ECLI:NL:RBROT:2024:5967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10/281201-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van ontploffing en bedreiging in Rotterdam

Op 23 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ontploffing in Rotterdam op 21 september 2023. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, het beschadigen van een woning en het bedreigen van de bewoners. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een explosief had geplaatst bij de voordeur van een woning, wat leidde tot een ontploffing. De rechtbank vond voldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de plannen en een actieve rol had gespeeld in de uitvoering van het delict. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, bestaande uit een locatie- en contactverbod voor 5 jaar. De vorderingen van benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/281201-23
Datum uitspraak: 23 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2000,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 2 mei 2024 en 23 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 29 maart 2024, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het uit te voeren toezicht;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een locatieverbod en contactverbod, voor de duur van 5 jaren, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor een andere rol dan die van chauffeur. De verdachte kan niet als feitelijke pleger worden aangemerkt, immers heeft hij het explosief niet aangestoken. Daarnaast kan hij niet als medepleger worden aangemerkt vanwege het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De medeverdachten die anders verklaren zijn niet betrouwbaar en hun verklaringen kunnen daarom niet worden gebezigd voor het bewijs. Verder heeft de verdachte geen opzet gehad op het gronddelict. De verdachte had immers geen wetenschap van het feit dat de medeverdachten die hij vervoerde een explosief zouden plaatsen bij een woning. Objectief bewijs van het tegendeel ontbreekt. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging nog specifiek betoogd dat gelet op het dossier niet kan worden bewezen dat levensgevaar en gevaar voor zware mishandeling te duchten is geweest, zodat de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Op 21 september 2023 heeft een ontploffing aan de [adres 1] te Rotterdam plaatsgevonden. Op camerabeelden is te zien dat twee verdachten een pakketje van flesjes met daarin een vloeistof en – naar later blijkt – een cobra 6 bij de voordeur van de woning plaatsen en dit explosief vervolgens aansteken. Deze twee verdachten betreffen de minderjarige verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij verklaren dat zij in opdracht van een derde, te weten de verdachte [medeverdachte 3] , dit explosief bij de betreffende woning hebben geplaatst. Zij zijn door de verdachte [verdachte] die nacht vanuit Almere naar Rotterdam gebracht. Na afloop zijn zij door de verdachte [verdachte] weer teruggebracht naar een locatie in Amsterdam, waar een ontmoeting plaatsvond van de verdachte [verdachte] met [medeverdachte 3] .
De verdachte heeft verklaard dat hij die nacht als vriendendienst de medeverdachten naar Rotterdam heeft gereden. Hij had geen wetenschap van de plannen die de medeverdachten hadden en ook geen opzet daartoe. Hij was slechts de chauffeur. Voor zijn vriendendienst heeft hij € 100,- vergoeding gekregen.
Volgens de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was de verdachte echter wel degelijk op de hoogte van het feit dat zij een explosief zouden plaatsen bij een woning in Rotterdam. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in dit verband verklaard dat de verdachte op de hoogte was van het adres, dat de verdachte een tasje met daarin het explosief en de aansteker aan de medeverdachten heeft gegeven en gedurende die nacht meermalen contact heeft gehad met de opdrachtgever. Daarnaast zou de verdachte na afloop van het plaatsen van het explosief hebben gevraagd of ‘het gelukt was’ en ‘of de lont goed was aangestoken’. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft in dit verband verklaard dat de verdachte, toen de medeverdachte voorafgaand aan het plaatsen van het explosief zijn twijfels uitte, tegen hem zei dat hij ‘het gewoon moest doen’.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Dat mogelijk sprake is van wisselende verklaringen of tegenstrijdigheden daarin doet aan de voor de verdachte belastende kern daarvan niet af. Beide verklaringen zijn immers onafhankelijk van elkaar in een verhoorsituatie tot stand gekomen en – zo leidt de rechtbank daaruit af – terughoudend en overduidelijk met angst voor repercussies afgelegd. Daarbij is niet een beeld ontstaan van twee medeverdachten die de verdachte [verdachte] zouden willen belasten. Integendeel, de medeverdachten hebben zichzelf belast door een bekennende verklaring af te leggen over hun eigen rol en zijn kennelijk bang en zeer aarzelend in het geven van de informatie aan de politie.
