ECLI:NL:RBROT:2024:5954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/10/680841 / KG RK 24-697
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming maritieme gerechtsdeskundige conform rapport Afkoersen op vaste maritieme gerechtsdeskundigen

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, hebben de verzoeksters, Serviacero Comercial, S.A. de C.V. en Chubb Seguros México S.A., een verzoek ingediend voor de benoeming van een maritieme gerechtsdeskundige. Dit verzoek volgde op een incident waarbij een lading stalen balken, vervoerd met het schip van Wagenborg, schade had opgelopen na een brand aan boord. De verzoeksters stelden dat zij onvoldoende informatie hadden ontvangen over de oorzaak van de brand en de daaropvolgende problemen met het schip, wat hen belette om hun rechten adequaat te verdedigen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek van Chubb c.s. en heeft besloten om een gerechtelijk onderzoek te gelasten naar de oorzaak van de (motor)problemen aan boord van het schip. De rechter benoemde de heer Jan van Esch als maritieme gerechtsdeskundige, die belast zal worden met het uitvoeren van het onderzoek. De rechter heeft ook bepaald dat Wagenborg c.s. en Onego volledige medewerking moeten verlenen aan de deskundige en dat zij toegang moeten geven tot het schip.

De rechter heeft de verzoeken van Chubb c.s. grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken die buiten de reikwijdte van het onderzoek vielen. De kosten van het gerechtelijk onderzoek zijn voor rekening van Chubb c.s., die een voorschot van € 7.500 moeten betalen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd tussen de partijen, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven op 26 juni 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/680841 / KG RK 24-697
Beschikking van de voorzieningenrechter van 26 juni 2024
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
SERVIACERO COMERCIAL, S.A. DE C.V.,
gevestigd te Guanajuato (Mexico),
2. de vennootschap naar buitenlands recht
CHUBB SEGUROS MÉXICO S.A.,
gevestigd te Mexico-Stad (Mexico),
verzoeksters,
advocaat mr. M.J. Hajdasinski en mr. B.T. Pos te Rotterdam
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGENBORG SHIPPING B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAALBORG B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
verweersters,
advocaat mr. P.J. Hoepel te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONEGO SHIPPING & CHATERING B.V.,
gevestigd te Albrandswaard,
verweerster,
advocaat mr. H.G.D. Hoek te Rotterdam.
Verzoeksters worden hierna Serviacero, Chubb en (gezamenlijk) Chubb c.s. genoemd.
Verweersters sub 1 en 2 worden hierna Wagenborg, Waalborg en (gezamenlijk) Wagenborg c.s. genoemd. Verweerster sub 3 wordt hierna Onego genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 17 juni 2024, met bijlagen 1 en 2;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 21 juni 2024;
- de pleitnota van Wagenborg c.s..
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn twee partij-experts aanwezig geweest: de heer [persoon A] aan de zijde van Chubb c.s. en de heer [persoon B] aan de zijde van Wagenborg c.s., die een toelichting hebben gegeven en vragen beantwoord. Voorts is mr. R. Sinke ter mondelinge behandeling aanwezig geweest namens Onego omdat mr. Hoek verhinderd was.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Serviacero is een Mexicaanse handelaar in grondstoffen. Zij kocht in 2023 een lading van 180 bundels stalen balken (hierna: de lading) van Arcelor Mittal Commercial Sections S.A. (hierna: AM). Chubb is de ladingverzekeraar van Serviacero.
2.2.
Waalborg is eigenaar van het motorschip ‘ [naam schip] ’ (hierna: het schip). Het schip wordt door Wagenborg geëxploiteerd.
2.3.
Het zeevervoer van de lading van Bilbao (Spanje) naar Altamira (Mexico) met het schip vond plaats op grond van de door bevrachter Onego afgegeven
non-negotiable express release bills of lading, waarop AM staat vermeld als
shipperen Serviacero als
consigneeen
notify party.
2.4.
