Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [persoon B] , dochter van verzoeker (hierna: mevrouw [persoon B] ).
2.Het verzoek
3.Het verweer
€ 750,- aan afdrachten uit het loonbeslag. Bij acceptatie van het door verweerster aangeboden kwijtingsvoorstel zou het bedrag van € 12.500,-, rekening houdend met het nog te ontvangen vakantiegeld en overige emolumenten, binnen achttien maanden zijn voldaan. Verder stelt verweerster dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest bij het aangaan en voortduren van zijn schulden en zich geen uiterste krachtinspanningen heeft getroost jegens hen. Verzoeker is bij het aangaan van het krediet willens en wetens een langdurige aflosverplichting aangegaan. Verzoeker heeft geen andere schulden, waaruit blijkt dat hij immer selectief voldeed aan zijn betalingsverplichtingen. Verweerster heeft diverse pogingen gedaan om een afbetalingsregeling te treffen, heeft verzoeker meerdere malen in gebreke gesteld en is een gerechtelijke procedure gestart. Desondanks is verzoeker nalatig gebleven in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Ten slotte stelt verweerster dat het aangeboden percentage van 9,87% niet in verhouding staat tot de hoogte van de openstaande vordering van € 77.754,31.