4.6.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 maart 2021,
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Turkije en/of Syrië ,
meermalen,
tezamen en in vereniging met anderen, telkens zich en/of (een) ander(en), te weten (onder andere):
- [naam 3] en- '[naam 2]'
opzettelijk middelen heeft verzameld en verworven en voorhanden heeft gehad en aan anderen heeft verschaft, te weten
- 700,00 EURO en
- 925,00 US DOLLAR en
- 330,00 US DOLLAR en- 627,00 US DOLLAR ,
die telkens geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van één of meerdere
terroristische misdrijf(ven) en/of (een) misdrij(f)(ven) ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 en/of artikel 83b van het Wetboek van Strafrecht en/of aan het plegen van één van de misdrijven omschreven in artikel 421 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht;
2.
zij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 maart 2021,
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Turkije en/of Syrië
meermalen, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk en in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 van de Sanctieregeling ISIS en Al-Qa'ida 2016 jo. Artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 heeft/hebben gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamic State of Iraq/ISI/Islamic State in Iraq and the Levant en/of Al-Qaida/Al-Qaida in Iraq, dan wel een groep of entiteit die hieraan is gelieerd, zijnde een groep of entiteit als bedoeld in artikel 2 lid 2 van Verordening (EG) nr. 881 /2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002,
direct of indirect tegoeden ter beschikking te stellen;
te weten:
- 700,00 EURO en- 925,00 US DOLLAR ;
3.
zij
in de periode van 1 juni 2020 tot en met 1 maart 2021,
te 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Turkije en/of Syrië ,
meermalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
telkens opzettelijk en in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2, vierde lid, van de Sanctieregeling terrorisme 2007-II jo. resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad rechtstreeks en/of middellijk middelen, te weten, onder meer:
- 700,00 EURO en- 925,00 US DOLLAR
ter beschikking heeft gesteld aan:
- [naam 3] terwijl
-[naam 3] bij besluit van 7 december 2016
door de Minister van Buitenlandse Zaken en in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en justitie en de Minister van Financiën zijn aangewezen als personen jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is.6.
zij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 januari 2022,
te ’s-Gravenhage en/of Rotterdam ,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS),
welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van
terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk(zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.