Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser01] ,
[gedaagde01] ,
- de man;
- mr. Bronsveld;
- de vrouw;
- mr. Verweel- Nauman.
1. De beoordeling
21 januari 2009 gesloten overeenkomst.
ofde man eventueel overlijdt vóór 2033 (en er dan € 150.000 voor haar vrijkomt) een onzekere omstandigheid is in de toekomst die (nu) geen relevante wijziging van inkomen betekent - zij is nota bene 10 jaar ouder dan de man en haar vóóroverlijden ligt meer voor de hand. Verder: de notariële alimentatieovereenkomst van destijds was niet gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid maar op de door de man gevoelde morele verplichting om te voorzien in haar levensonderhoud en partijen hebben bewust een levenslange alimentatie afgesproken. Er is - tot slot - nu ook geen sprake van een wijziging in het inkomen van de man: hij is nog niet met pensioen, een eventueel lager inkomen speelt (mogelijkerwijs) pas later en de man heeft geen nieuwe berekening van behoefte en draagkracht aan zijn vordering ten grondslag gelegd.
“gedurende het hele leven van de alimentatieplichtige” (de alimentatieplichtige is de man). En hoewel partijen in artikel 2 onder f aan het einde hebben opgenomen:
“Onverminderd het vorenstaande kan een partij in alle gevallen de rechter verzoeken de onderhavige alimentatieregeling te herzien op de gronden, welke daarvoor in de Wet ten aanzien van gehuwden zijn opgenomen.”hebben zij daarbij artikel 1:157 lid 3 BW uitgesloten (
“niet van overeenkomstige toepassing verklaard”).
“anders dan incidentele, substantiële wijziging voordoet met betrekking tot de maatstaven waarvan de partner thans voor de vaststelling van de partneralimentatie zijn uitgegaan”(zie artikel 2 onder f aan het begin).
“dat ingeval van een wijziging in de inkomsten aan beide zijden, deze overeenkomst vatbaar is voor wijziging”(artikel 5). De overige bepalingen in de notariële overeenkomst zijn onverkort van kracht gebleven, volgens artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst.
“de vaststelling niet ten gevolge [kan] hebben dat de uitkering later eindigt dan twaalf jaar na de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand”
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat € 1.196,00 ( 2 punten x tarief II (€ 598)
- nakosten € 173,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)