Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 mei 2024, met bijlagen 1 tot en met 4;
- de mondelinge behandeling op 3 juni 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 17 juni 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die sinds 27 maart 2024 geregistreerd partners zijn. De vrouw heeft de relatie verbroken en wil dat zij alleen in de huurwoning kan blijven wonen, terwijl de man zich moet uitschrijven van het adres. De vrouw vordert dat de man de woning vóór 1 juli 2024 verlaat, onder druk van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is om te beslissen wie van de partijen de woning voorlopig moet verlaten. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vrouw, de man en hun kinderen afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij met de vrouw in de woning blijven wonen. De man wordt veroordeeld om de woning te verlaten, maar de eis van de vrouw om de man te veroordelen om zich uit te schrijven van het adres wordt afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moeten betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de man snel moet vertrekken.