Deze verklaringen tegenover de verklaring van de verdachte gezet, maken het verhaal van de verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank betrekt in dit verband ook de verklaring van de verdachte ter terechtzitting waaruit volgt dat hij wel degelijk wist dat deze ‘vriendendienst’ ‘geen zuivere koffie’ was.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte die nacht wel degelijk wetenschap had van de plannen en daartoe opzet heeft gehad. Voor haar overtuiging acht de rechtbank ook de chatberichten die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen van belang. Met name de berichten van 22 oktober 2023 met ene ‘ [naam] ’ zijn tekenend, nu uit deze berichten volgt dat de verdachte bekend is met explosieven, aangeeft bommen te verkopen en ter onderstreping daarvan een filmpje van een explosie elders in Nederland met ‘ [naam] ’ deelt. Ook is in de telefoon van de verdachte een chat van 3 augustus 2023 met medeverdachte [medeverdachte 3] gevonden waarin de verdachte meldt dat hij vorige keer op het adres [adres 2] is geweest, op welk adres in Spijkenisse de politie bij een vuurwerkonderzoek op 20 december 2023 een ruime hoeveelheid Cobra’s en kruit in de kelderbox heeft aangetroffen.
Tussen de verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , alsook [medeverdachte 3] , is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte heeft rondom de explosie contact gehad met de opdrachtgever en hem op de hoogte gehouden. Hij heeft daarbij naast het chaufferen ook een wezenlijke bijdrage geleverd door op voorhand druk uit te oefenen op de medeverdachte [medeverdachte 2] , het tasje met daarin het explosief en een aansteker aan de medeverdachten te geven, na afloop navraag te doen over het verloop van de actie en daarover te rapporteren aan de opdrachtgever. Hij heeft daarmee een bepalende rol gehad bij de voorbereidingen en bij het doen afgaan van de explosieven bij de woning en daarbij nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten.
Levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of er bij het doen afgaan van de explosieven, naast gemeen gevaar voor goederen (hetgeen niet is betwist), ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Om levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Uit het dossier volgt dat op het moment van de explosie in de woning aan de [adres 1] meerdere personen aanwezig waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort explosies brand kunnen veroorzaken, waardoor levensgevaar voor personen te duchten is. Daarnaast is naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat een dergelijke explosie zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor die personen kan veroorzaken. Dat de explosie in de nacht plaatsvond, terwijl de bewoners op dat moment in de woning op een hoger gelegen woonlaag lagen te slapen doet – zoals ook door de officier van justitie is betoogd – niets af aan het gevaarzettende karakter daarvan. Ook dit onderdeel is wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 september 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres 1] , een fles met vloeistof en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6), tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en nabijgelegen panden en de in die panden aanwezige goederen en auto's, en
- levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die panden aanwezige personen en personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
2.
hij op 21 september 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer] en anderen in de woning aanwezig heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een fles met vloeistof en/of
(zwaar) vuurwerk (Cobra 6) , te plaatsen op de deur van
haarwoning gelegen aan de [adres 1] , en aan te steken, waardoor de fles met vloeistof en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6) tot ontploffing is gebracht;
3.
hij op 21 september 2023 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres 1] , toebehorende aan Havensteder, heeft beschadigd ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:

1.primair,

medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

en

2.primair,

medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;

en

3.primair,

medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing bij een woning in Rotterdam en het beschadigen van deze woning, door het plaatsen en tot ontploffing brengen van een explosief bij de voordeur. Hierdoor is de voordeur ontzet en de woning beschadigd. De verdachte en zijn mededaders hebben zich hiermee ook schuldig gemaakt aan een zeer ernstige vorm van bedreiging van de bewoonster en haar gezin met (jonge) kinderen. Het tot ontploffing brengen van een explosief bij een woning is een zeer ernstig en intimiderend feit.
De verdachte heeft zelf niet het explosief bij de voordeur geplaatst maar juist een bepalende rol gespeeld bij het delict door (onder meer) twee minderjarige medeverdachten midden in de nacht naar de plaats delict te vervoeren, hen te voorzien van een explosief en aansteker en tevens door druk uit te oefenen op één van deze minderjarige medeverdachten, op het moment dat deze zijn twijfels had bij het plegen van het delict. Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Het teweegbrengen van ontploffingen is in Rotterdam aan de orde van de dag en heeft vaak tot doel personen te intimideren. De impact die het plaatsen van het explosief heeft gehad op de direct betrokkenen is groot, zo blijkt uit de toelichtingen van de vorderingen tot schadevergoeding van de vijf benadeelde partijen.
Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het ontstaan van die gevoelens van onveiligheid. De verdachte lijkt zich bij zijn handelen niks te hebben aangetrokken van de nadelige gevolgen van zijn handelen voor anderen en het voorzienbare gevaar voor letsel bij personen en voor schade aan de woning. .
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 maart 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Er zijn risicofactoren gelegen op een aantal leefgebieden, te weten dagbesteding, financiën, sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren. De verdachte heeft geen opleiding afgerond en geen stabiele baan of inkomen. Daarnaast wordt het sociaal netwerk als risicofactor gezien. Er is sprake van beïnvloedbaarheid door personen naar wie de verdachte loyaliteit voelt, waardoor hij impulsieve en eventueel slechte keuzes zou maken. De reclassering acht het van belang dat de verdachte vaardigheden aanleert om weerbaarder te worden tegen negatieve invloeden vanuit zijn sociaal netwerk. Daarnaast is het nodig dat hij een dagbesteding vindt met een vaste structuur, om stabiliteit op de leefgebieden te creëren. Het recidiverisico wordt op dit moment gemiddeld geschat.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank komt uit op een lagere onvoorwaardelijke straf dan geëist door de officier van justitie. Daartoe weegt mee de nog jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Naast voornoemde gevangenisstraf zal aan de verdachte ter voorkoming van strafbare feiten de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren worden opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor het gebied in een straal van 500 meter rondom de woning van het slachtoffer; de [adres 1] te ( [postcode] ) Rotterdam.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 1] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.768,80 aan materiële schade, een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 1.000,-- aan nader te onderbouwen schade (met het oog op een eventueel hoger beroep).
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 2] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 500,-- aan nader te onderbouwen schade (met het oog op een eventueel hoger beroep).
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 3] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 500,-- aan nader te onderbouwen schade (met het oog op een eventueel hoger beroep).
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 4] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 500,-- aan nader te onderbouwen schade (met het oog op een eventueel hoger beroep).
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde 5] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade en een vergoeding van € 500,-- aan nader te onderbouwen schade (met het oog op een eventueel hoger beroep).
Alle benadeelde partijen hebben gevorderd dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hen gevorderde schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de verdachte hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de vorderingen van de benadeelde partijen (met uitzondering van de gevorderde nader te onderbouwen schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaring in hun vorderingen, omdat de verdachte in de visie van de verdediging dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Subsidiair heeft de verdediging de vorderingen van de benadeelde partijen betwist.
De door de benadeelde partij [benadeelde 1] materieel gevorderde schade is onvoldoende onderbouwd.
De door de benadeelde partijen gevorderde immateriële schade is ook onvoldoende onderbouwd, zodat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen. Indien de rechtbank daar anders over denkt, heeft de verdediging verzocht de hoogte van het gevorderde bedrag te matigen.
De door de benadeelde partijen gevorderde nader te onderbouwen schade is eveneens onvoldoende onderbouwd en levert daarbij een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen dienen daarom ook ten aanzien van dit onderdeel niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen.
8.3.
Beoordeling
Materieel gevorderde schade
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vergoeding gevorderd in verband met geleden materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde 1] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank zal gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid de materieel gevorderde schade toewijzen overeenkomstig het gevorderde bedrag van € 1.768,80.
Immaterieel gevorderde schade
Alle benadeelde partijen hebben een vergoeding gevorderd in verband met geleden immateriële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] worden vastgesteld op € 5.000,-- en ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2] worden vastgesteld op € 3.000,--.
Nader te onderbouwen schade
Alle benadeelde partijen hebben een vergoeding gevorderd met het oog op een eventuele hoger beroep procedure.
De nader te onderbouwen schade betreft mogelijk toekomstige schade en is thans niet onderbouwd of geconcretiseerd. Bovendien is onzeker of deze kosten gemaakt zullen worden. Nu op dit moment niet is vast te stellen dat sprake is van schade, zullen de benadeelde partijen in dit deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte zal daarom hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de te vergoeden schadebedragen. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij(en) van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijk renteDe benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 21 september 2023.
Overig
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet:
- de benadeelde partij [benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 6.768,80, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
- de benadeelde partij [benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 3000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
- de benadeelde partij [benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
- de benadeelde partij [benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld;
