ECLI:NL:RBROT:2024:5895

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
83-311806-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een gewoonte maken van bankieren zonder vergunning

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het medeplegen van een gewoonte maken van bankieren zonder vergunning. De verdachte was betrokken bij geldtransfers via een hawala-netwerk, waarbij hij geld ontving in Nederland voor begunstigden in het buitenland, met name in Syrië en Turkije. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte geen crimineel geld had verplaatst en dat het gebruik van hawala-netwerken in Syrië gebruikelijk is vanwege het ontbreken van gereguleerde financiële diensten. De rechtbank hield rekening met de beperkte zelfredzaamheid en gezondheidstoestand van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarbij de rechtbank benadrukte dat er geen aanwijzingen waren dat het netwerk waar de verdachte deel van uitmaakte betrokken was bij criminele activiteiten. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd, die aan de verdachte toebehoorden en gebruikt waren bij het bewezen feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-311806-21
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
Raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei, 29 mei en 21 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij geldtransfers zonder dat hij daarvoor een vergunning had.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.

4.Waardering van het bewijs

De verdachte is gedurende een langere periode betrokken geweest bij hawala bankieren. Hierbij wordt geld buiten het gereguleerde circuit van financiële instellingen om overgedragen. De verdachte ontving in Nederland geld voor begunstigden in het buitenland. Via een persoon genaamd [naam] werd dit geld in met name Syrië en Turkije uitbetaald aan de desbetreffende begunstigde. De verdachte heeft in Nederland geld afgedragen aan derden die vermoedelijk behoorden tot het/een hawala-netwerk.
4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Dat verdachte betrokken is geweest bij transacties tot een bedrag van €92.154 en/of
€86.547 dat gebaseerd is op afstemmingsoverzichten, kan niet worden bewezen omdat dit bedrag geen steun vindt in chats.
Het bedrag van €12.000 [Rb: hier is USD12.000 bedoeld] dat de verdachte naar een Turkse bankrekening heeft overgemaakt is geen hawala-transactie. De verdachte beschikt over een bankrekening in Turkije waar ook geld van andere familieleden op staat. Ten behoeve van een neef heeft hij geld overgemaakt naar een rekening die [naam] hem had opgegeven. [naam] heeft dit bedrag contant aan de neef gegeven. Dit bedrag komt ook niet voor op de afstemmingsoverzichten. De transactie is volstrekt legaal, zodat vrijspraak dient te volgen voor dit deel van de tenlastelegging.
Beoordeling
Totaal afstemmingsoverzichten €92.154 en/of €86.547
Uit het dossier blijkt dat bedragen in afstemmingsoverzichten zijn te herleiden tot chatberichten over specifieke geldtransfers. Hoewel niet van ieder bedrag chatberichten in het dossier zijn gevoegd, heeft de verdediging niets aangevoerd waaruit zou volgen dat de bevindingen ten aanzien van die bedragen niet kunnen gelden voor de bedragen op de afstemmingsoverzichten waarvan geen chats in het dossier zijn gevoegd.
De rechtbank ziet ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de afstemmingsoverzichten omdat de verdachte zelf heeft bevestigd dat deze overzichten betrekking hebben op de afstemming van geld dat binnenkomt en uitgaat.
Het bedrag van €86.547 zou zien op verrekeningen binnen het hawala-netwerk. Deze verrekeningen hebben geen betrekking op transfers, zodat de verdachte van dit bedrag zal worden vrijgesproken.
Het verweer wordt voor het overige verworpen.
Overgemaakt bedrag van $12.000
Uit het dossier blijkt dat [naam] tegen de verdachte zegt om $11.050 over te maken. Vervolgens maakt de verdachte in tranches van $2000 een totaalbedrag van $12.000 over vanaf een Turkse bankrekening die op zijn naam staat. Het door de verdachte aangevoerde scenario is onvoldoende onderbouwd, dat het geld voor zijn neef zou zijn blijkt nergens uit en komt de rechtbank niet aannemelijk voor. In het licht van de andere contacten met [naam] concludeert de rechtbank dat ook hier sprake is van een overboeking in het kader van hawala-bankieren. Gelet hierop wordt ook dit verweer verworpen.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot integrale vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met
1 maart 2021,
te Leidschendam en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Turkije en/of Syrië,
tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland,
telkens opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandse Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders
op verzoek van betalers en ten behoeve van begunstigden betalingsdiensten, te weten geldtransfers uitgevoerd door:
- van voornoemde betaler(s) geldmiddelen te ontvangen en
- aan de voornoemde begunstigde(n) geldmiddelen
beschikbaar te stellen en
te weten geldbedragen van:
- 92.154,00 EURO en
- 200,00 US DOLLAR en
- 300,00 US DOLLAR en
- 700,00 EURO en
- 400,00 US DOLLAR en
en- 1.000,00 EURO en- 100,00 EURO en- 2.000,00 EURO en- 12.000,00
US DOLLAR
van welk misdrijf verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van een gewoonte maken van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is gedurende een periode van minimaal anderhalf jaar betrokken geweest bij geldtransfers tot een bedrag van ruim € 100.000. Dit is strafbaar omdat de verdachte voor deze activiteiten geen vergunning van de Nederlandse Bank had. Door het vergunningenstelsel kan er toezicht worden gehouden op geldtransacties en wordt het moeilijker om bijvoorbeeld crimineel geld te verplaatsen. Bij het verplaatsen van crimineel geld wordt daarom vaak gebruik gemaakt van ondergrondse bankiers. Het geld en de verplaatsing daarvan blijven zo uit het zicht van de autoriteiten. Dit ondermijnt de integriteit van het financiële verkeer en faciliteert criminele activiteiten.
Tegelijkertijd zijn er veel plekken op de wereld waar geen werkend bancair systeem is. In die gebieden zijn burgers vaak uitsluitend aangewezen op netwerken die op vertrouwensbasis geld transfers uitvoeren.
In Syrië, waar de verdachte tot 2015 woonde, wordt veel gebruik gemaakt van dergelijke hawala-netwerken omdat er geen functionerende bankdiensten zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat het netwerk waar de verdachte deel van uitmaakte betrokken was bij transacties met (grote sommen) crimineel geld. Uit het dossier blijkt wel dat gelden die via de verdachte zijn overgemaakt terecht zijn gekomen bij personen die gelieerd kunnen worden aan een terroristische organisatie. Uit de afstemmingoverzichten volgt dat ook de verdachte geld heeft overgehouden aan de geldtransfers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft veel lichamelijke klachten waarvoor hij onder behandeling is. Hij wordt in het kader van de WMO ondersteund door een ambulant begeleidster omdat hij niet zelfredzaam is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Voor het bankieren zonder vergunning worden vaak onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Dit gebeurt met name wanneer er door middel van ondergronds bankieren geld werd witgewassen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, het strafrechtelijk verleden en de gezondheidstoestand van verdachte, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Ook een voorwaardelijke gevangenisstraf is gezien de ernst van de feiten geen passende sanctie.
Aan de verdachte zal daarom een onvoorwaardelijke werkstraf worden opgelegd van
180 uur.

