Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 mei 2024, met bijlage 1;
- de mondelinge behandeling op 10 juni 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 17 juni 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, die niet is verschenen. De vrouw, woonachtig in Papendrecht, heeft de man aangeklaagd om de goederen die hij na het verlaten van de echtelijke woning heeft meegenomen, terug te geven. Dit volgt op een eerdere kort gedingprocedure waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg voor de kinderen en het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw eist primair dat de man de goederen terugplaatst, onder dreiging van een dwangsom, en subsidiair een schadevergoeding van € 10.000,00.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter verstek verleend tegen de man, aangezien hij niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft de primaire eis van de vrouw toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig werd geacht. De man is veroordeeld om de goederen binnen een week na betekening van het vonnis terug te plaatsen, met een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00 als hij hier niet aan voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten betaalt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vrouw direct kan handelen op basis van deze uitspraak.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits, en het betreft een civiele zaak binnen het kader van het familierecht, specifiek gericht op de afgifte van goederen na een echtscheiding.