ECLI:NL:RBROT:2024:5921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
11040263 HA VERZ 24-29 en 11059231 HA VERZ 24-33
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst met VKV Crewing B.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2024, gaat het om een geschil tussen VKV Crewing B.V. en [persoon A] over een ontslag op staande voet. [persoon A] was sinds 20 april 2016 in dienst bij VKV en werd op 8 maart 2024 op staande voet ontslagen. Hij betwistte de rechtmatigheid van dit ontslag en vorderde vernietiging ervan. VKV stelde dat het ontslag terecht was vanwege ernstig verwijtbaar gedrag van [persoon A]. De rechtbank oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, wat betekent dat het ontslag niet rechtsgeldig was. De rechter vernietigde het ontslag en ontbond de arbeidsovereenkomst, maar kende geen vergoedingen toe aan [persoon A]. De rechtbank concludeerde dat VKV niet kon volhouden dat het ontslag op staande voet terecht was, omdat er geen sprake was van een onverwijld gegeven ontslag. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden op basis van verwijtbaar handelen van [persoon A], maar er was geen recht op transitievergoeding of billijke vergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummers: 11040263 HA VERZ 24-29 en 11059231 HA VERZ 24-33
uitspraak: 19 juni 2024
beschikking van de kantonrechter
in de zaken van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VKV Crewing B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
gemachtigde: mr. J.B. Kloosterman,
en
[persoon A] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. J.T. Terpstra,
Partijen worden hierna mede aangeduid als ‘VKV’ en ‘ [persoon A] ’.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
 het voorwaardelijk verzoekschrift van VKV (ontvangen op 10 april 2024), met producties;
 het verzoekschrift van [persoon A] (ontvangen op 19 april 2024), met producties;
 de verweerschriften van beide partijen, met producties;
 de aanvullende productie van de zijde van VKV;
 de pleitnotities van mr. Terpstra;
 de pleitaantekeningen van mr. Kloosterman.
1.2.
De mondelinge behandeling van beide zaken is gehouden op 22 mei 2024. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.

