ECLI:NL:RBROT:2024:5901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
10/244636-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vier jaar gevangenisstraf voor langdurig seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter

Op 15 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan zeven jaar, van maart 2014 tot september 2023, meermalen seksueel misbruik heeft gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank achtte de verklaring van de stiefdochter, die op 22 september 2023 aangifte deed, als concreet en consistent. De verdachte heeft het slachtoffer ontmaagd en de seksuele handelingen vonden plaats in de ouderlijke woning, wat een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de rol van de verdachte als stiefvader zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €30.000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 april 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/244636-23
Datum uitspraak: 15 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [detentieadres] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.J. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod met aangeefster.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Het bewijs is afkomstig uit één bron, te weten de verklaring van aangeefster en deze verklaring is onvoldoende betrouwbaar.
Voor het geval deze verklaring wel als betrouwbaar wordt beoordeeld, is er geen op zichzelf staand bewijs dat de verklaring van aangeefster ondersteunt.
Beoordeling
Op 23 september 2023 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte gedaan van seksueel misbruik binnen het ouderlijk gezin door haar stiefvader (hierna: de verdachte) gedurende een reeks van jaren. [slachtoffer] heeft verklaard dat dit misbruik begon in maart 2014 en voortduurde tot 12 september 2023. Het misbruik vond thuis plaats in haar slaapkamer of in de ouderslaapkamer. De seksuele handelingen namen in de loop van tijd in ernst toe.
De verdachte heeft haar ontmaagd toen zij net 15 jaar was. In de periode omstreeks maart/april 2021 tot oktober/november 2021 vond het misbruik niet plaats, omdat zij toen een relatie had. Op 22 september 2023 heeft [slachtoffer] in een gesprek met haar tante [naam] (hierna: tante) verteld over het seksuele misbruik door de verdachte.
De verdachte ontkent stellig dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het seksuele misbruik. Hij stelt dat tante achter de aangifte zit, omdat zij jaloers is en “een slecht persoon” is. Tevens bestaat de mogelijkheid dat [slachtoffer] beïnvloed is door een jongen die zij op vakantie in de Dominicaanse Republiek heeft leren kennen, aldus de verdachte.
De rechtbank acht – anders dan de verdediging – de verklaring van [slachtoffer] voldoende concreet en consistent en voldoende betrouwbaar om te betrekken bij de waardering van het bewijs. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er voldoende steunbewijs aanwezig is, afkomstig uit een andere bron – namelijk de verklaring van tante – om van de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] uit te gaan. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Op 22 september 2023 heeft [slachtoffer] naar aanleiding van een interview over seksueel misbruik op YouTube aan haar tante verteld dat zij door haar stiefvader seksueel is misbruikt. Tante is als getuige gehoord en heeft verklaard dat [slachtoffer] na het interview naar het toilet ging en daar best lang bleef. Daarna was ze onrustig aan het rondlopen. [slachtoffer] ging naar de slaapkamer en appte naar tante of ze wilde komen. [slachtoffer] wilde met tante praten over het interview dat ze net hadden gezien. Tante vroeg wat er was gebeurd en [slachtoffer] vertelde dat er ook zoiets bij haar was gebeurd, dat haar vader het ook zo bij haar had gedaan en dat haar vader haar had ontmaagd. [slachtoffer] was op het moment dat ze het vertelde volgens tante verdrietig en bang.
De verklaring van tante en andere feiten en omstandigheden bieden voorts op de volgende punten steun aan de verklaring van [slachtoffer] (die als bewijsmiddel onder bijlage II is opgenomen):
- [slachtoffer] verklaart tegen de politie en tegen haar tante dat het misbruik is begonnen in maart 2014. Haar familie ging volgens haar op vakantie naar de Dominicaanse Republiek en zij bleef net als de verdachte in Nederland. Tante verklaart uit eigen wetenschap dat de familie in maart 2014 is weggegaan.
- Tante verklaart uit eigen wetenschap over het eerste vriendje van [slachtoffer] . Nadat de relatie was uitgegaan vertelde [slachtoffer] dat ze verdrietig was. Tante vroeg heel vaak of ze hem miste en waarom ze hem zo miste. [slachtoffer] vertelde haar dat ze het nooit echt leuk vond om met hem naar bed te gaan. Tante heeft daar toen nooit op doorgevraagd. [slachtoffer] vertelde tante op 22 september 2023 dat dat kwam doordat de eerste keer dat ze "het" had gedaan met haar vader was en dat het niet fijn was om seks te hebben. [slachtoffer] zegt tegen de politie dat zij zelfs met een vriend die zij later had, nooit plezier had met de seks. Zij verklaart dat altijd als er iets met seks was, dit met haar vader was.
