ECLI:NL:RBROT:2024:5883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening intrekking toestemming beveiligingswerkzaamheden

Op 26 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.J.N. Hameleers, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. V. Vermeulen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 april 2024, waarbij de korpschef zijn toestemming om als beveiliger te werken had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker gedrag heeft vertoond dat niet in lijn is met de verwachtingen van een beveiliger. De korpschef had op basis van eerdere incidenten, waaronder de vondst van drugs en verzet bij aanhouding, gegronde redenen om de toestemming in te trekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was om het verzoek inhoudelijk te behandelen, maar concludeerde dat het besluit van de korpschef naar verwachting stand zal houden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de intrekking van de toestemming niet definitief is en dat verzoeker in de toekomst opnieuw kan aanvragen om als beveiliger te werken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5211

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
en
de korpschef van politie, de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam,de korpschef
(gemachtigde: mr. V. Vermeulen).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 9 april 2024 (het bestreden besluit) heeft de korpschef de toestemming ingetrokken dat verzoeker werkzaamheden mag verrichten voor een beveiligingsorganisatie of recherchebureau. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.2.
De korpschef heeft op 30 mei 2024 op het verzoek gereageerd en op 11 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en namens de korpschef de gemachtigde en mr. A. Maessen.

Overwegingen van de voorzieningenrechter

Het bestreden besluit
2. Aan verzoeker is voor het laatst op 12 oktober 2023 door de korpschef toestemming verleend om voor BO beveiligings- en adviesbureau (de werkgever) werkzaamheden te verrichten. Omdat volgens de korpschef sprake is geweest van omstandigheden die zouden hebben geleid tot weigering van de toestemming, heeft de korpschef de toestemming met het bestreden besluit ingetrokken.
Het verzoek
3. Verzoeker wil dat het bestreden besluit wordt geschorst zodat hij weer beschikt over de vereiste toestemming om zijn werkzaamheden als beveiliger te kunnen verrichten. Verzoeker zal zonder de vereiste toestemming worden ontslagen door zijn werkgever en daarmee geen inkomen meer hebben om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud.
Connexiteitsvereiste
4. De korpschef betwist dat is voldaan aan het connexiteitsvereiste, omdat verzoeker niet (tijdig) schriftelijk bezwaar heeft gemaakt. Op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een voorlopige voorziening worden verzocht zolang bezwaar of beroep aanhangig is. De korpschef heeft toegelicht dat de politie de elektronische weg voor het indienen van een bezwaarschrift niet heeft opengesteld en in het bestreden besluit in de rechtsmiddelenclausule staat opgenomen dat schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt. Desondanks heeft de korpschef op 21 mei 2024 het bezwaarschrift uitsluitend per e-mail ontvangen. Verzoeker werd bij e-mail van 28 mei 2024 op zijn gebrek gewezen en de gelegenheid geboden om alsnog schriftelijk bezwaar te maken. In deze e-mail is geen termijn genoemd. Verzoeker heeft de korpschef op 28 mei 2024 bericht dat het bezwaarschrift ook per post is verzonden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat de korpschef verzoeker in gelegenheid heeft gesteld om alsnog schriftelijk bezwaar te maken, en de korpschef in ieder geval op 5 juni 2024 een schriftelijk bezwaarschrift heeft ontvangen, in dit geval aan het connexiteitsvereiste is voldaan.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Verzoeker heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij wordt ontslagen als hij de vereiste toestemming niet heeft, waardoor hij niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd een voldoende spoedeisend belang om het verzoek inhoudelijk te kunnen behandelen.
6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Regelgevend kader
7. Op grond van artikel 7, lid 2, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) mag iemand uitsluitend werkzaamheden verrichten voor een beveiligingsorganisatie of recherchebureau als de korpschef hiervoor toestemming heeft verleend.
Artikel 7, lid 5, Wpbr bepaalt dat de toestemming kan worden ingetrokken wanneer zich
omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de toestemming
zou zijn geweigerd, als zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het
moment van de behandeling van de aanvraag.
De korpschef heeft beleidsregels opgesteld ter beoordeling daarvan: Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019 (Bpbr). Onder punt 3.3 is opgenomen:
Betrouwbaarheid personeel en leidinggevenden
De toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te
werk te stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de wet wordt
onthouden indien:
a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
b andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
Standpunt van de korpschef
8. De korpschef vindt dat verzoeker op dit moment onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht gelet op hetgeen bij hem is aangetroffen op 14 december 2023 en zijn verzet bij zijn aanhouding.
Standpunt van verzoeker
9. Verzoeker voert aan dat geen sprake is van over hem bekende feiten waardoor hij onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht om werkzaam te zijn in een beveiligingsorganisatie. Het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd en in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Beoordeling

