In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een vonnis in incident van 19 juni 2024. De curator van B.V. Machinefabriek M.K.B. heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die als bestuurder van de failliete onderneming is veroordeeld tot betaling van het boedeltekort. De curator vordert een bedrag van € 715.762,00, te vermeerderen met kosten en rente. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt dat de curator niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat de aansprakelijkheid nog niet vaststaat door het lopende hoger beroep tegen het vonnis van 17 februari 2021. De rechtbank heeft in het incident geoordeeld dat de vordering tot niet-ontvankelijkheid van de curator materieel strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat een incident op grond van artikel 351 Rv in hoger beroep moet worden ingesteld. De incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid is afgewezen, en [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 614,00. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een mondelinge behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun verhinderdata op te geven.