8.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aan de rechtbank een beslaglijst (als bijlage III aan dit vonnis gehecht) overgelegd met daarop de volgende goederen:
1. Samsung / Galaxy S8, zwart (J.001.01)
2. iPhone 7, zwart (J.001.02)
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
Beoordeling
De in beslag genomen goederen zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: nummers 1 en 2.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. C. Sikkel en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 21 juni 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 1 maart 2021,
te Leidschendam en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam althans (elders) in
Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen en/of alleen,
met een zetel in Nederland,
(telkens) opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandse Bank het bedrijf en/of
beroep van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1
van de Wet op het Financieel Toezicht,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
op verzoek van (een) betaler(s) en/of ten behoeve van (een) begunstigde(n) één of
meerdere betalingsdiensten, te weten één of meerdere geldtransfers uitgevoerd
door:
- van één of meer van de voornoemde betaler(s) geldmiddelen te ontvangen en/of
- voor rekening van één of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s)
geldmiddelen te ontvangen en/of
- aan één of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s) geldmiddelen
beschikbaar te stellen en/of
- voor één of meer van de voornoemde begunstigde(n) en/of betaler(s)
geldmiddelen te houden/bewaren, te weten één of meerdere geldbedrag(en) van:
- ( een gedeelte van) 92.154,00 EURO en/of 86.547,00 EURO en/of enig geldbedrag
(AMB-079, DOC-056)
en/of één of meerdere geldbedrag(en), te weten:
- ( een gedeelte van) 200,00 US DOLLAR en/of enig geldbedrag (ZD-004-01, p. 8)
en/of
- ( een gedeelte van) 300,00 US DOLLAR en/of enig geldbedrag (ZD-004-01, p. 8)
en/of
- ( een gedeelte van) 700,00 EURO en/of 680,00 EURO en/of enig geldbedrag
(ZD-001-04, p. 8) en/of
- ( een gedeelte van) 400,00 US DOLLAR en/of enig geldbedrag (ZD-001-04, p. 8)
en/of
- ( een gedeelte van) 3.700,00 EURO en/of 3.675,00,00 EURO en/of enig geldbedrag
(ZD-001-04, p. 8) en/of
- ( een gedeelte van) 1.000,00 EURO en/of 920,00 EURO en/of enig geldbedrag
(AMB-079-01) en/of
- ( een gedeelte van) 100,00 EURO en/of 90,00 EURO en/of enig geldbedrag
(AMB-079-01) en/of
- ( een gedeelte van) 2.793,00 EURO en/of enig geldbedrag (DOC-052) en/of
- ( een gedeelte van) 1.000,00 EURO en/of 975,00 EURO en/of enig geldbedrag
(DOC-052) en/of
- ( een gedeelte van) 100,00 EURO en/of 96,00 EURO en/of enig geldbedrag
(DOC-052) en/of
- ( een gedeelte van) 2.000,00 EURO en/of 1.800,00 EURO en/of 100,00 EURO en/of
enig geldbedrag (DOC-088, r. 3 t/m 26) en/of
- ( een gedeelte van) 12.000,00 EURO en/of 2.000,00 EURO en/of enig geldbedrag
(DOC-058-01 t/m DOC-058-06) en/of
van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben
gemaakt;
( art 2:3a lid 1 Wet op het financieel toezicht )