10. Er is geen sprake van een verplichting om een verleende toestemming in te trekken, maar alleen van een bevoegdheid. Dit betekent dat de voorzieningenrechter terughoudend naar deze zaak moet kijken en alleen kan beoordelen of de korpschef in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
11. De voorzieningenrechter vindt dat de korpschef zich op het standpunt heeft mogen stellen dat verzoekers betrouwbaarheid niet boven iedere twijfel is verheven. De politie heeft op 14 december 2023 meer dan 5 gram (22,5 gram) cannabis aangetroffen in de middenconsole van een auto waarvan verzoeker de bestuurder was. Dit is 4,5 maal de gebruikershoeveelheid softdrugs (van 5 gram). In de auto zijn verder meer dan 20 gripzakjes, een weegschaaltje, meerdere briefjes van 20 euro en ook een grote hoeveelheid kleingeld aangetroffen. Dit zijn items die kunnen worden geassocieerd met drugshandel.
12. Ook vindt de voorzieningenrechter dat de korpschef zich op het standpunt heeft mogen stellen dat verzoeker zich heeft verzet bij zijn aanhouding. Verzoeker heeft verklaard dat zijn horloge viel op het moment dat de agenten de handboeien bij verzoeker omdeden en dat van verzet geen sprake is geweest. Uit het proces-verbaal van bevindingen (met een beschrijving van de camerabeelden) blijkt echter dat verzoeker door drie agenten werd aangehouden en zij moeite hadden met het onder controle houden van verzoeker. Uiteindelijk is verzoeker blijkens het rapport geweldsmutatie door drie agenten naar de grond gebracht en hebben zij daartoe alle drie fysiek geweld moeten gebruiken. Van het vallen en oprapen van een horloge blijkt uit de stukken niet. Verzoeker is niet ingegaan op het aanbod van de voorzieningenrechter om de beelden te bekijken.
13. Verzoeker is met betrekking tot het bovenstaande door het openbaar ministerie als verdachte van meerdere misdrijven (aanwezig hebben van harddrugs, drugsbezit, handel in drugs, verzet/weerspannigheid) aangemerkt. Dat het openbaar ministerie de zaak tegen verzoeker op 1 maart 2024 heeft geseponeerd, kan niet leiden tot de conclusie dat verzoekers toestemming daarom in stand kan blijven. De strafzaak is immers geseponeerd onder voorwaarden (een beleidssepot). Bij schending van de voorwaarden binnen één jaar kan het openbaar ministerie alsnog tot strafvervolging overgaan. De proeftijd is nog niet voorbij.
14. Met de korpschef is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker gedrag heeft vertoond dat haaks staat op wat van een beveiliger mag worden verwacht. Zoals de korpschef in het bestreden besluit heeft toegelicht, is de kwaliteit van beveiligingsorganisaties belangrijk, omdat zij een publiek belang dienen. Zij vervullen onder andere een functie in het kader van de preventie van criminaliteit. Op particuliere beveiligers rust een zware verantwoordelijkheid en daarom worden er hoge eisen gesteld aan hun gedrag. Vanuit zijn functie als beveiliger moet verzoeker in voorkomende gevallen met de politie samenwerken en als verlengstuk van de politie functioneren. De korpschef heeft een gemotiveerd en navolgbaar standpunt ingenomen waarom de intrekking van de toestemming noodzakelijk en passend is.
15. Dat verzoeker door het intrekken van de toestemming zijn baan kwijtraakt, heeft de korpschef meegewogen en daartoe overwogen dat de intrekking niet betekent dat verzoeker nooit meer beveiligingswerkzaamheden mag verrichten en dat een aanvraag om toestemming steeds opnieuw beoordeeld zal worden. Gelet hierop en op het grote maatschappelijke belang van betrouwbare beveiligers, is van een schending van het evenredigheidsbeginsel geen sprake.

Conclusie en gevolgen

16. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om te concluderen dat het besluit van de korpschef in bezwaar naar verwachting geen stand zal houden. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat het besluit tot intrekking van verzoekers toestemming niet wordt geschorst.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.