Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 19 maart 2024 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. In totaal heeft zij twintig schuldeisers, waaronder één preferente en negentien concurrente schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 39.746,16. Verzoekster heeft een regeling aangeboden waarbij zij 3,53% aan de preferente schuldeiser en 1,76% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Negentien van de twintig schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar FortaGroep B.V. heeft geweigerd in te stemmen, ondanks dat hun vordering slechts 1,0% van de totale schuldenlast bedraagt.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat FortaGroep niet is verschenen om haar standpunten toe te lichten. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van FortaGroep. Gezien het feit dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling en dat het voorstel is goedgekeurd door een onafhankelijke partij, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van FortaGroep. De rechtbank heeft daarom FortaGroep bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan FortaGroep opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers.