ECLI:NL:RBROT:2024:5820

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
10-213320-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met kwetsbare slachtoffers en illegaal verkregen persoonsgegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan bankhelpdeskfraude. De verdachte en haar medeverdachten richtten zich specifiek op oudere slachtoffers, waarbij zij hen op slinkse wijze manipuleerden om hun bankpas, pincode en scanner af te geven. Dit leidde tot het leegroven van hun bankrekeningen. De verdachte werd veroordeeld voor oplichting, meermalen gepleegd, en het voorhanden hebben van illegaal verkregen persoonsgegevens. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat haar aandeel in de dadergroep niet voldoende structureel was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 240 dagen op, waarvan 162 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 5.120,- aan de Rabobank toegewezen, die de slachtoffers had schadeloosgesteld. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die niet alleen financieel, maar ook emotioneel zwaar zijn getroffen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-213320-21
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2022, 19 en 21 maart 2024 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat zij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan bankhelpdeskfraude (een vorm van oplichting waarbij, doorgaans oudere, slachtoffers worden gebeld door iemand die zich voordoet als medewerker van de bank) in de periode van 26 mei tot en met 31 augustus 2021. Aan haar zijn de volgende feiten ten laste gelegd:
-het medeplegen van oplichting van twee personen en Rabobank (feit 1);
-deelname aan een criminele organisatie (feit 2);
-het voorhanden hebben van (een lijst met) niet-openbare persoonsgegevens (‘leads’), terwijl zij tijdens het voorhanden krijgen wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren (feit 3).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
4.1.1.
Algemeen
De Volksbank (moederorganisatie van onder andere SNS) heeft op 23 april 2021 aangifte bij de politie gedaan van bankhelpdeskfraude. De Volksbank zag sinds januari 2021 een toename van het aantal meldingen van klanten die slachtoffer waren geworden van deze vorm van fraude. Op basis van die meldingen heeft zij geconstateerd dat de wijze waarop de bankhelpdeskfraude werd gepleegd in meerdere gevallen grote overeenkomsten vertoonde. Veel klanten hebben ook zelf aangifte van oplichting gedaan. Op 28 april 2021 is de politie gestart met een strafrechtelijk onderzoek (genaamd ‘Dwarsfluit’) naar deze fraudegevallen. Gedurende het onderzoek, op 16 juli 2021, heeft ook Rabobank bij de politie aangifte van bankhelpdeskfraude gedaan. In het voorafgaande jaar waren ook tientallen van haar klanten slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden.
4.1.2.
Modus operandi
Uit het dossier Dwarsfluit blijkt dat in een groot aantal gevallen van bankhelpdeskfraude, waaronder de tenlastegelegde fraudegevallen, sprake is van eenzelfde modus operandi met specifieke kenmerken. Deze modus operandi was als volgt.
Bankrekeninghouders werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij klant waren. Een vrouwelijke nepbankmedewerker van SNS stelde zich veelal voor als [naam 1] en van Rabobank als [naam 2] , een mannelijke nepbankmedewerker van SNS als [naam 3] en van Rabobank als [naam 4] . Deze vier namen zijn namen van personen die daadwerkelijk bij de desbetreffende bank werken of hebben gewerkt. De slachtoffers die werden gebeld, waren op hoge leeftijd. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat was geconstateerd dat er een verdachte transactie plaatsvond vanaf hun bankrekening en dat criminelen mogelijk probeerden te frauderen met hun bankrekening (of woorden van gelijke strekking). De nepbankmedewerker belde om het geld van de klant veilig te stellen. De bankrekening zou worden geblokkeerd, waarna de slachtoffers een nieuwe bankpas zouden krijgen. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat zij hun oude bankpas en SNS-digipas (hierna: ‘digipas’) of Rabo-scanner (hierna: ‘scanner’) in een envelop moesten doen en dat de envelop door een andere bankmedewerker bij hun woning zou worden opgehaald. De namen van de ophalers/koeriers die aan de slachtoffers werden doorgegeven, waren [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] of [naam 10] . Ook hoorden de slachtoffers een code van letters en cijfers die de koerier ter verificatie aan hen moest doorgeven, voordat zij de envelop met bankpas en digipas of scanner aan de koerier zouden meegeven. Verder moesten de slachtoffers, nadat zij een piep door de telefoon hoorden, de pincode behorend bij hun huidige bankpas inspreken. Vervolgens werd bij de woning van het slachtoffer aangebeld door een andere persoon die zich als koerier van de bank voordeed en de cijfer- en lettercode doorgaf die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. De nepbankmedewerker was nog aan de telefoon met het slachtoffer op het moment dat de koerier aan de deur kwam. Nadat de koerier de envelop met pinpas(sen) en digipas of scanner erin had opgehaald, vonden er direct handelingen met de bankrekeningen van het slachtoffer plaats: er werd geld van de spaarrekening overgeboekt naar de lopende bankrekening, de opnamelimiet werd verhoogd en er werden grote geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat of overgeschreven naar een andere bankrekening.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat een bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpas en digipas of scanner ophaalde (de koerier) en een persoon die de geldbedragen opnam (de pinner).
