ECLI:NL:RBROT:2024:5977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10-077010-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor het bereiden en vervaardigen van cathinonen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor het bereiden en vervaardigen van cathinonen. De verdachte, geboren in 1999 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. E.B. Jobse. De officier van justitie, mr. M. van Eck, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 en 5 maart 2024 in Rotterdam verschillende chemicaliën en industriële apparatuur voorhanden had, die bestemd waren voor de vervaardiging van synthetische drugs. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de goederen in de bestelbus en dat de aangetroffen spullen voor zijn bouwbedrijf waren. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk wist welke goederen hij in zijn bezit had, mede op basis van DNA-sporen en andere bewijsstukken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk bereiden en vervaardigen van cathinonen, en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op. Tevens werden de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-077010-24
Datum uitspraak: 24 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ( [land] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is primair aangevoerd dat de aangetroffen goederen niet door het NFI zijn getest, waardoor het onvoldoende is komen vast te staan dat de goederen de ten laste gelegde chemicaliën betreffen.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de voorbereidingshandelingen. Met betrekking tot de goederen die in de Renault Trafic zijn aangetroffen heeft de verdachte een alternatieve verklaring afgelegd, inhoudende dat hij van een bekende één jerrycan met aceton heeft gekocht om te gebruiken voor de werkzaamheden van zijn bouwbedrijf. De verdachte heeft van deze persoon de sleutel van diens bus gekregen om de jerrycan uit de bus te halen; hij heeft geen wetenschap gehad van de andere goederen die zich in de bus bevonden. Dat zijn DNA is aangetroffen op verschillende spullen in de bus, maakt dit niet anders. Van de sporen zijn mengprofielen aangemaakt, wat het DNA-bewijs onbetrouwbaar maakt. Bovendien is de bewijskracht van de DNA-sporen niet berekend en zijn zij aangetroffen op verplaatsbare spullen, die geen verband houden met het ten laste gelegde feit. De verdachte gaat regelmatig met verschillende busjes naar zijn werk en kan daarom op een eerder moment met de spullen in aanraking zijn gekomen. De goederen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, gebruikt hij voor zijn bouwbedrijf.
De verdediging heeft meer subsidiair aangevoerd dat, indien de rechtbank wel bewezen acht dat de verdachte opzet gehad heeft op de voorbereidingshandelingen door het voorhanden hebben van één jerrycan met aceton, de rol van de verdachte zo summier is, dat er hoogstens sprake is van medeplichtigheid, hetgeen niet ten laste is gelegd.
4.2.
Beoordeling
Op 4 maart 2024 heeft de verdachte een jerrycan met aceton uit een bestelbus van het merk Renault Trafic gehaald. Vervolgens zijn in de laadruimte van deze bestelbus nog meer jerrycans aangetroffen. Op 5 maart 2024 is de politie binnengetreden in de woning van de verdachte. Daar zijn verschillende goederen aangetroffen waaronder een fles aceton, vier flessen methanol, vijf blikken tolueen, een industrieel roerwerk en een industriële mengsilo.
De rechtbank is – anders dan de verdediging – van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat een deel van de goederen die in de Renault Trafic zijn aangetroffen, chemicaliën betroffen. De jerrycans zijn door het LFO onderzocht door middel van een identificatieapparaat. De rechtbank heeft geen reden om aan de resultaten van dit onderzoek te twijfelen. De verdediging heeft niet onderbouwd waarom deze resultaten onbetrouwbaar zouden zijn. Bovendien zijn er soortgelijke chemicaliën aangetroffen in de woning van de verdachte, waarvan de verpakkingen voorzien waren van bijbehorende etiketten.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat hij geen wetenschap had van de goederen die zich in de Renault Trafic bevonden, onaannemelijk. In de bestelbus zijn op verschillende plekken DNA-sporen van de verdachte aangetroffen, namelijk op een rugzak op de bijrijdersstoel en een drinkflesje in de laadruimte. Daarnaast vormen het feit dat de verdachte de sleutel van de bestelbus in zijn onderbroek bewaarde en de reactie van de verdachte toen de politie hem controleerde – hij had zweetdruppels op zijn voorhoofd en begon te trillen – contra-indicaties voor de verklaring van de verdachte dat hij geen enkel idee had van de goederen die zich in de bestelbus bevonden. Bovendien heeft de verdachte wisselend verklaard en heeft hij geen concrete, verifieerbare verklaring afgelegd over de bekende van wie de bestelbus zou zijn. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte wist welke goederen zich in de Renault Trafic bevonden.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor de werkzaamheden van zijn bouwbedrijf, eveneens onaannemelijk. Het gaat om grote hoeveelheden van verschillende chemicaliën. Uit het onderzoek van het LFO volgt dat de combinatie van deze chemicaliën zeer waarschijnlijk bedoeld is voor de vervaardiging van cathinonen. De jerrycans waren bovendien voorzien van namaak etiketten, die niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Het betreffen typische etiketten die vaker worden aangetroffen bij productielocaties van synthetische drugs of precursoren. Daarnaast zijn er in de woning van de verdachte verschillende goederen aangetroffen, zoals een industrieel roerwerk en een mengsilo, die meer passen bij de productie van synthetische drugs dan bij een bouwbedrijf. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte ook wist dat deze goederen bestemd waren voor de vervaardiging van synthetische drugs.
