ECLI:NL:RBROT:2024:5903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening in verband met een besluit van de burgemeester van Nissewaard. Dit besluit, genomen op 12 april 2024, houdt in dat de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting is gebaseerd op de aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs in de woning, wat volgens de burgemeester noodzakelijk is om de openbare orde te herstellen. Verzoeker, die in voorlopige hechtenis zit, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzoekt om heropening van zijn woning.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juni 2024 behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van verzoeker, de burgemeester en een derde-partij aanwezig. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen drugs. De voorzieningenrechter concludeert dat er onvoldoende spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de sluiting nog maar drie weken duurt en verzoeker momenteel in hechtenis zit. Bovendien is het aannemelijk dat de aangetroffen stoffen in de flesjes als handelshoeveelheden kunnen worden gekwalificeerd, wat de sluiting rechtvaardigt.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning tot 19 juli 2024 in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. S. Veling en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5295

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam] (hierna: verzoeker),

(gemachtigde: mr. E.G.S. Roethof),
en

de burgemeester van Nissewaard

(gemachtigden: mr. K. Krastman en mr. J. Bijloo)

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting Maasdelta Groep

(gemachtigde: mr. M.E. Verheijen).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening in verband met het besluit van 12 april 2024 waarbij de burgemeester een last onder bestuursdwang heeft opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De woning aan [adres] (de woning) is voor de duur van drie maanden gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. S.R. Heerenveen, die heeft waargenomen voor de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van de derde-partij, bijgestaan door [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2.1.
Verzoeker huurt de woning van Stichting Maasdelta Groep en staat ook ingeschreven op dit adres.
2.2.
In een bestuurlijke rapportage van 22 februari 2024 is, verkort weergegeven, het volgende vermeld. De woning is op 29 januari 2024 doorzocht door de Politie Eenheid Rotterdam in het kader van een omvangrijk projectmatig opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat verdacht wordt van de import van een grote partij cocaïne. Tijdens de doorzoeking van de woning is in een kledingkast in een slaapkamer een
boodschappentas gevonden. In de tas zaten 185 flesjes met daarin 10 milliliter vloeistof van verschillende kleuren. Van de flesjes zijn er 25 willekeurig geselecteerd en aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voor onderzoek. Een flesje met lichtgroen-blauwe vloeistof en een flesje met blauwe vloeistof bevatten de stof 3-MMC (3-methylmethcathinon). Een flesje met lichtgroene vloeistof, een flesje met lichtblauwe vloeistof en een flesje met groene vloeistof bevatten de stof 4-CMC (clefedron). 4-CMC is vermeld op lijst I van de Opiumwet, 3-MMC is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
2.3.
Stichting Maasdelta Groep heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Er loopt in verband hiermee een bodemprocedure bij de kantonrechter.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor drie maanden. De burgemeester heeft aan dit besluit de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage ten grondslag gelegd. Sluiting van de woning voor drie maanden is volgens de burgemeester noodzakelijk om de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat te herstellen. De woning is feitelijk gesloten op 19 april 2024. Op 19 juli 2024 zal de sluiting voorbij zijn. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van de woning. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning weer open gaat.
Het juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een woning, indien in die woning een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.2.
In de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019 is deze bevoegdheid nader uitgewerkt. Hieruit volgt dat bij het aantreffen van meer dan 5 gram harddrugs en van meer dan 50 gram softdrugs in een woning in beginsel wordt overgegaan tot sluiting van die woning voor de duur van drie maanden.
Het standpunt van verzoeker