Uit het dossier blijkt dat er vaak ook nog andere personen achter de schermen bezig geweest met het verhogen van de pinlimiet, het zoeken naar geschikte geldautomaten en het aansturen van al deze daders.
4.1.3.
Aanknopingspunten betrokkenheid dadergroep
Op 14 september 2021 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) door de politie aangehouden. Zij zijn vrienden dan wel bekenden van elkaar. De verdachte en [medeverdachte 5] zijn zussen van elkaar.
Tijdens doorzoekingen in hun woningen en in een auto zijn onder de verdachten gegevensdragers in beslag genomen, zoals telefoons, USB-sticks en een laptop. Op de in beslag genomen gegevensdragers zijn zaken aangetroffen die direct zijn te relateren aan aangiftes van bankhelpdeskfraude in het dossier Dwarsfluit:
  • (groeps)snapchatgesprekken en whatsappgesprekken, waar één of meer van de verdachten deel van uitmaakten en die zijn gevoerd kort voor, tijdens of vlak na het plegen van een bankhelpdeskfraude. In die gesprekken werden gegevens met betrekking tot die fraude vermeld en gedeeld, zoals de naam en het adres van de aangever, een ophaalcode, pincode en een naam van één van de hiervoor genoemde koeriers. Ook werden in die gesprekken instructies gegeven wat iemand moest doen, wat achteraf overeen blijkt te komen met handelingen die door de beller, koerier of pinner in die fraudezaak zijn verricht;
  • screenshots van bankpassen van aangevers, zoekopdrachten naar adressen van aangevers gevolgd door het openen van de app Google Maps en gegevens van geldautomaten die zich in de buurt van de woningen van verschillende aangevers bevinden;
  • op de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] : belscripts voor het plegen van bankhelpdeskfraude. De belscripts beginnen met “Goedendag” of “U spreekt met’ en vervolgens staan één of meer namen van de vier hiervoor genoemde bankmedewerkers expliciet in het belscript vermeld. Uit de aangiftes blijkt verder dat de inhoud van de belscripts overeenkomt met het praatje dat de nepbankmedewerkers met de aangevers aan de telefoon hebben gevoerd. Op de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 4] zijn screenshots van de LinkedInprofielen van [naam 1] respectievelijk [naam 3] aangetroffen;
  • lijsten met persoonsgegevens, veelal van bejaarde personen, waarop naast namen en adressen ook telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen werden vermeld (zogenoemde leads). De gegevens van veel aangevers stonden op deze lijsten vermeld.
[medeverdachte 4] heeft bekend dat hij als beller betrokken is geweest bij meerdere van de hiervoor beschreven bankhelpdeskfraudes, dat hij zich daarbij heeft voorgedaan als ‘ [naam 4] ’ van Rabobank en dat hij het belscript heeft gebruikt dat op zijn telefoon is aangetroffen.
Ook de verdachte heeft op de zitting bekend dat zij meerdere keren betrokken is geweest bij deze bankhelpdeskfraudes, onder andere als beller, waarbij zij zich voordeed als [naam 2] .
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Bewezenverklaring feit 1
De verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat daar waar de gedragingen van de verdachte zich hebben beperkt tot het ontvangen en doorgeven van informatie, slechts sprake is van medeplichtigheid, is de rechtbank van oordeel dat ook in dat geval zij daarmee een essentiële schakel binnen de dadergroep was om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen. Zoals onder 4.1.2 is overwogen, was er bij de bankhelpdeskfraude sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de personen die de verschillende rollen vervulden. De rol van de verdachte is van zodanig gewicht geweest, dat zij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting kan worden aangemerkt.
4.2.2.
Bewezenverklaring feit 3
Aan de verdachte wordt onder feit 3 verweten dat zij in de periode van 5 augustus tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl zij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
De verdachte heeft bekend dat zij een grote hoeveelheid persoonsgegevens voorhanden heeft gehad op haar telefoon. Het ging om een lijst met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van personen. Deze lijst bevat derhalve niet-openbare gegevens. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van deze leads en een beroep gedaan op haar zwijgrecht. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past binnen het kader van de door de verdachte en haar medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijst met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in haar bezit is gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen
4.2.3.
Vrijspraak feit 2
Aan de verdachte wordt onder feit 2 verweten dat zij in de periode van 10 mei 2021 tot en
met 14 september 2021 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude en die verder bestond uit de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Standpunt officier van justitie
Hoewel er niet veel zaken hard aan de verdachte zijn te linken, telde zij volop mee in de criminele organisatie. Zo heeft [medeverdachte 1] in een chat met iemand anders over de verdachte gesproken als iemand die tonnen heeft verdiend met bellen. Daarnaast heeft de verdachte een vakantiehuisje geboekt waar de criminele organisatie een bedrijfsuitje hield en zijn op haar telefoon diverse belscripts en aliassen gevonden die door de organisatie werden gebruikt. De tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie kan daarom worden bewezen.
Beoordeling
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) kan slechts dan sprake zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Het plegen van bankhelpdeskfraude vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders, omdat zij handelingen verrichten die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Uit het dossier blijkt dat gedurende een half jaar vele bankhelpdeskfraudes met de hiervoor beschreven modus operandi zijn gepleegd en dat daarbij veelal dezelfde personen, in wisselende samenstelling, betrokken waren.
In zoverre is sprake van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur als bedoeld in artikel 140 Sr.
De verdachte heeft verklaard dat zij drie à vier keer heeft gebeld in het kader van bankhelpdeskfraude, niet altijd met succes. Op grond van de bewezenverklaarde feiten in de afzonderlijke zaaksdossiers en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, is komen vast te staan dat de verdachte zich twee keer, met een tussenpoos van drie maanden, schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van een geslaagde bankhelpdeskfraude. Daarnaast staat niet meer vast dan dat zij op één moment zogeheten leads voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van de verdachte onvoldoende structureel is om haar als deelnemer van het samenwerkingsverband aan te merken. Dat zij daarnaast een vakantiehuisje had geboekt en daar met enkele medeverdachten heeft verbleven maakt haar aandeel in de gedragingen niet dusdanig groter dat dit tot een ander oordeel moet leiden. Ook de enkele uitlating van [medeverdachte 1] in een chatgesprek met een ander, waarin hij de verdachte een groot aandeel in de criminele organisatie toedicht, is zonder ondersteunend bewijs onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2021 (zaak Almere) tot en met 31 augustus 2021 (zaak Almere), te Hooge Wierde en/of Vaassen en/of Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens)
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
a. [naam 11] (geboren in 1945) en/of [naam 12] (geboren in 1956) en/of
b. Rabobank en/of één of meer andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of
eenpincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of
ad b. één of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en
/ofin strijd met
de waarheid meermalen, althans éénmaal, (telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen verworven door zich voor te doen als (een) bonafide bankmedewerker(s), waardoor die [naam 11] en/of [naam 12] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op bankrekening(en) ingelogd als zijnde zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die [naam 11] en/of [naam 12]
,en/of (vervolgens)
(digitaal) één of meerdere goederen en/of cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor Rabobank en/of één of meer andere bank (en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 augustus 2021 tot en met 14 september 2021 te Almere, althans Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, niet-openbare gegevens, te weten (een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: geslacht en/of initialen en/of namen en/of geboortedata en/of woonadressen en/of e-mailadressen en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers, van - 500 personen (geboren tussen 1 januari 1951 en 26 december 1960), op een Apple Iphone 11 (D.02.12.002)
a. heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen, en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend heeft gemaakt of uit
winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat liet door misdrijf verkregen gegevens betreft.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

3.

niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen;

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen twee keer schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude. De verdachte en haar medeverdachten hebben doelbewust mensen op hoge leeftijd uitgezocht als doelwit van hun frauduleuze handelen. Zij maakten daarbij gebruik van illegaal verkregen lijsten met persoonsgegevens (leads). De gebelde slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en digipas of scanner af te geven, waarna de verdachten geld van hun bankrekeningen opnamen. De slachtoffers zijn opgelicht voor een totaalbedrag van ruim € 21.000,-.
De verdachte en haar medeverdachten hebben op een georganiseerde en doortrapte wijze misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij, gezien hun leeftijd, kwetsbare slachtoffers. Uit het dossier is gebleken dat dit soort feiten de slachtoffers niet alleen in financiële zin treft, maar dat ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig wordt aangetast en voor gevoelens van schaamte, stress en angst zorgt. Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken. De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van haar handelen, maar alleen gedacht aan haar eigen financiële gewin. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft rapportages en een brief over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 oktober 2021 en 17 januari 2022, respectievelijk 25 november 2021.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en brief.
Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij haar leven op orde heeft. Zij heeft een baan, woont bij haar ouders en heeft twee jonge kinderen voor wie zij de volledige zorg draagt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In verhouding tot de straffen die zijn opgelegd aan de medeverdachten speelt daarbij een rol dat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van deelname aan een criminele organisatie. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte vaker dan deze twee keer betrokkenheid heeft gehad bij bankhelpdeskfraude, is dat onvoldoende om bij de strafmaat rekening te houden met fraude van een grotere omvang. Tot slot wordt rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, als spreekwoordelijke stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit betekent dat, na aftrek van voorarrest, geen gevangenisstraf resteert. Daarnaast wordt het opleggen van een flinke taakstraf passend geacht.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij de verdachte vrijspreekt van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie en haar rol in de dadergroep anders weegt.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 162 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst (van 11 maart 2024) vermelde zwarte iPhone 11, zwarte iPhone 12 en zilveren MacBook te onttrekken aan het verkeer en de overige voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoons en Macbook bevatten lijsten met persoonsgegevens en andere bestanden die zijn gebruikt bij het plegen van de feiten. Het ongecontroleerde bezit van die lijsten is in strijd met de wet en het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De telefoons en MacBook zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) heeft zich ter zake van het onder
1 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd. Rabobank vordert een bedrag van
€ 263.975,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 1] (€ 5.000,-), [slachtoffer 2]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 3] (€ 19.720,-), [slachtoffer 4] (€ 33.500,-), [slachtoffer 5] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 6] (€ 11.417,-);
- onderzoekskosten ten bedrage van € 720,-.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderdeel van de vordering dat ziet op schadeloosstelling van het slachtoffer [slachtoffer 1] voor toewijzing in aanmerking komt, alsook de gevorderde onderzoekskosten voor dit zaaksdossier ten bedrage van € 120,-.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde € 5.000,- ter zake van schadeloosstelling van het slachtoffer [slachtoffer 1] en onderzoekskosten ten bedrage van
€ 120,-. De verdediging heeft verzocht Rabobank niet-ontvankelijk te verklaren in het overige deel van de vordering.
9.3.