De overtuiging van de rechtbank wordt bovendien gesterkt doordat in de woning van de verdachte een kentekenbewijs is aangetroffen van een voertuig waarin kort voor de ten laste gelegde datum cathinonen zijn aangetroffen. Daarnaast is in de bestelbus een document aangetroffen met het adres [adres 2] waar, eveneens kort voor de ten laste gelegde datum, een reeds ontmanteld drugslab is aangetroffen en waar een DNA-spoor en een vingerafdruk van de verdachte zijn gevonden.
Nu de rechtbank niet uitgaat van de verklaring van de verdachte, dat hij slechts één jerrycan met aceton voorhanden heeft gehad, slaagt het verweer van de verdediging dat de rol van de verdachte zo summier is dat hij hoogstens medeplichtig is, eveneens niet.
4.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk bereiden en vervaardigen van cathinonen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden,
te weten
- het opzettelijk bereiden en
- het opzettelijk vervaardigen
van cathinonen- voorwerpen, stoffen
engelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
– 20 jerrycans methylamine in water (400 liter) en
– 10 jerrycans aceton (200 liter) en
– 3 jerrycans zoutzuur (60 liter) en
– 4 jerrycans tolueen (80 liter) en
– 1 jerrycan dichloormethaan (20 liter) en
– 1 jerrycan wasbenzine (aardolieproduct) (20 liter) en
– 4 flessen methanol (4 liter) en
– een vacumeerapparaat en vacumeerzakken en
– een (grote industriële) mengsilo of mengton en
– een industriële weegschaal en
– een industrieel roerwerk en
– lamineerfolie en
– één doos latex handschoenen en
– contante geldbedragen in Euro (Eur 1.800,00; Eur 4.000,00).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk bereiden en vervaardigen van synthetische drugs. De verdachte heeft verschillende chemicaliën en voorwerpen voorhanden gehad die gebruikt worden voor de vervaardiging van cathinonen (zoals 3-CMC, 3-MMC, 4-CMC en 4-MMC). Hiermee heeft de verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Het vervaardigen van synthetische drugs vindt meestal plaats in gevaarlijk opgezette drugslabs waarbij er een groot gevaar is voor ontsnapping van giftige gassen en voor explosies. Bovendien is het gebruik van synthetische drugs schadelijk voor de volksgezondheid en zorgt het voor veel overlast in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat dit, gelet op de aangetroffen hoeveelheid chemicaliën en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, niet passend is. Alles afwegend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en zijn naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aangetroffen coupures, die niet gangbaar zijn in het dagelijkse verkeer, tot het begaan van het bewezen misdrijf bestemd.
Datzelfde geldt niet voor de mobiele telefoons. Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen als volgt:
- verklaart de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd als bijkomende straf voor het feit;
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. P. Joele en J.T.P. Pot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024 te Rotterdam,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne en/of MDMA en/of methamfetamine en/of cathinonen, in elk geval (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
– één of meerdere telefoons (iPhone; Samsung; Xiaomi Redmi) en/of
– een voertuig van het merk/type “Kia Optima”, kenteken: [kentekennummer 1] en/of
– een voertuig van het merk/type “Renault Traffic”, kenteken: [kentekennummer 2] en/of
– 20 jerrycans methylamine in water (400 liter) en/of
– 10 jerrycans aceton (200 liter) en/of
– 3 jerrycans zoutzuur (60 liter) en/of
– 4 jerrycans tolueen (80 liter) en/of
– 1 jerrycan dichloormethaan (20 liter) en/of
– 1 jerrycan wasbenzine (aardolieproduct) (20 liter) en/of
– 4 flessen methanol (4 liter) en/of
– een vacumeerapparaat en/of vacumeerzakken en/of
– een (grote industriële) mengsilo en/of mengton en/of
– een industriële weegschaal en/of
– een industrieel roerwerk en/of
– lamineerfolie en/of
– één doos latex handschoenen en/of
– contante geldbedragen in Euro (Eur 1.800,00; Eur 4.000,00).