ECLI:NL:RBROT:2024:5968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10/260491-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van explosies in Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Reuver en Venlo

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2004 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van explosies in Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Reuver en Venlo. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte werd vrijgesproken van de feiten 1 en 4, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. Voor de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op ontploffingen in Capelle aan den IJssel en Reuver, was er weliswaar een DNA-spoor van de verdachte aangetroffen, maar dit was onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden aangemerkt als de gebruiker van een telefoonnummer dat in de nabijheid van de ontploffingen actief was. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beslissing genomen over de gevorderde schadevergoedingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/260491-23
Datum uitspraak: 30 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffingen in woningen aan de Jensiusstraat in Rotterdam (feit 1), aan de Ericastraat in Capelle aan den IJssel (feit 2), aan de Hazenkamp in Reuver (feit 3) en in panden aan de Leutherweg en de Zwarteweg in Venlo (feit 4)

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde (met uitzondering van het ten laste gelegde te duchten levensgevaar);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers en andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten inspanningsverplichtingen om adequate vrijetijdsbesteding en structurele dagbesteding te vinden en op legale wijze inkomen te verkrijgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van de feiten 1 en 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder de feiten 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De ontploffing aan de Ericastraat in Capelle aan den IJssel op 8 mei 2023 is veroorzaakt door een brandbom. Door de ontploffing is schade ontstaan en is zwaar lichamelijk letsel aan personen te duchten geweest. Bij de woning zijn restanten van de brandbom aangetroffen en bemonsterd, waaronder een drinkfles en dop. Het DNA van de verdachte is daarop aangetroffen. Daarnaast is gebleken dat het telefoonnummer eindigend op -359, dat aan de verdachte kan worden toegeschreven, rondom het tijdstip van de ontploffing een zendmast nabij de plaats delict aanstraalt. De combinatie van deze omstandigheden maakt dat de officier van justitie van oordeel is dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Ook ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde wijst de officier van justitie op het telefoonnummer dat aan de verdachte wordt toegeschreven en dat, samen met de telefoonnummers van twee medeverdachten, rondom het tijdstip van de ontploffing in Reuver op 6 maart 2023 een zendmast aanstraalt bij Tegelen. Deze zendmast is gelegen in de nabije omgeving van Reuver. Uit het dossier is vervolgens af te leiden dat één van de medeverdachten op beeld staat terwijl hij een explosief bij de woning aan de Hazenkamp in Reuver plaatst. Van deze medeverdachte is DNA op de plaats delict aangetroffen. Omdat de telefoons van de verdachten allemaal rond het tijdstip van de ontploffing zendmasten aanstralen in Tegelen en de medeverdachte wordt herkend als degene die het explosief heeft geplaatst, concludeert de officier van justitie dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het onder feit 3 ten laste gelegde.
4.2.2.
Beoordeling
Het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte in de zin van medeplegen zou met name zijn gelegen in de omstandigheid dat het telefoonnummer dat eindigt op -359 ten tijde van beide ontploffingen een zendmast in de nabije omgeving van de plaatsen delict aanstraalt en op één van de momenten kort voor de ontploffing contact heeft met het telefoonnummer van een medeverdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar gedurende een periode gebruik heeft gemaakt van dit telefoonnummer, maar dat dat niet het geval was op de data dat de ontploffingen hebben plaatsgevonden. Hij zou het telefoonnummer in gebruik hebben gegeven aan familieleden.
Hoewel de rechtbank de redenering van het openbaar ministerie kan volgen, bevat het dossier ook aanwijzingen die passen bij de verklaring van de verdachte dat het betreffende telefoonnummer niet exclusief bij hem in gebruik was. Het betreffende telefoonnummer staat immers op naam van de vader van de verdachte en de politie schrijft het in een onderzoek naar het telefoonnummer van de medeverdachte over de periode van 1 juni 2023 tot en met 25 juli 2023 toe aan de oudere broer van de verdachte. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat de simkaart met het betreffende telefoonnummer gedurende van 27 februari 2023 tot en met 26 augustus 2023 niet in de Iphone XR van de verdachte heeft gezeten.
Dit alles maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de ontploffingen de gebruiker was van het telefoonnummer en gelet daarop ten tijde van de ontploffingen in de directe omgeving moet zijn geweest. Dat de verdachte in een eerder verhoor zou hebben verklaard dat hij de gebruiker was van het betreffende telefoonnummer, maakt dit niet anders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet bekend is wat de datum is van dit verhoor en dat de verdachte heeft verklaard dat hij dit nummer vóór de tenlastegelegde data in gebruik heeft gehad.
Wat overblijft is het DNA-spoor van de verdachte op de fles en de dop dat bij de plaats delict in Capelle aan den IJssel is aangetroffen. Hoewel dit spoor een aanwijzing kan zijn voor betrokkenheid, levert de enkele aanwezigheid van dit DNA-spoor op een verplaatsbaar object in de omgeving van de plaats delict onvoldoende wettig bewijs op om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen

5.1.
De benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert – conform de aanpassing ter terechtzitting – een vergoeding van € 52,90 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 3] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 133,15 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 4] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 13.474,94 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 5] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.500,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 6] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert – conform de aanpassing ter terechtzitting – een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 7] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert – conform de aanpassing ter terechtzitting – een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 8] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit . De benadeelde partij vordert – conform de aanpassing ter terechtzitting – een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 9] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert – conform de aanpassing ter terechtzitting – een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen allen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu de verdachte van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken. Daarom wordt geen straf of maatregel opgelegd en vindt ook artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing.
5.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 6] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 7] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 8] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 9] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer explosieven bij
de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres 2] naar binnen te gooien
en/ of deze op andere wijze in die woning te brengen en deze vervolgens tot
ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten deze woning en/ of goederen in de woning
en/ of naastgelegen woningen en/ of de goederen in die woningen en/ of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
die [slachtoffer 1] en/of bewoners van de omliggende woningen en/of daar
aanwezig zijnde personen en/ of toevallige passanten
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 8 mei 2023 te Capelle aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer explosieven bij
de woning van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]aan de [adres 3]
en[adres 4] naar binnen te gooien en/ of deze
op andere wijze in die woning te brengen en deze vervolgens tot ontploffing te
brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten deze woning en/ of goederen in de woning
en/of
naastgelegen woningen en/ of de goederen in die woningen en/ of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]en/ of bewoners van de omliggende woningen en/ of daar
aanwezig zijnde personen en/ of toevallige passanten
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 6 maart 2023 te Reuver, gemeente Beesel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning van [slachtoffer 5]
aan de [adres 5] door een cobra, althans een brandbaar
en/of explosief materiaal, te bevestigen op/aan en/of te plaatsen in de nabijheid
van een of meerdere flessen benzine, althans een vluchtige en/ of brandbare stof,
en/of (vervolgens) voornoemde cobra af te steken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten deze woning en/ of goederen in de woning
en/ of naastgelegen woningen en/ of de goederen in die woningen en/ of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
die [slachtoffer 5] en/ of bewoners van de omliggende woningen en/ of daar aanwezig
zijnde personen en/ of toevallige passanten
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 6 juli 2023 te Venlo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk op/aan/bij een pand aan de [adres 6] en/of een pand
aan de [adres 7] een ontploffing teweeg heeft gebracht door een cobra, althans
een brandbaar en/ of explosief materiaal, te bevestigen op/ aan en/ of te plaatsen in
de nabijheid van een of meerdere flessen benzine, althans een vluchtige en/of
brandbare stof, en/of (vervolgens) voornoemde cobra af te steken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten woningen en/ of goederen in die woningen
gelegen aan de [adres 6] en/ of [adres 7] en/ of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoners en/of aanwezige personen op/nabij de [adres 6] en/of de
[adres 7]
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)