Beoordeling
Rabobank wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 2] (€ 5.000,-), [slachtoffer 3]
(€ 19.720,), [slachtoffer 4] (€ 33.500,-), [slachtoffer 5] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 6] (€ 11.417,-) wegens oplichting, omdat die oplichtingen niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Rabobank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden voor een bedrag van € 5.000,-, doordat zij het slachtoffer [slachtoffer 1] schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Ook de gevorderde onderzoekskosten komen voor toewijzing in aanmerking. Rabobank heeft voldoende onderbouwd welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Verder komt het opgevoerde bedrag van € 120,- de rechtbank niet onredelijk voor. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
In totaal zal dus een bedrag van € 5.120,- worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Rabobank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021.
Nu de vordering van Rabobank gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door Rabobank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden. Het gaat hier weliswaar om een professionele bank die in staat moet worden geacht met eigen incassomogelijkheden haar vordering op de verdachte en de medeverdachten te verhalen, maar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie geven geen aanleiding om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot natuurlijke personen of (rechts)personen die die mogelijkheid niet hebben. In deze zaak weegt de rechtbank mee dat het grootste deel van haar vordering ziet op de schade die haar klant, een natuurlijk persoon, heeft geleden. Als deze klant afzonderlijk haar vordering had ingediend, had oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarschijnlijk niet ter discussie gestaan. Ook is van belang dat de bank terugbetaling vordert van de kosten die zijn gemaakt om de schade van de klant te vergoeden. De bank is tot dit laatste niet verplicht, zij heeft dit uit coulance gedaan. Daardoor heeft het slachtoffer in deze zaak op korte termijn haar verdwenen banktegoed vergoed gekregen en heeft zij niet hoeven wachten op de uitkomst van deze zaak. Ook hoefde zij niet meer zelf een vordering in te stellen en is haar het daarmee gepaarde papierwerk bespaard gebleven. Wanneer de bank dit tegoed zelfstandig zou moeten terugvorderen bij verdachten van dergelijke misdrijven, neemt die bereidheid tot coulancevergoedingen in de toekomst wellicht af. De rechtbank acht dat onwenselijk.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet Rabobank een schadevergoeding betalen van € 5.120,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening en de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 139g en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 162 (honderdtweeënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde, dat zij zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken, niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart de zwarte iPhone 11, zwarte iPhone 12 en zilveren MacBook onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen:
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haarmededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Coöperatieve Rabobank U.A.te betalen een bedrag van
€ 5.120,00 (zegge: vijfduizendhonderdtwintig euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Coöperatieve Rabobank U.A. te betalen
€ 5.120,00 (hoofdsom, zegge: vijfduizendhonderdtwintig euro)), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.120,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2021
(zaak Almere) tot en met 31 augustus 2021 (zaak Almere), te Hooge
Wierde en/of Vaassen en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels
a. [naam 11] (geboren in 1945) en/of [naam 12]
(geboren in 1956) en/of
b. Rabobank en/of één of meer andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of
pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of
ad b. één of meergeldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
(telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en of (Rabo-)scanner(s)
en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen
verworven door zich voor te doen als (een) bonafide
bankmedewerker(s), waardoor die [naam 11] en /of [naam 12]
werden bewogen tot bovenomschreven afgifte
en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op bankrekening(en) ingelogd als
zijnde zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die [naam 11] en/of
[naam 12] , en/of (vervolgens)
(digitaal) één of meerdere goederen en/of cryptovaluta
aangekocht/betaald en/of pinopnames
verricht, waardoor Rabobank en/of één of meer andere bank (en)
werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 (zaak Veenendaal) tot en
met 14 september 2021
te Almere en/of diverse andere plaatsen, althans in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
haar,
verdachte,
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude
bestaande
uit misdrijven, te weten (onder meer)
- het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
3.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 augustus
2021 tot en met 14 september 2021 te Almere, althans Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens, te weten
(een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: geslacht en/of initialen
en/of namen en/of geboortedata en/of woonadressen en/of
e-mailadressen en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers,
van
- 500 personen (geboren tussen 1 januari 1951 en 26 december 1960), op
een Apple Iphone 11 (D.02.12.002)
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte
en/of haar mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen,
en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend
heeft gemaakt of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft
gebruikt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.