5. Verzoeker heeft aangevoerd dat het spoedeisend belang is gelegen in zijn strafzaak. Voor de schorsing van de voorlopige hechtenis is van belang dat verzoeker op een vast adres kan verblijven. Verzoeker heeft geen familie of vrienden bij wie hij terecht kan. Volgens verzoeker is het onduidelijk of er wel sprake is van verdovende middelen. Volgens verzoeker betreffen de aangetroffen flesjes lustopwekkende middelen voor eigen gebruik. Verzoeker wordt op dit moment niet strafrechtelijk vervolgd voor het in bezit hebben van 4-CMC en 3-MM. Niet kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Ook dient de sluiting van de woning geen redelijk doel meer omdat de aangetroffen goederen in beslag zijn genomen en verzoeker momenteel is gedetineerd. Niet is gebleken dat de aangetroffen drugs in of vanuit de woning werden verhandeld. Er zijn geen vuurwapens of attributen aangetroffen. Verzoeker is weliswaar eerder veroordeeld, maar dat is ten onrechte gebeurd en er loopt nog een hoger beroep in die strafzaak. De sluiting van de woning is volgens verzoeker niet proportioneel. Verzoeker heeft er hierbij ook op gewezen dat hij zijn woning nodig heeft omdat zijn dochter, die in Spanje woont, regelmatig bij hem op bezoek komt. De verhuurder van de woning heeft al juridische stappen ondernomen om tot ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6.1.
De woningsluiting betreft de periode van 19 april 2024 tot 19 juli 2024. Op het moment van deze uitspraak duurt de sluiting nog slechts (ruim) drie weken. Verzoeker zit momenteel in voorlopige hechtenis, zodat hij op dit moment niet van zijn woning gebruik kan maken. Verzoeker heeft gesteld dat een nog in te dienen verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis meer kans van slagen zou hebben als verzoeker in zijn eigen woning kan verblijven. Volgens verzoeker kan naar verwachting binnen twee weken een uitspraak op dit verzoek kunnen worden gedaan.
6.2.
Onder deze omstandigheden kan worden betwijfeld of nog sprake is van een voldoende spoedeisend belang, wat een voorwaarde is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ook als hiervan wel zou moeten worden uitgegaan, is er echter in de gegeven omstandigheden geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6.3.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat vooralsnog voldoende aannemelijk is dat de burgemeester in beginsel bevoegd was de woning te sluiten. Alle 25 van de 185 flesjes bevatten volgens het NFI 4-CMC (lijst I van de Opiumwet) of 3-MMC (lijst II van de Opiumwet). De precieze hoeveelheid van deze stoffen in de vloeistoffen is niet vastgesteld. Het is daarom de vraag hoe de bevindingen van het NFI zich verhouden tot het beleid van de burgemeester, dat ervan uitgaat dat bij het aantreffen van minder dan 5 gram harddrugs of 50 gram softdrugs in eerste instantie wordt volstaan met een waarschuwing. In de bezwaarfase zal zo mogelijk meer informatie beschikbaar kunnen komen over de (waarschijnlijke) samenstelling van de vloeistof in de aangetroffen flesjes. De voorzieningenrechter acht het in het kader van deze voorlopige voorziening voldoende aannemelijk dat de aangetroffen flesjes in totaal (ruim) meer dan 5 gram harddrugs en 50 gram softdrugs bevatten. De voorzieningenrechter weegt hierbij ook mee dat verzoeker zelf niet heeft gesteld dat de vloeistoffen slechts (zeer) kleine hoeveelheden van de stoffen 4-CMC en 3-MMC bevatten.
6.4.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de wijze waarop het besluit is gemotiveerd en wat verzoeker hiertegen heeft aangevoerd, vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Hierbij is van belang dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat handelshoeveelheden hard- en drugs zijn aangetroffen. Dat de drugs bedoeld waren voor eigen gebruik, acht de voorzieningenrechter vooralsnog niet voldoende aannemelijk. Nu het vooralsnog aannemelijk is dat het gaat om handelshoeveelheden hard- en softdrugs, mag ook worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dan hoeft er van overlast of van feitelijke drugshandel vanuit de woning geen sprake te zijn geweest. De burgemeester heeft in dit verband kunnen meewegen dat de woning naar voren is gekomen bij een grootschalig onderzoek naar de handel in harddrugs. De voorzieningenrechter merkt hierbij ook op dat verzoeker eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en voor deelname aan een criminele organisatie. Naar voorlopig oordeel heeft de burgemeester de sluiting daarom noodzakelijk kunnen achten. Voorts leiden de door verzoeker aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden niet tot het oordeel dat het besluit onevenwichtig is, althans ziet de voorzieningenrechter hierin geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
6.5.
De voorzieningenrechter merkt op dat in het bestreden besluit is opgemerkt dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat de kans groot is dat hij op een zwarte lijst geplaatst wordt en dat het onmogelijk wordt om een nieuwe woning te vinden. Verzoeker zal deze stellingen, die te maken hebben met de nadelige gevolgen van het besluit in verband met het eventueel kwijtraken van zijn woning, in de bezwaarfase nader kunnen onderbouwen. Dat geldt ook voor zijn stelling dat de flesjes voor eigen gebruik bedoeld waren.

Conclusie en gevolgen

7.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit betekent dat de woning dicht blijft tot 19 juli 2024.
7.2.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.