- Tante verklaart uit eigen wetenschap dat de verdachte eens samen met [slachtoffer] Chinees eten ging halen en dat het twee à drie uur duurde voordat ze terug waren. [slachtoffer] vertelde tante op 22 september 2023 dat de verdachte nadat ze het eten hadden opgehaald met haar naar boven wilde en hij haar toen heeft verkracht. Daarom duurde het allemaal zo lang.
- Tante verklaart uit eigen wetenschap dat [slachtoffer] vaak aan haar vroeg of ze bij haar mocht komen wonen of logeren. [slachtoffer] vertelde haar op 22 september 2023 dat dat was omdat zij dan niet alleen met haar vader thuis zou zijn. [slachtoffer] verklaart ook tegen de politie dat het misbruik plaatsvond onder meer als haar moeder sportte en dat zij het vermeed door dan mee te gaan – zij wilde niet alleen zijn met haar vader – maar dat haar moeder dagelijks sportte en zij het niet volhield. Tante verklaart uit eigen wetenschap ook dat als de moeder van [slachtoffer] sporten was, [slachtoffer] altijd mee wilde. Tante verklaart dat zij dat toen wel apart vond.
- Tante verklaart uit eigen wetenschap dat [slachtoffer] in de zomer van 2022 een appje had gestuurd dat ze onder het bed van de verdachte een tas had gevonden met vieze dildo’s erin. Tante verklaart dat als zij er nu aan terugdenkt, zij zich afvraagt of [slachtoffer] haar toen al iets wilde vertellen en dat zij misschien door had moeten vragen, maar dat toen niet heeft gedaan, en dat zij dit heeft gedeeld met haar broer, die het ook raar vond. Tante verklaart dat [slachtoffer] haar op 22 september 2023 heeft gezegd dat de verdachte [slachtoffer] met een dildo en een vibrator misbruikte. [slachtoffer] verklaart tegen de politie ook dat de verdachte haar hiermee misbruikte. Zij was toen 19. De verdachte haalde die spullen volgens haar onder het matras op de ouderslaapkamer vandaan en zij heeft haar tante geappt dat zij een zak met speeltjes had gevonden, maar tante vroeg niet door. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] 19 jaar werd op 14 april 2022. Ook heeft de politie onder dat matras een dildo en een vibrator gevonden. Op de dildo zit DNA van de verdachte.
- Tante verklaart uit eigen wetenschap dat de band tussen [slachtoffer] en haar stiefvader vroeger goed was en daarna een periode – voor haar puberteit, toen zij tien, elf, twaalf, dertien jaar was – niet goed, toen haatte ze hem. [slachtoffer] wilde toen heel vaak bij haar tante zijn en niet thuis slapen. Als haar moeder een discussie met de verdachte had was [slachtoffer] blij want dan ging hij weg. Als hij weg was zei [slachtoffer] wel eens dat ze blij was dat ze van hem af was, dat ze hoopte dat hij nooit meer terug kwam en dat haar moeder een nieuwe man zou ontmoeten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van tante voldoende steun geeft als bedoeld in de rechtspraak van de Hoge Raad over het wettelijk bewijsminimum, aan de verklaring van [slachtoffer] . Het steunbewijs staat op relevante wijze in verband met de inhoud van de verklaring van [slachtoffer] . Het bevestigt die op concrete en wezenlijke punten. De eigen wetenschap en waarnemingen van tante, die weliswaar niet het kernverwijt, te weten de verweten seksuele handelingen zelf, bevestigen, zijn binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden – de leeftijd waarop het misbruik begon, de aangetroffen dildo en vibrator – een rol van betekenis te kunnen spelen als steunbewijs naast de verklaring van [slachtoffer] .
De stelling van de verdachte dat tante dan wel een vriendje van [slachtoffer] achter de beschuldigingen zit, vindt geen enkele ondersteuning in het dossier. Hiervoor ter zitting door de verdachte aangedragen verklaringen acht de rechtbank in hoge mate speculatief, komen de rechtbank niet logisch voor en worden evenmin ondersteund door enige bevinding bij het politieonderzoek.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdacht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode 1 maart 2014 tot en met 13 april 2015 te Dordrecht,
met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin,
handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit, het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, zijn, verdachtes tong en penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
2.
hij in de periode 14 april 2015 tot en met 13 april 2019 te Dordrecht,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het meermalen,
- brengen van zijn, verdachtes, tong en penis in de mond van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes vinger(s) en penis en tong in de vagina, in elk geval tussen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] en
- het likken van de clitoris van die [slachtoffer] en
- het plaatsen van de handen van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en vervolgens het maken van op- en neergaande bewegingen met zijn, verdachtes handen over de handen van die [slachtoffer] ;
3.
hij in de periode 14 april 2019 tot en met 13 april 2021 te Dordrecht,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ,
door meermalen,
- zijn, verdachtes tong en penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en vervolgens heen-en-weer gaande bewegingen te maken en
- zijn, verdachtes vinger(s) en penis en tong in de vagina, in elk geval tussen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] te brengen en
- de clitoris te likken van die [slachtoffer] en
- zijn, verdachtes handen te plaatsen op de handen van die [slachtoffer] en die handen vervolgens te brengen naar zijn, verdachtes penis en vervolgens op- en neergaande bewegingen te maken met de handen over de penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
2.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
3.
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven jaar veelvuldig schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefdochter. Het misbruik vond vrijwel maandelijks plaats, nam toe in ernst en bestond mede uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefdochter op verschillende manieren.
In plaats van haar bescherming en geborgenheid te bieden, heeft de verdachte een zeer grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Kennelijk heeft hij zich eerst en vooral laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zich niet bekommerd om het onherstelbare leed dat hij bij het slachtoffer teweegbracht.
De verdachte heeft het gevoel van veiligheid dat het slachtoffer in haar eigen huis zou moeten hebben aangetast en hij heeft haar een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, ontnomen. De verdachte heeft zijn stiefdochter ontmaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ook in deze zaak is dit het geval zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 februari 2024. Hieruit blijkt een hier niet ter zake doende veroordeling van lang geleden.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
7 december 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat de reclassering moeilijk uitspraken kan doen met betrekking tot de mate van zelfinzicht en probleembesef bij de verdachte en eventuele motieven voor wat betreft de strafbare feiten, gelet op zijn ontkennende proceshouding. Om die reden kan de reclassering geen adequate inschatting maken van delict gerelateerde risicofactoren en daarmee het recidiverisico. Desondanks wordt door de reclassering wel een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden mee de duur en frequentie van het bewezen verklaarde, de kwetsbaarheid en de leeftijd van het slachtoffer, de rol van de verdachte als stiefvader, dat de handelingen plaatsvonden in het ouderlijk huis en dat de verdachte het slachtoffer heeft ontmaagd. Het blanco strafblad van de verdachte leidt, gelet op de ernst van de feiten, niet tot strafvermindering.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier jaar passend en geboden. Gelet op artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is er daarboven geen ruimte meer voor het door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht dit ook niet noodzakelijk, nu de gevorderde voorwaarden ook aan de verdachte kunnen worden opgelegd in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling tegen het einde van de detentietijd. Voor een door de verdediging bepleite strafmatiging, bijvoorbeeld met een voorwaardelijk deel, is gelet op de ernst van de feiten geen ruimte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar en heeft tevens oplegging van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de immateriële schade te matigen, omdat de hoogte van de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 30.000,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen, aangezien naar het oordeel van de rechtbank onderbouwing ontbreekt voor het meerdere.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade in volle omvang is geleden, te weten vanaf 13 april 2021.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 30.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 244, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 30.000,- (zegge: dertigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij]te betalen
€ 30.000,- (hoofdsom, zegge: dertigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 30.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
185 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.G. Kuijs en D.R. Kroonbergs, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 maart 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2014 tot en met 13 april 2015 te Dordrecht,met [slachtoffer], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige,een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit, of mede bestond(en) uit, het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes tong en/of penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
(artikel art 244 Wetboek van Strafrecht)
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 april 2015 tot en met 13 april 2019 te Dordrecht,met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, in elk geval een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt,een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit, of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],te weten het meermalen, althans eenmaal- brengen van zijn, verdachtes, tong en/of penis in de mond van die [slachtoffer] en/of- brengen van zijn, verdachtes vinger(s) en/of penis en/of tong in de vagina, in elk geval tussen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] en/of- het likken van de clitoris, althans het brengen van zijn tong op en/of tussen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] en/of- het plaatsen van de hand(en) van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis en/of vervolgens het maken van op- en neergaande bewegingen met zijn, verdachtes hand(en) over de hand(en) van die [slachtoffer];
(artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)
3.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 14 april 2019 tot en met 13 april 2021 te Dordrecht,ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2],door meermalen, althans eenmaal- zijn, verdachtes tong en/of penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of (vervolgens) (een) heen-en-weer gaande beweging(en) te maken en/of- zijn, verdachtes vinger(s) en/of penis en/of tong in de vagina, in elk geval tusen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of- de clitoris te likken, althans zijn, verdachtes, tong te plaatsen op de clitoris en/of tussen de schaamlippen van de vagina van die [slachtoffer] en/of- zijn, verdachtes hand(en) te plaatsen op de handen van die [slachtoffer] en die hand(en) vervolgens te brengen naar zijn, verdachtes penis en/of vervolgens op- en neergaande bewegingen te maken met de handen over de penis;
(artikel art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht)