ECLI:NL:RBROT:2024:5957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679706 / KG ZA 24-488
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een echtscheidingsconvenant in kort geding met betrekking tot geldvordering en verdeling van verkoopopbrengst van de woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiseres, die in het verleden gehuwd was met gedaagde, nakoming van een echtscheidingsconvenant. De partijen hebben twee meerderjarige kinderen en zijn in 2022 gescheiden. In het convenant zijn afspraken gemaakt over de kosten van de kinderen en de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning. Eiseres stelt dat gedaagde zijn verplichtingen uit het convenant niet nakomt, met name met betrekking tot de verdeling van de netto verkoopopbrengst van de woning die op 14 juni 2024 aan een derde zal worden geleverd.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juni 2024, waarbij eiseres vorderingen heeft ingediend die onder andere inhouden dat gedaagde moet meewerken aan de verdeling van de verkoopopbrengst en dat hij een bedrag van € 37.000,- aan eiseres moet voldoen. Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat er ook andere lasten van de woning en kosten van de kinderen verrekend moeten worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de gevorderde bedragen en dat er een spoedeisend belang is, gezien de aanstaande verkoop van de woning.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering tot indeplaatsstelling van gedaagde, omdat hij heeft verklaard zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 13 juni 2024 door mr. J.B. Smits.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679706 / KG ZA 24-488
Vonnis in kort geding van 13 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rockanje,
eiseres,
advocaat mr. S. Verweel-Nauman te Oostvoorne,
tegen
[gedaagde],
wonende te Oostvoorne,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met producties 1 tot en met 10;
  • de spreekaantekeningen en overgelegde bijlage van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2024 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn twee inmiddels (jong)meerderjarige kinderen geboren.
2.2.
Op 24 februari 2022 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Op 5 april 2022 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Ten tijde van de echtscheiding hebben partijen afspraken gemaakt die zij hebben vastgelegd in een echtscheidingsconvenant (hierna: ‘het convenant’). Het convenant maakt onderdeel uit van de echtscheidingsbeschikking en hierin is, voor zover nu van belang, het volgende opgenomen:

ARTIKEL 1. KINDEREN
(..)
1.2 -
Kosten kinderen
Met betrekking tot de kosten van de kinderen zijn partijen overeengekomen dat deze kosten voor rekening komen van de man.
(..)
3.6 -
Verkoop
(..)
Indien de woning conform deze bepaling wordt verkocht zal de gerealiseerde verkoopopbrengst, na
aflossing van de op de woning rustende schuld uit hoofde van hypothecaire geldlening, bij helfte
tussen partijen worden verdeeld, onder verrekening van de (netto) lasten ter zake van de woning,
waaronder de hypotheekrente, de premie(s) voor de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolissen en de
gemeentelijke eigenaarsheffingen, die de man per en na 22 oktober 2018 tot aan de datum van overdracht van de woning heeft c.q. zal hebben voldaan.
(..)
4.8 -
Vorderingen
Tot de gemeenschap van goederen behoort de vordering van de man uit hoofde van de inbreng van zijn eenmanszaak op [eenmanszaak gedaagde] . ter grootte van € 74.000,- per 31 december 2018. Deze vordering wordt aan de man toegedeeld.
Levering van de rechten voortvloeiende uit voornoemde vordering aan degene aan wie de vordering is toegedeeld vindt plaats door de ondertekening van dit convenant en de mededeling daarvan aan de
debiteur. De mededeling wordt gedaan door degene aan wie de vordering is toegedeeld.
Uit hoofde van de hiervoor genoemde toedeling dient de man aan de vrouw te voldoen € 37.000,-.
(..)”
2.4.
[gedaagde] woont nog in de voormalig echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres] te ( [postcode] ) Oostvoorne (hierna: ‘de woning’). [eiseres] woont sinds 22 oktober 2018 elders.
2.5.
De woning wordt op 14 juni 2024 notarieel geleverd aan een derde.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
I. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van het convenant, inhoudende dat de gerealiseerde verkoopopbrengst na aflossing van de op de woning rustende hypotheekschuld bij helfte tussen partijen wordt verdeeld onder verrekening van de nettolasten van de woning van € 29.332,86 die [eiseres] aan [gedaagde] dient te voldoen en onder verrekening van de vordering van € 37.000,- die [gedaagde] aan [eiseres] moet voldoen, waardoor het totaal aan [eiseres] uit te keren bedrag bestaat uit de helft van de verkoopopbrengst van de woning, vermeerderd met € 7.667,14. [eiseres] vordert een machtiging tot het te gelde maken van de woning, inhoudende dat zij de helft van de overwaarde van de woning ontvangt, te vermeerderen met € 7.667,14;
II. te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [gedaagde] voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning;
Subsidiair
III. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van het convenant, inhoudende dat de gerealiseerde verkoopopbrengst na aflossing van de op de woning rustende hypotheekschuld bij helfte tussen partijen wordt verdeeld en dat enkel en alleen de betwiste bedragen van [gedaagde] van € 48.914,00 en aan de zijde van [eiseres] van € 7.667,14 in depot bij de notaris blijven staan totdat in een uitvoerbare rechterlijke beslissing is vastgesteld hoe deze bedragen moeten worden verdeeld, waarbij [gedaagde] de kosten van dit depot draagt;
Meer subsidiair
IV. [gedaagde] te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan het in depot bij de notaris houden van de gehele netto verkoopopbrengst van de woning na levering aan de kopers totdat in een uitvoerbare rechterlijke beslissing is vastgesteld hoe deze opbrengst moet worden verdeeld, waarbij [gedaagde] de kosten van dit depot draagt;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] vordert nakoming van het convenant, inhoudende dat [gedaagde] zijn medewerking verleent aan het verrekenen van de eigenaarslasten zoals partijen hebben afgesproken in het convenant. [eiseres] moet de helft van de netto hypotheeklasten, de helft van de gemeentelijke eigenaarslasten en de helft van de premie van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolissen aan [gedaagde] voldoen. Dit is in totaal € 29.332,86.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer aan dat naast meer lasten van de woning, ook de kosten van de kinderen sinds het vertrek van [eiseres] uit de woning verrekend moeten worden.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.2.
Partijen zijn het niet eens over de vraag welke kosten op basis van het convenant moeten worden verrekend. [eiseres] stelt dat het gaat om de helft van de netto hypotheeklasten, de helft van de gemeentelijke eigenaarslasten en de helft van de premie van de aan de hypotheek gekoppelde spaarpolissen; [gedaagde] stelt dat het om meer kosten van de woning gaat en dat ook de kosten van de kinderen moeten worden verrekend. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in zijn standpunt en licht dit als volgt toe.
4.2.1.
In artikel 3.6 van het convenant is afgesproken welke lasten bij verkoop van de woning moeten worden verrekend. [eiseres] heeft uiteengezet in de dagvaarding dat zij op basis van dat artikel nog een bedrag van € 29.332,86 aan [gedaagde] moet betalen. [gedaagde] heeft dit bedrag onvoldoende gemotiveerd betwist. Volgens het overzicht dat [gedaagde] ter zitting heeft overgelegd, is [eiseres] de helft van € 82.958,- aan hem verschuldigd. Bij dit overzicht ontbreken echter de onderliggende stukken. Bovendien stelt [gedaagde] dat hij onder meer de premies van de brandverzekering heeft meegerekend in zijn berekening. In het convenant is niet opgenomen dat ook deze kosten moeten worden verrekend. Dit betekent dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij € 29.332,86 aan [gedaagde] moet betalen.
4.2.2.
Ten aanzien van de kosten van de kinderen hebben partijen in het convenant afgesproken dat [gedaagde] deze kosten draagt. Dat de toenmalige advocaat van [gedaagde] hem telefonisch heeft verteld dat deze kosten na verkoop van de woning kunnen worden verrekend, maakt dit niet anders. Dat ook deze kosten kunnen worden verrekend is immers niet in het convenant opgenomen. Partijen hebben dit dus kennelijk niet afgesproken. [eiseres] heeft daarover ter zitting nog verklaard dat de afspraken uit het convenant een ‘package deal’ waren en dat partijen er daarom bewust voor hebben gekozen dat [gedaagde] de kosten van de kinderen zou dragen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [eiseres] op dit punt dus niets verschuldigd aan [gedaagde] .
4.3.
[gedaagde] heeft voorts niet betwist dat hij op grond van artikel 4.8 van het convenant nog € 37.000,- aan [eiseres] is verschuldigd. Al het voorgaande betekent dat de geldvordering van [eiseres] voldoende aannemelijk is voor toewijzing in kort geding. [eiseres] heeft ook een spoedeisend belang bij haar geldvordering, omdat de woning 14 juni 2024 notarieel geleverd wordt aan een derde en dat voor die datum duidelijk moet zijn welk bedrag van de verkoopopbrengst aan [eiseres] toekomt en welk bedrag aan [gedaagde] toekomt.
4.4.
Dit betekent dat het primair gevorderde onder I. toewijsbaar is en als volgt wordt toegewezen. [gedaagde] wordt veroordeeld de notaris de opdracht te geven om de helft van de netto verkoopopbrengst, te vermeerderen met € 7.667,14, aan [eiseres] uit te betalen.
4.5.
Het primair gevorderde onder II. wordt afgewezen, omdat [gedaagde] ter zitting heeft verklaard zijn volledige medewerking te verlenen aan de overdracht van de woning. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden voor toewijzing van de gevorderde indeplaatsstelling.
4.6.
De vordering om het vonnis uitvoerbaar op de minuut te verklaren wordt afgewezen. De minuut komt al sinds 2002 niet meer in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor.
4.7.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het geven van de opdracht aan de notaris die betrokken is bij de levering van de woning, staande en gelegen te [adres] te ( [postcode] ) Oostvoorne, om na het passeren van de akte van eigendomsoverdracht de helft van de netto verkoopopbrengst, te vermeerderen met € 7.667,14, aan [eiseres] uit te betalen,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.3608/3195