesnoeid volgens het eerdere vonnis. De voorzieningenrechter kan daarom niet ingaan op de vordering van eisers, omdat er geen eenduidige uitleg is van de kantonrechter over de uitvoering van het vonnis. Bovendien hebben eisers hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, wat de situatie verder complicaties met zich meebrengt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 1.213,00.
Dit vonnis is uitgesproken op 24 juni 2024 door mr. J.B. Smits en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.