De lading is in september 2023 aan boord van het schip geladen en zou rond 18 november 2023 in Altamira aankomen. Vlak voor het bereiken van deze bestemming heeft een brand plaatsgevonden aan boord van het schip. Het schip kampte vervolgens onder meer met uitval van alle elektriciteit en motorproblemen.
2.5.
Op enig moment na de brand is averij-grosse verklaard.
2.6.
Het schip bevindt zich momenteel op de zusterwerf van Wagenborg in Delfzijl en is daar drooggezet voor reparaties.

3.Het verzoek

3.1.
Chubb c.s. verzoeken de voorzieningenrechter om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren:
 een gerechtelijk onderzoek (“volledig”) te gelasten naar de oorzaak van het ontstaan van de (motor)problemen aan boord van de ‘ [naam schip] ’ en de daaruit voortvloeiende en voort te vloeien schade ex art. 8:495 BW en een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen deskundige te benoemen, waartoe zij voorstellen expert Jan van Esch van Artium Experts;
 aan deze deskundige toestemming te verlenen om stukken, zoals mede genoemd in paragraaf 19 van het verzoekschrift alsmede de stukken die door de te benoemen deskundige van belang worden geacht, in te zien en mee te nemen en daarvan gewaarmerkte afschriften te doen vervaardigen;
 Verweersters alsmede de ‘ [naam schip] ’ en haar bemanning te bevelen hun volledige medewerking te geven aan de deskundige om op eerste verzoek alle relevante documenten in te (laten) zien, zoals genoemd in paragrafen 18 en 19 en zoals door de deskundige van belang geacht;
 toestemming te verlenen aan de partij-experts Kurt Vanderspinne, Bert Smets en Aslam Dadssi van Chubb c.s. om de gerechtsexpertise bij te wonen, mede aan boord van het schip;
 te bepalen dat de kosten van het gerechtelijk onderzoek voor rekening van verweersters althans Onego althans Waalborg althans Wagenborg komen;
 alles op straffe van een dwangsom van EUR 25.000 met een maximum van EUR 500.000, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of dagdeel dat verweersters in strijd handelen met of in gebreke blijven om aan de te wijzen beschikking geheel of gedeeltelijk te voldoen.
3.2.
Wagenborg c.s. voeren verweer en concluderen primair dat het verzoek moet worden afgewezen, subsidiair dat het verzoek wordt toegewezen met de in de pleitaantekeningen van Wagenborg c.s. genoemde beperkingen, onder meer ten aanzien van de onderzoeksonderwerpen.
3.3.
Onego refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Zij geeft aan dat zij bij toewijzing van het verzoek een kopie wenst te ontvangen van de documenten die in dat verband aan Chubb c.s. zullen worden overhandigd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit is een internationale zaak omdat Serviacero en Chubb in Mexico zijn gevestigd en Wagenborg c.s. en Onego in Nederland. De voorzieningenrechter moet ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De Nederlandse rechter is bevoegd op grond van artikel 4 lid 1 en/of 35 Brussel I bis-Verordening omdat Wagenborg c.s. en Onego in Nederland zijn gevestigd. Dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam bevoegd is, is niet in geschil.
4.2.
De verzoeken van Chubb c.s. strekken tot benoeming van een maritieme gerechtsdeskundige “volledig”, om onderzoek te doen naar de (technische) oorzaak van de (motor)problemen van het schip. Ter verdere onderbouwing voeren zij aan dat zij na de problemen op het schip in november 2023 maandenlang nergens van op de hoogte zijn gehouden en dat zij door het uitstaan van de AIS en het gebrek aan communicatie lange tijd in het duister hebben getast over de locatie van de lading en de datum van aflevering. Het onderzoek naar de omstandigheden waaronder de brand op het schip en de gevolgschade zijn ontstaan en de toestand van het schip voor en bij aanvang van de reis naar Mexico is van belang voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Wagenborg c.s. en Onego, alsmede voor de mogelijk op Chubb c.s. rustende bijdrageverplichting in averij-grosse.
