ECLI:NL:RBROT:2024:5835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
11090420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst en afwijzing aanzegvergoeding en eindafrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Hashem Jawaheri, en verweerster Ella B.V., vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri. Verzoeker heeft van 1 april 2022 tot 31 maart 2024 bij Ella gewerkt en vordert een aanzegvergoeding, extra loon, vakantiegeld en een eindafrekening. Ella stelt dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat verzoeker geen recht heeft op de gevorderde bedragen.

De kantonrechter oordeelt dat Ella op 29 februari 2024 aan de aanzegverplichting heeft voldaan, wat verzoeker onvoldoende heeft betwist. Hierdoor heeft verzoeker geen recht op een aanzegvergoeding. Daarnaast heeft verzoeker al een loonstrook voor maart 2024 ontvangen en niet onderbouwd waarom deze niet voldoet aan de wettelijke eisen. De vorderingen van verzoeker voor extra loon en vakantiegeld worden afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij te weinig is betaald. De kantonrechter wijst alle eisen van verzoeker af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de kant van Ella worden begroot op € 928,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als verzoeker in hoger beroep gaat.

De beslissing van de kantonrechter is dat alle eisen van verzoeker worden afgewezen, hij in de proceskosten wordt veroordeeld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11090420 / HA VERZ 24-38
datum uitspraak: 25 juni 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri,
tegen
Ella B.V.,
vestigingsplaats: Alblasserdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 6 mei 2024), met bijlagen 1 tot en met 7;
  • het verweerschrift, met 5 bijlagen;
  • aanvullende bijlagen 8 tot en met 15 van [verzoeker] en een vertaling van bijlage 11 en 15;
  • de pleitaantekeningen van Ella.
1.2.
Op 17 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting met partijen en hun gemachtigde besproken. Beide partijen hadden een tolk.

2.De feiten

Waar gaat de zaak over?
[verzoeker] heeft van 1 april 2022 tot 31 maart 2024 bij Ella gewerkt. [verzoeker] wil van Ella een aanzegvergoeding ter hoogte van een maandloon, omdat Ella pas op 15 maart 2024 heeft voldaan aan de aanzegverplichting. Ook wil [verzoeker] dat Ella aan hem betaalt het loon voor alle uren die hij heeft gewerkt plus het vakantiegeld en hem een eindafrekening geeft. Volgens Ella hoeft zij niks meer te doen en ook geen bedrag meer aan [verzoeker] te betalen.
Ella krijgt gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom dit het oordeel is.
Ella hoeft geen aanzegvergoeding te betalen
2.1.
Met de brief van Ella aan [verzoeker] van 29 februari 2024 heeft Ella voldaan aan de aanzegverplichting (artikel 7:668 lid 1 BW). [verzoeker] erkent namelijk dat hij dit document heeft ondertekend. [naam] (administrateur van Ella) verklaart dat hij dat heeft gezien. [verzoeker] beaamt dat [naam] aanwezig was toen hij de brief van Ella kreeg en hij zijn handtekening heeft gezet. Volgens hem was dat op 15 maart 2024. Ella stelt en [naam] verklaart dat dat op 29 februari 2024 was en in de brief staat die datum ook. Gelet op deze omstandigheden heeft [verzoeker] de datum van het ondertekenen van de brief onvoldoende gemotiveerd betwist.
Ella hoeft geen (nieuwe) eindafrekening aan [verzoeker] te geven
2.2.
[verzoeker] wordt niet veroordeeld om een eindafrekening aan [verzoeker] te geven. [verzoeker] heeft namelijk al een loonstrook gekregen voor maart 2024 en [verzoeker] heeft niet onderbouwd waarom die loonstrook niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt (artikel 7:626 BW). Uit de loonstrook zelf kan dat in ieder geval niet worden opgemaakt. Bovendien is de eis van [verzoeker] te onbepaald om toe te kunnen wijzen en wordt er in deze zaak geen hoger loon of vakantiegeld toegewezen dan wat er al op de loonstrook van maart 2024 staat.
Ella hoeft niet meer loon te betalen voor de maanden januari, februari en maart 2024
januari en februari
2.3.
[verzoeker] heeft niet uitgelegd waarom hij voor de maanden januari en februari samen te weinig betaald heeft gekregen. Ella betwist weliswaar dat [verzoeker] in januari en februari het aantal uur heeft gewerkt dat hij zegt, maar ook als dat aantal wel klopt is niet duidelijk waarom Ella nog iets aan [verzoeker] moet betalen. In beide maanden is door [verzoeker] namelijk € 1.751,95 ontvangen op zijn bankrekening. Dat lijkt te kloppen als je kijkt naar de uren die op de urenlijsten staan waar [verzoeker] zich op beroept, het uurloon en het verschil tussen een bruto en netto bedrag. In het dossier zit geen loonstrook van deze maanden waaruit blijkt dat het niet klopt. [verzoeker] heeft ook zelf niet uitgelegd waarom hij toch voor deze maanden per saldo te weinig betaald heeft gekregen.
maart
2.4.
Voor de maand maart hoeft Ella niet meer aan [verzoeker] te betalen dan dat zij al heeft gedaan. [verzoeker] heeft niet uitgelegd waarom het bedrag dat op de loonstrook staat niet juist is. Van maart zit er geen urenstaat in het dossier. Er blijkt dus nergens uit dat het aantal uitbetaalde uren niet klopt. [verzoeker] heeft ook niet gesteld hoeveel uur hij in maart meer zou hebben gewerkt dan op de loonstrook staat.
Ella hoeft niet meer vakantiegeld te betalen
2.5.
De eis om meer vakantiegeld te betalen wordt afgewezen. [verzoeker] baseert dit deel van zijn eis namelijk op de stelling dat Ella in januari, februari en maart 2024 te weinig loon heeft betaald. Hiervoor is geoordeeld dat dit niet kan worden vastgesteld op basis van de feiten die [verzoeker] heeft genoemd.
Geen bewijsopdracht, geen getuigenverhoor
2.6.
[verzoeker] wordt niet in de gelegenheid gesteld om getuigen te laten horen. De eisen van [verzoeker] zijn afgewezen, omdat hij die onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom krijgt hij geen bewijsopdracht.
[verzoeker] moet de proceskosten betalen
2.7.
[verzoeker] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 289 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Ella op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 928,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als deze beschikking wordt betekend.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als [verzoeker] aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst alle eisen af;
3.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, die aan de kant van Ella worden begroot op € 928,00;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
703