2.De beoordeling

De kern van het geschil

2.1.
In deze zaak gaat het in de kern om het volgende. [persoon A] is op 20 april 2016 in dienst getreden van VKV. Op 8 maart 2024 is hij op staande voet ontslagen. [persoon A] is het met dat ontslag niet eens en vordert nu vernietiging daarvan [1] . VKV is van oordeel dat zij [persoon A] op terechte gronden heeft ontslagen. Als wordt geoordeeld dat het ontslag niet terecht was, vraagt VKV om de arbeidsovereenkomst te ontbinden [2] . Haar verzoek is dus voorwaardelijk.
2.1.1.
Beide partijen krijgen op punten gelijk. Het ontslag op staande voet houdt geen stand, maar de arbeidsovereenkomst wordt wel ontbonden. Daarbij worden aan [persoon A] geen vergoedingen toegekend. Die beslissingen worden hierna verder uitgelegd.
Het gegeven ontslag
2.2.
VKV heeft het ontslag op staande voet bevestigd in een brief van 8 maart 2024 [3] . In de ontslagbrief staan als redenen voor het ontslag genoemd: “
Het is gelet op alles ook volkomen duidelijk dat u als kapitein op zeer ernstige wijze bent tekortgeschoten in functie en laakbaar heeft gehandeld. Gelet op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die verbonden zijn aan uw positie van kapitein van een schip (u bent te allen tijde en als enige verantwoordelijk voor de veilige vaart van het schip en de opvarenden), mag worden verwacht dat u volstrekt en in alle opzichten betrouwbaar en eerlijk bent en in dit opzicht heeft u een voorbeeldfunctie voor de hele bemanning die op het schip werkzaam is. Het hoeft geen betoog dat u door het toebrengen van letsel aan een matroos in het beantwoorden van deze voorbeeldfunctie schromelijk tekort bent geschoten. Dit had gewoonweg nooit mogen gebeuren en naast de mishandeling van uw ondergeschikte, hebt u de veiligheid aan boord ernstig beschadigd.
(…)
2.2.1.
Beide partijen hebben, zoals gezegd, verzoeken ingediend. Voor alle verzoeken is de kernvraag of [persoon A] terecht op staande voet is ontslagen. Voor de beantwoording van die vraag geldt als kader dat in artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat ieder van partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Voor een werkgever kunnen als dringende redenen worden aangemerkt zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer die tot gevolg hebben dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren [4] . Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen [5] .
Er is sprake van een dringende reden
2.3.
Alhoewel partijen twisten over de functiebenaming en verantwoordelijkheden van [persoon A] , staat wel vast dat hij als enige schipper op 2 maart 2024 de eindverantwoordelijkheid had aan boord. Verder twisten partijen over wat er op die dag precies zou zijn voorgevallen. Duidelijk is dat [persoon B] zich heeft misdragen, door [persoon A] uit te lokken. Maar ook als veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van [persoon A] ’s lezing van de feiten, heeft hij een ernstige inschattingsfout gemaakt. [persoon A] had verstandiger moeten reageren. Nu heeft hij, naar eigen zeggen, [persoon B] uit een lolletje nat gespoten. Dit is vervolgens uit de hand gelopen door zijn manier van reageren toen [persoon B] als een reactie hém heeft natgespoten. Hij had gelet op zijn functie de verantwoordelijkheid moeten nemen, niet alleen tijdens het incident, maar ook daarna. Nu heeft hij fysiek gereageerd, waar hij dit gelet op de situatie én zijn rol aan boord, had moeten laten. Anders gezegd: [persoon A] heeft met zijn handelwijze zijn gezag aan boord laten ondermijnen. Dit hoeft VKV van degene die de leiding heeft op het schip niet te accepteren en geeft haar een dringende reden voor ontslag.
Het ontslag is niet onverwijld gegeven
2.4.
Met deze dringende reden is echter niet te rijmen dat VKV [persoon A] wel nog enige tijd gezag heeft gegeven, namelijk door hem verder te laten varen vanaf 2 maart 2024 tot 6 maart 2024. Ook als VKV wordt gevolgd in haar stelling dat de dringende reden pas later ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was om ontslag te verlenen (haar directeur, de heer [persoon C] ), had het ontslag in de gegeven omstandigheden in ieder geval op die dag plaats moeten vinden. Dit was 4 maart 2024. Door te wachten tot 8 maart 2024 is geen sprake van een onverwijld gegeven ontslag.
2.4.1.
Doordat het ontslag niet onverwijld is gegeven, is geen sprake van een rechtsgeldig ontslag. Het primaire verzoek van [persoon A] wordt daarom toegewezen.
2.4.2.
Voor wat betreft de vordering tot betaling van loon heeft [persoon A] tijdens de mondelinge behandeling nog gesteld dat hij vanaf 1 maart 2024 al geen loon meer heeft ontvangen. Dit is door VKV erkend. De loonvordering van [persoon A] wordt daarom op de hierna te vermelden manier toegewezen. De meegevorderde wettelijke verhoging wordt, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, echter gematigd tot nihil.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
2.5.
De arbeidsovereenkomst bestaat dus nog, maar VKV verzoekt om deze te ontbinden. Dat betekent dat moet worden nagegaan of sprake is van een van een redelijke grond [6] .
2.5.1.
Zoals hiervoor al is gezegd, heeft zich op 2 maart 2024 een dringende reden voor ontslag voorgedaan. Daaruit vloeit voort dat sprake is van verwijtbaar handelen aan de zijde van [persoon A] . Dit rechtvaardigt een ontbinding op de e-grond, zoals tijdens de mondelinge behandeling al is voorgelegd aan de gemachtigde van VKV. Bij deze stand van zaken is herplaatsing van [persoon A] niet aan de orde.
2.5.2.
De arbeidsovereenkomst wordt dus ontbonden. Bij het bepalen van de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt wordt in beginsel rekening gehouden met de tussen partijen geldende opzegtermijn [7] . Daar kan echter van worden afgeweken indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit het vorenstaande (zie onder 2.3) blijkt dat daarvan sprake is. De arbeidsovereenkomst wordt daarom per vandaag ontbonden.
Geen transitievergoeding
2.6.
[persoon A] vordert (subsidiair) betaling van de transitievergoeding. De transitievergoeding is echter niet verschuldigd wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer [8] . Hiervoor is al overwogen dat daarvan sprake is. VKV hoeft daarom geen transitievergoeding te betalen aan [persoon A] en zijn verzoek op dit punt wordt afgewezen.
Geen billijke vergoeding
2.7.
Hetgeen is overwogen ten aanzien van de transitievergoeding brengt mee dat evenmin plaats is voor toekenning van een billijke vergoeding aan [persoon A] . Van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van VKV is immers geen sprake.
Vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
2.8.
De hiervoor genomen beslissingen zijn eindbeslissingen. Bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen heeft [persoon A] daarom geen belang meer.
Proceskosten
2.9.
Beide partijen worden op punten in het ongelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst door VKV op 8 maart 2024;
3.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst van partijen met ingang van vandaag;
3.2.
veroordeelt VKV tot betaling van het salaris van [persoon A] van € 5.123,94 bruto per maand vanaf 1 maart 2024 tot vandaag, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783

Voetnoten

1.Zaaknummer: 11059231 HA VERZ 24-33
2.Zaaknummer: 11040263 HA VERZ 24-29
3.Productie 4 bij het verzoekschrift
4.Artikel 7:678 lid 1 BW
5.Hoge Raad 12 februari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2849
6.Artikel 7:669 lid 3 BW
7.artikel 7:671b lid 9 BW
8.artikel 7:673 lid 7 BW