4.3.
Wagenborg c.s. betwist dat Chubb c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Na de brand en het uitvallen van alle elektriciteit aan boord is het schip als dood schip naar Texas (Amerika) gesleept en daar op 25 november 2023 aangekomen. De AIS is uitgevallen als gevolg van de elektriciteitsstoring, maar het sleepschip was te volgen.
Toen bleek dat (tijdelijke) reparaties in Amerika niet op acceptabele voorwaarden uitgevoerd konden worden, is in overleg met Onego en Barbuss – een tussenpersoon die in deze situatie optrad voor zowel AM als Chubb c.s. – besloten het schip naar Delfzijl te slepen voor reparatie. Chubb c.s. waren via Barbuss op de hoogte van de sleepreis vanaf Texas naar Delfzijl en hebben voordat de sleepreis eind januari 2024 zou aanvangen ruim twee maanden de gelegenheid gehad om onderzoek te laten verrichten aan boord. Vervolgens hebben zij vanaf maart 2024 gelegenheid gehad om onderzoek te laten verrichten toen het schip in Delfzijl lag. Zij hebben dat nagelaten. Voorts geldt dat reeds grote delen van het schip zijn gerepareerd en daartoe onder meer de hoofdmotor volledig is gedemonteerd en zijn onderdelen zijn vervangen.
Het verzoek van Chubb c.s. komt dus te laat en is bovendien nu niet meer uitvoerbaar, aldus Wagenborg c.s.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Chubb c.s. een, gegeven de bijzonderheden van het geval, voldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoeken en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
Tegenover de hiervoor weergegeven betwisting van Wagenborg c.s. staat de reactie van Chubb c.s., die met grote stelligheid bepleit hebben (en ook enigszins onderbouwd) dat zij na de brand juist niet beschikten over informatie over de lading en het schip en dat zij daar vaak, maar tevergeefs, om hebben gevraagd. Wagenborg c.s. hebben vooral toegelicht dat over de brand, sleepreis, aankomst in Delfzijl en reparaties steeds met AM en/of Onego en/of Barbuss is gecommuniceerd, maar vooralsnog blijkt niet uit stukken (bijvoorbeeld uit verzonden e-mails) dat al die communicatie ook daadwerkelijk is gedeeld met Chubb c.s. (of een vertegenwoordiger).
De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat Chubb c.s. vanwege het uitvallen van de AIS en het niet verkrijgen van de gevraagde relevante informatie van Wagenborg c.s. en Onego ook nu nog een redelijk belang hebben bij het vergaren van informatie over de toedracht van de brand en de daarop volgende problemen door middel van een gerechtelijk onderzoek. Hoewel aan Wagenborg c.s. kan worden toegegeven dat er veel tijd is verstreken tussen de brand en het indienen van het verzoekschrift is voldoende aannemelijk dat Chubb c.s. in die tijd niet wisten wat de situatie van het schip en de lading was en ook niet beschikten over de informatie die zij redelijkerwijs nodig hadden om dit rekest in te dienen. Een verzoek als dit konden zij immers niet doen als/zolang het schip in (Noord- of Zuid-) Amerika dan wel op volle zee was. In dat verband verdient opmerking dat Wagenborg c.s. niet, voor of tijdens de zitting en kennelijk evenmin in de sedert de zitting verstreken tijd, de volgens hen opgemaakte rapporten aan Chubb c.s. ter beschikking hebben gesteld.
4.6.1
Voorts biedt artikel 8:495 BW, anders dan Wagenborg c.s. heeft betoogd, een grondslag voor de verzoeken van Chubb c.s. Op grond van artikel 8:495 BW kunnen (onder meer) ladingbelanghebbenden een gerechtelijk onderzoek verzoeken naar de oorzaak van verlies of schade aan de lading vóór, bij of terstond na de aflevering van de lading. Terecht is niet in geschil dat Serviacero en Chubb belanghebbenden zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat Nederlands recht op grond van artikel 10:163 BW van toepassing is nu het schip zich in Delfzijl bevindt en niet ter discussie staat dat de lading daar wordt (of inmiddels is) overgeslagen naar een ander schip om vervolgens de reis naar Altamira te hervatten, waarna aflevering zal plaatsvinden.
Zo nodig bieden artikelen 202 Rv en 194 e.v. Rv (in samenhang met artikel 10:3 BW) ook voldoende grondslag voor toewijzing van de verzoeken.
4.6.2
De gedachte achter de mogelijkheid om benoeming van een maritieme gerechtsdeskundige te verzoeken zoals bedoeld in het rapport ‘Afkoersen op vaste maritieme gerechtsdeskundigen’ is gelegen in het zo snel mogelijk creëren van een
level playing fielden een einde te maken aan informatieongelijkheid zoals die ook in dit geval bestaat. Gelet op deze gedachte en het evidente belang van Chubb c.s. om in deze situatie informatie te vergaren over de oorzaak van de brand en de motorproblemen aan boord, bestaat er voldoende grond voor benoeming van een maritieme gerechtsdeskundige. Dat er volgens Wagenborg c.s. al uitgebreid onderzoek aan boord heeft plaatsgevonden doet aan het belang van Chubb c.s. niet af, omdat vast staat dat die onderzoeksresultaten niet met Chubb c.s. zijn gedeeld en het verzoek van Chubb c.s. er juist toe strekt om (onder andere) die informatie te verkrijgen.
4.7.
Ter zitting is door expert Radder toegelicht dat er door het tijdsverloop en gedane reparaties aan boord van het schip weinig te zien is voor een maritieme gerechtsdeskundige: de machinekamer is gestript, de hoofdmotor is gedemonteerd en de hulpmotoren zijn niet aanwezig. De voorzieningenrechter gaat uit van de juistheid van die toelichting. Weliswaar is dus onzeker wat de gerechtsdeskundige tijdens zijn bezichtiging aan boord nog zou kunnen constateren, maar dat is op zichzelf geen reden om de verzoeken van Chubb c.s. af te wijzen. Deskundige Peeters heeft aangegeven dat een bezoek aan het schip in elk geval zinvol is om een beter algemeen beeld te verkrijgen. Het belang van Chubb c.s. bij het verkrijgen van informatie over de toedracht rechtvaardigt dat de gerechtsdeskundige de kans krijgt om alsnog een onderzoek aan boord te doen. De opgeworpen bezwaren van Wagenborg c.s., dat een onderzoek de reparaties die al maanden aan gang zijn zal vertragen en zal leiden tot negatieve gevolgen voor de planning van de werf, de onderaannemers, inkomsten en hogere kosten van de werf, zijn niet van zodanig gewicht dat deze zwaarder wegen dan het belang van Chubb c.s.. Als het namelijk klopt dat de gerechtsdeskundige door de reeds uitgevoerde reparaties weinig over het ontstaan van de brand en motorproblemen kan constateren, is de verwachting dat een bezichtiging aan boord niet veel tijd in beslag zal nemen en dat de vertraging bij de reparaties van het schip en de overige genoemde negatieve gevolgen zeer beperkt zullen zijn en in elk geval niet onredelijk bezwarend.
4.8.
De voorzieningenrechter zal het eerste verzoek van Chubb c.s. toewijzen en een gerechtelijk onderzoek gelasten naar de oorzaak van het ontstaan van de (motor)problemen aan boord van het schip en de daaruit voortkomende schade. De voorzieningenrechter constateert dat er geen bezwaren zijn geuit tegen de door Chubb c.s. voorgestelde deskundige en zal de heer Jan van Esch benoemen als maritieme gerechtsdeskundige “volledig” als bedoeld in het rapport ‘Afkoersen op vaste maritieme gerechtsdeskundigen’.
4.9.
Het tweede verzoek van Chubb c.s. strekt ertoe om de maritieme gerechtsdeskundige diverse opdrachten te verstrekken als weergegeven onder randnummer 18 van het verzoekschrift. De opdrachten om een volledig nautisch en technisch onderzoek in te stellen over de gehele tocht vanuit Bilbao tot aan de schadelocatie (A.) en om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak en omstandigheden die hebben geleid tot het schade evenement aan boord van het schip (B.) zijn evident relevante onderdelen van het gerechtelijk onderzoek. Het gevraagde onderzoek naar de redenen waarom de AIS uitgeschakeld bleef sinds 18 november 2023 (C.) naar de thans ontstane kosten alsmede naar het alternatief, het lossen van de lading te Mexico of Houston (D.) en eventuele bewarende maatregelingen, gedaan na het schade evenement (G.) vallen naar het oordeel van de voorzieningenrechter buiten de reikwijdte van het onderzoek naar de toedracht. Zij zouden eventueel van belang kunnen zijn voor het onderzoek naar de schade in het licht van een schadebeperkingsplicht, doch het voert te ver om dat nu, in het kader van dit onderzoek, uit te zoeken. De in dat kader relevante informatie is van wezenlijk andere aard en het spoedeisende belang van het nu reeds onderzoeken daarvan is niet behoorlijk toegelicht. Dat onderzoek kan net zo goed wachten tot een (eventuele) bodemprocedure.
De gevraagde opdrachten om de
chief engineeren kapitein te horen in bijzijn van partijen (E.), onderzoek in te stellen naar de staat van onderhoud van motoren, machines, elektrische en technische uitrusting aan boord van het schip in de periode van 12 maanden voor het incident (F.) zijn wel relevante onderdelen van het gerechtelijk onderzoek. Daarbij wordt het aan de deskundige overgelaten of het horen als bedoeld onder E nog nodig is als hij in het bezit wordt gesteld van de kennelijk bestaande schriftelijke verklaringen van deze personen. De voorzieningenrechter zal de gevraagde opdrachten, behalve C., D. en G, verstrekken aan de deskundige.
4.10.
Het derde verzoek van Chubb c.s. strekt ertoe om aan de deskundige kopieën te doen verstrekken van de door hem noodzakelijk geachte documenten, waaronder de in randnummer 19 in het verzoekschrift onder 1 tot en met 43 genoemde documenten. Ter zitting hebben Chubb c.s. desgevraagd aangegeven dat zij ermee kunnen instemmen dat het ter discretie van de deskundige wordt gelaten welke stukken voor het gerechtelijk onderzoek van belang zijn en aan de deskundige moeten worden verstrekt. De voorzieningenrechter zal dit verzoek op deze wijze toewijzen. Daarbij wordt opgemerkt dat het op dit moment onvoldoende aannemelijk is dat bepaalde van de in het rekest genoemde stukken vertrouwelijke informatie van Engelse advocaten bevatten die (naar Engels recht) onder het verschoningsrecht van die advocaten valt en niet verstrekt zou kunnen worden, zoals door Wagenborg c.s. is betoogd. Daarbij komt dat niet valt in te zien welk belang in deze zaak toekomt aan regels van Engels recht. Van de deskundige wordt verwacht dat hij zo spoedig mogelijk een heldere opsomming geeft van de stukken die hij nodig heeft.
4.11.
Het vierde verzoek wordt gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende is dat per partij (Chubb c.s. als 1 partij gerekend, net als Wagenborg c.s.) één expert aanwezig is bij de bezichtiging aan boord van het schip.
4.12.
De voorzieningenrechter zal het vijfde verzoek afwijzen omdat er geen grond is om af te wijken van het uitgangspunt dat een verzoekster de kosten van een gerechtelijk onderzoek zelf draagt. De voorzieningenrechter zal bepalen dat Chubb c.s. daartoe een voorschot van € 7.500 moet betalen. Als dat onvoldoende blijkt kan de deskundige aan de voorzieningenrechter verzoeken een aanvullend voorschot vast te stellen.
