In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en twee gedaagden, die zelf procederen. De eiseres, Havensteder, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand van € 4.112,51 en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagden, die sinds januari 2008 een woning huren, hebben zich niet kunnen verweren tijdens de zitting op 17 mei 2024 vanwege medische redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, ondanks de door gedaagden aangevoerde persoonlijke omstandigheden. De rechter heeft hen veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens is er ambtshalve getoetst of er oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst stonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bepaling die gedaagden verplichtte om alle incassokosten te betalen, oneerlijk was, en dat gedaagden deze kosten niet hoeven te betalen. De rechter heeft de gedaagden ook geadviseerd om zich aan te melden voor gemeentelijke schuldhulpverlening. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.