- de benadeelde partij [benadeelde 5] een schadevergoeding betalen van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte wordt hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van deze bedragen. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 157, 285 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten in onderhavige zaak, te weten [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2001), [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 3] 2007) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2006), gedurende de proeftijd, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich niet bevinden in, op of rondom de [adres 1] te Rotterdam, gedurende de proeftijd na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
4. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten Cova(plus), of een andere gedragsinterventie die gericht is op het verbeteren van zijn cognitieve vaardigheden;
5. de veroordeelde zal zich inspannen tot het vinden en behouden van betaald werk en/of een opleiding met een vaste structuur;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op te houden in een straal van 500 meter rondom de [adres 1] te ( [postcode] ) Rotterdam;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 6.768,80 (zegge: zesduizendzevenhonderdachtenzestig euro en tachtig eurocent), bestaande uit € 1.768,80 aan materiële schade en € 5.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 1]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten
door de benadeelde partij [benadeelde 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van
de benadeelde partij [benadeelde 1]begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 1]te betalen
€ 6.768,80 (zegge: zesduizendzevenhonderdachtenzestig euro en tachtig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.768,80 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
68 (achtenzestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [benadeelde 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 1]en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 3.000 (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 2]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [benadeelde 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde 2] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 2]te betalen
€ 3.000 (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [benadeelde 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 2]en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 3]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [benadeelde 3]gemaakt, tot op heden aan de zijde van
de benadeelde partij [benadeelde 3]begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde 3]te betalen
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde 3], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 3]en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 4]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [benadeelde 4]gemaakt, tot op heden aan de zijde van
de benadeelde partij [benadeelde 4]begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 4]te betalen
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [benadeelde 4], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 4]en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde 5] , te betalen een bedrag van
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [benadeelde 5]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde 5] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 5]te betalen
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [benadeelde 5], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [benadeelde 5]en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres 1] ,
een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar)
vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of
ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto's, en/of
- levensgevaar en/ of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in die
panden aanwezige personen en/of personen die zich op het moment van de
ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden,
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 21
september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door op de deur van een pand, gelegen aan de [adres 1] ,
een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar)
vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontsteking en/of ontbranding en/of
ontploffing te brengen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen
panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of auto's, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in die panden aanwezige personen en/ of personen die zich op het moment van
de ontploffing in de nabijheid van de plek waar de ontploffing plaatsvond
bevonden,
te duchten was,
tot en/ of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
inof omstreeks de periode
van 20 september 2023 tot en met 21 september 2023 te Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is
geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door
- als bestuurder van een (personen)auto (een) tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) op te halen en/of naar de plaats delict te brengen, en/of
- in de buurt van de plaats delict te wachten en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) van de plaats delict vandaan te halen;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] en/ of anderen in de woning aanwezig en/ of ingeschreven heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of
(zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stof(fen), te plaatsen op de deur van zijn woning
gelegen aan de [adres 1] , en aan te steken, waardoor de fles met
vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk
(Cobra 6) en/of stof(fen), tot ontploffing is gebracht;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 21
september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] en/ of anderen in de woning aanwezig en/ of ingeschreven heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een fles met vloeistof, althans een explosieve/brandbare substantie en/of
(zwaar) vuurwerk (Cobra 6) en/of stoffen, te plaatsen op de deur van zijn woning
gelegen aan de [adres 1] , en aan te steken, waardoor de fles met vloeistof
althans een explosieve/brandbare substantie en/of (zwaar) vuurwerk (Cobra 6)
en/ of stoffen tot ontploffing is gebracht,
tot en/ of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode
van 20 september 2023 tot en met 21 september 2023 te Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is
geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door
- als bestuurder van een (personen)auto (een) tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) op te halen en/of naar de plaats delict te brengen, en/of
- in de buurt van de plaats delict te wachten en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) van de plaats delict vandaan te halen;
(art 285 lid
1Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub
1Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 21 september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres 1]
,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Havensteder, althans aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
heeft vernield en/ of beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt;
(art 352 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 21
september 2023 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw, te weten een woning, gelegen aan de [adres 1]
,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Havensteder, althans aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
heeft vernield en/ of beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt,
tot en/ of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode
van 20 september 2023 tot en met 21 september 2023 te Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk behulpzaam is
geweest bij en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door
- als bestuurder van een (personen)auto (een) tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en) op te halen en/of naar de plaats delict te brengen, en/of
- in de buurt van de plaats delict te wachten en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) van de plaats delict vandaan te halen;
(art 352 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)