4.13.
De gevorderde dwangsommen worden afgewezen omdat niet aannemelijk is dat Wagenborg c.s. en/of Onego niet zullen meewerken aan het gerechtelijk onderzoek. Chubb c.s. wijzen op de weigerachtige opstelling van Wagenborg c.s. en Onego om informatie te verstrekken, maar dat volstaat niet. Gelet op de toelichting van Wagenborg c.s. kan niet worden uitgesloten dat het niet met Chubb c.s. delen van informatie door Wagenborg c.s. is ingegeven door de aanname van Wagenborg c.s. dat Chubb c.s. via de vertegenwoordiger van Barbuss en/of AM al volledig op de hoogte was of zou worden gesteld. Voorts is, toen partijen voorafgaand aan het indienen van het rekest contact hadden, naar vast staat direct de mogelijkheid tot inspectie van de machinekamer aangeboden.
De voorzieningenrechter wijst op paragraaf 7.1 van het rapport ‘Afkoersen op vaste maritieme gerechtsdeskundigen’, dat (onder andere) het verzoeken om een ordemaatregel bij de rechtbank noemt als minder ingrijpende mogelijkheid bij eventuele niet-medewerking van Wagenborg c.s. en/of Onego. Indien zou blijken dat niet wordt meegewerkt kan de deskundige contact opnemen met de voorzieningenrechter.
4.15
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de kosten van deze procedure te compenseren tussen Wagenborg c.s. en Chubb c.s., nu zij over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld. Onego heeft geen verweer gevoerd; Chubb c.s. wordt veroordeeld in haar kosten die worden begroot op € 598,- (1 punt x tarief II, voor zaken met een onbepaalde waarde).

5. De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt een gerechtelijk onderzoek naar de oorzaak van het incident als omschreven in het verzoek en verstrekt de deskundige de opdrachten als vermeld onder A., B., E., en F. in randnummer 18 van het verzoek;
5.2.
benoemt de heer J. van Esch van Artium Experts ( [adres] , [postcode] [woonplaats] , telefoon: [mobiele nummer] , e-mail: [e-mailadres] ) tot deskundige die het onderzoek zal verrichten;
5.3.
beveelt Wagenborg c.s. en Onego om volledige medewerking te verlenen aan de deskundige;
5.4.
beveelt Wagenborg c.s. in het bijzonder om de deskundige toegang te geven tot het schip;
5.5.
draagt Wagenborg c.s. en Onego op om de deskundige kopieën te verstrekken van alle door de deskundige noodzakelijke geachte documenten en bepaalt dat de deskundige kopieën van de verzamelde documenten verstrekt aan Wagenborg c.s. en Onego, voor zover het informatie betreft die zij nog niet bezitten;
5.6.
staat per partij één expert toe om desgewenst bij het onderzoek aanwezig te zijn voor zover de deskundige dat aanvaardbaar acht;
5.7.
wijst mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten aan als rechter die beschikbaar is voor ruggenspraak en het nemen van een beslissing als tijdens het onderzoek geschillen rijzen tussen de deskundige en betrokken personen of partijen;
5.8.
bepaalt dat de deskundige wordt voorzien van de ‘Leidraad deskundigen in maritieme civiele zaken’ en dat het rapport in overeenstemming daarmee zal worden opgemaakt;
5.9.
bepaalt dat Chubb c.s. aan de griffier van deze rechtbank het voorschot dienen te voldoen op de kosten van de deskundige, dat wordt bepaald op € 7.500,00;
5.10.
bepaalt dat Chubb c.s. voornoemd bedrag dienen te betalen overeenkomstig de betalingsinstructies van het LDCR;
5.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen Chubb c.s. en Wagenborg c.s. , in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12.
veroordeelt Chubb c.s. in de kosten van Onego, begroot op € 598,- aan salaris advocaat;
5.13.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.14.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
3266/106