ECLI:NL:RBROT:2024:5829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
10977453 cv expl 24-6711
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met toetsing van oneerlijke bepalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en twee gedaagden, die zelf procederen. De eiseres, Havensteder, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand van € 4.112,51 en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagden, die sinds januari 2008 een woning huren, hebben zich niet kunnen verweren tijdens de zitting op 17 mei 2024 vanwege medische redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden, ondanks de door gedaagden aangevoerde persoonlijke omstandigheden. De rechter heeft hen veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens is er ambtshalve getoetst of er oneerlijke bepalingen in de huurovereenkomst stonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bepaling die gedaagden verplichtte om alle incassokosten te betalen, oneerlijk was, en dat gedaagden deze kosten niet hoeven te betalen. De rechter heeft de gedaagden ook geadviseerd om zich aan te melden voor gemeentelijke schuldhulpverlening. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10977453 CV EXPL 24-6711
datum uitspraak: 14 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarders & Incasso’s,
tegen

1.[gedaagde 1],

en
2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’, [gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen gezamenlijk worden aangeduid als ‘gedaagden’

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 maart 2024, met bijlagen;
  • de diverse e-mailberichten van gedaagden, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondeling antwoord van [gedaagde 1];
  • de akte van Havensteder met daaraan gehecht productie 7.
1.2.
Op 17 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
Namens Havensteder [naam], met mr. K. Staat werkzaam bij Wouters Gerechtsdeurwaarders & Incasso’s;
1.3.
Gedaagden zijn op 17 mei 2024 niet verschenen, zij hebben zich, ieder afzonderlijk, wegens hun medische toestand, afgemeld voor de zitting.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] huurt vanaf januari 2008 een woning van Havensteder. [gedaagde 2] is medehuurder. De huur is nu € 545,08 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Havensteder eist dat gedaagden die huurachterstand betalen en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. Gedaagden zijn het niet eens met de eis en willen een betalingsregeling om de huurachterstand in te lopen.
2.2.
Gedaagden moeten van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom. De kantonrechter wijst gedaagden erop dat zij met de gemachtigde van Havensteder alsnog een betalingsregeling kunnen treffen en daarmee mogelijk kunnen voorkomen dat zij de woning moeten verlaten.
Gedaagden moeten een huurachterstand van € 4.112,51 betalen
2.3.
Gedaagden worden veroordeeld om € 4.112,51 aan Havensteder te betalen.
Dit is de huurachterstand tot en met mei 2024.
2.4.
Bij de berekening van de huurachterstand tot en met mei 2024 zijn ook de betalingen waarvan gedaagden betaalbewijzen in het geding hebben gebracht verwerkt. Dat met deze betalingen rekening is gehouden, kan worden afgeleid uit het huuroverzicht (zie productie 4) en het overzicht dat Havensteder voor de zitting in het geding heeft gebracht (zie productie 7).
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat gedaagden verplicht zijn om de huur op tijd te betalen en dat niet hebben gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1]
2.6.
De door gedaagden genoemde omstandigheden, verslechtering van de psychische toestand van [gedaagde 1] en de chronische ziekte van [gedaagde 2] hebben niet zonder meer tot gevolg dat de ontbinding van de huurovereenkomst op humanitaire gronden moet worden afgewezen. De enkele bevestiging van de verwijzing naar De Hoop ggz en de bevestiging van Erasmus MC dat sprake is van een behandeling in verband met een chronische aandoening zijn daarvoor onvoldoende. Uit deze stukken kan onvoldoende worden afgeleid wat de daadwerkelijke situatie van gedaagden is.
Gedaagden moeten de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.7.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moeten gedaagden de woning met al hun spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moeten gedaagden een gebruiksvergoeding van € 545,08 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Havensteder heeft niet uitgelegd waarom gedaagden een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand.
Betalingsregeling
2.8.
[gedaagde 1] heeft laten weten bereid te zijn een bedrag van € 150,- per maand te betalen bovenop de huur. Op het moment van de mondelinge behandeling had hij dat ook al drie keer gedaan.
2.9.
De kantonrechter kan geen beslissing nemen over een betalingsregeling, omdat daarvoor toestemming van Havensteder nodig is en Havensteder die toestemming niet heeft gegeven (artikel 6:29 BW).
2.10.
Tijdens de zitting heeft Havensteder aangegeven dat zij alleen bereid is om een betalingsregeling te treffen als gedaagden inzage geven in hun financiële situatie. Gedaagden kunnen dus met de gemachtigde van Havensteder contact opnemen om te pogen een betalingsregeling af te spreken. Door alsnog een betalingsregeling af te spreken en deze stipt na te komen kunnen gedaagden mogelijk voorkomen dat zij de woning moeten ontruimen.
Schuldhulpverlening
2.11.
De kantonrechter heeft begrepen dat gedaagden meerdere schulden hebben. De kantonrechter geeft gedaagden in overweging om zich aan te melden bij de gemeentelijke schuldhulp verlening.
Oneerlijke bepalingen/bedingen
2.12.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden oneerlijke bepalingen staan zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. Havensteder mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. [2]
Gedaagden hoeven geen incassokosten te betalen
2.13.
In artikel 12 van de algemene bepalingen is opgenomen dat, indien huurder toerekenbaar tekortschiet in de (tijdige) nakoming van enige verplichting, die op grond van de huurovereenkomst of de wet op hem rust, hij dan aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit voor de verhuurder en dat onder schade onder meer wordt verstaan alle buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met BTW, alsmede de wettelijke rente.
2.14.
Deze bepaling is oneerlijk, omdat het kan zijn dat gedaagden door de bepaling meer incassokosten moeten betalen dan op grond van de wet. Daarmee wijkt de bepaling in het nadeel van een consument af van de wet. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk. Gedaagden hoeven daarom geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.15.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
Gedaagden moeten rente betalen
2.16.
De rente wordt toegewezen, omdat Havensteder genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en gedaagden dat niet hebben betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat gedaagden aan Havensteder moeten betalen de rente van € 55,46 die Havensteder heeft berekend tot 1 maart 2024.
Gedaagden moeten de proceskosten betalen
2.17.
Gedaagden moeten de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Havensteder op € 138,81 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x €339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.475,81. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Hoofdelijkheid
2.18.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de een (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en gedaagden daar niet op hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, om aan Havensteder te betalen € 4.167,97 aan huurachterstand tot en met mei 2024 en rente, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 1 maart 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt gedaagden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagden bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, om vanaf 1 juni 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Havensteder te betalen € 545,08 per maand;
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de een heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.475,81;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
754

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68