ECLI:NL:RBROT:2024:5823

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679588 / KG ZA 24-480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de primaire eis in kort geding over afgifte van goederen na echtscheiding

In deze zaak, die op 17 juni 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, die niet is verschenen. De vrouw, woonachtig in Papendrecht, heeft de man aangeklaagd om de goederen die hij na het verlaten van de echtelijke woning heeft meegenomen, terug te geven. Dit volgt op een eerdere kort gedingprocedure waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg voor de kinderen en het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw eist primair dat de man de goederen terugplaatst, onder dreiging van een dwangsom, en subsidiair een schadevergoeding van € 10.000,00.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter verstek verleend tegen de man, aangezien hij niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft de primaire eis van de vrouw toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig werd geacht. De man is veroordeeld om de goederen binnen een week na betekening van het vonnis terug te plaatsen, met een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00 als hij hier niet aan voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vrouw direct kan handelen op basis van deze uitspraak.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits, en het betreft een civiele zaak binnen het kader van het familierecht, specifiek gericht op de afgifte van goederen na een echtscheiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679588 / KG ZA 24-480
Vonnis in kort geding van 17 juni 2024
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Papendrecht,
eiseres,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
feitelijke verblijfplaats: Papendrecht,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met bijlage 1;
  • de mondelinge behandeling op 10 juni 2024.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar getrouwd. De vrouw wil van de man scheiden. Vooruitlopend daarop is de vrouw een eerdere kort gedingprocedure gestart over het voorlopig gebruik van de echtelijke woning, toevertrouwing van de kinderen van de partijen en kinderalimentatie. Tijdens die eerdere procedure hebben de partijen uiteindelijk afspraken gemaakt, waaronder dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd en dat de man de echtelijke woning verlaat. Volgens de vrouw heeft de man de echtelijke woning vervolgens wel verlaten, maar heeft hij daarbij een aantal spullen meegenomen die niet (uitsluitend) van hem zijn en die met name van belang zijn voor het verzorgen van de kinderen. Daarom eist de vrouw in deze zaak primair dat de man wordt veroordeeld om de spullen die hij heeft meegenomen in de echtelijke woning terug te plaatsen (onder druk van een dwangsom) en subsidiair, als de primaire eis niet wordt toegewezen, dat de man wordt veroordeeld om € 10.000,00 aan de vrouw te betalen.
Verstekverlening tegen de man
2.2.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling verstek verleend tegen de man. De man is namelijk niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, terwijl bij de oproeping van de man in deze zaak alle wettelijke termijnen en regels in acht zijn genomen.
De primaire eis van de vrouw wordt toegewezen
2.3.
De primaire eis van de vrouw komt de voorzieningenrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarom wordt die eis toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom wordt gesteld op € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
De proceskosten
2.4.
Deze zaak hangt samen met de echtscheiding van de partijen. In dat soort zaken is het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt de man om de televisie, de ijskast, de wasmachine, de wasdroger, de sandwichkachel, de keukenspullen, de tablet, de dekbedden en dekens, de Playstation, het kleine gasfornuis en de kussens binnen één week na betekening van dit vonnis in de woning aan het adres [adres] terug te (laten) zetten;
3.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,00 per dag dat hij niet aan de veroordeling onder 3.1. voldoet, met dien verstande dat de man maximaal € 10.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.
3349 / 3195