ECLI:NL:RBROT:2024:5952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24/227 en FT RK 24/228
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met schuldeisers

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 19 maart 2024 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. In totaal heeft zij twintig schuldeisers, waaronder één preferente en negentien concurrente schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 39.746,16. Verzoekster heeft een regeling aangeboden waarbij zij 3,53% aan de preferente schuldeiser en 1,76% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Negentien van de twintig schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar FortaGroep B.V. heeft geweigerd in te stemmen, ondanks dat hun vordering slechts 1,0% van de totale schuldenlast bedraagt.

Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat FortaGroep niet is verschenen om haar standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van FortaGroep. Gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling en dat het voorstel is goedgekeurd door een onafhankelijke partij, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van FortaGroep. De rechtbank heeft daarom FortaGroep bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan FortaGroep opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 30 mei 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 19 maart 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • FortaGroep B.V., in behandeling bij Medicas B.V. (hierna: FortaGroep);
  • Kappersakademie B.V., in behandeling bij KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen (hierna: Kappersakademie);
  • [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] );
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Kappersakademie heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 14 mei 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 23 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon B] , eigenaresse [naam bedrijf] (hierna: verweerster), bijgestaan door mevrouw [persoon C] , zus van verweerster.
De overige weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Ter zitting heeft [naam bedrijf] te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twintig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser en negentien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 39.746,16 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 12 oktober 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,53% aan de preferente schuldeiser en 1,76% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast was op dat moment € 40.702,16. De schuldenlast is derhalve lager worden. Het aangeboden percentage is hetzelfde gebleven.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Volgens het verzoekschrift volgt verzoekster momenteel een traject bij het Jongerenloket. Daarnaast heeft verzoekster ter zitting verklaard op de wachtlijst te staan voor psychologische behandeling. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Negentien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Fortagroep stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 408,03 op verzoekster, welke 1,0% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar contacten met schuldhulpverlening heeft FortaGroep te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling. De reden hiertoe is onbekend.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft FortaGroep geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van FortaGroep bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of FortaGroep in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van FortaGroep een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,0%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negentien van de twintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit de aanvullende stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een Participatiewet-uitkering en had tot voorkort een ontheffing van de arbeidsverplichting. De gemeente Rotterdam dient verzoekster opnieuw aan te melden voor een belastbaarheidsonderzoek. Verzoekster staat op een wachtlijst om toegelaten te worden tot langdurige hulpverlening in verband met haar psychische klachten. De gemeente Rotterdam vereist op dit moment niet dat verzoekster aan de arbeidsverplichting voldoet. Vanwege de psychische situatie van verzoekster acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat zij in de komende periode geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van FortaGroep, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om FortaGroep te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
FortaGroep zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt FortaGroep om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt FortaGroep in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.A. Kuijvenhoven, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.