ECLI:NL:RBROT:2024:5809

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
ROT 24/5563
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op basis van aantreffen van hard- en softdrugs en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn woning gesloten zag vanwege het aantreffen van hard- en softdrugs. De burgemeester van Rotterdam had op 30 mei 2024 besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten, na een huiszoeking op 5 maart 2024 waarbij 107 gram henneptoppen en 20,9 gram 4-CMC werden aangetroffen. Verzoeker, die in detentie zit, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening zodat hij met zijn huisdieren in de woning kan blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoeker drie maanden geen toegang tot zijn woning heeft, is hij momenteel gedetineerd en zal de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak pas eind augustus 2024 plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat zelfs als het besluit van de burgemeester zou worden geschorst, verzoeker niet in zijn woning zou kunnen verblijven vanwege zijn detentie.

Daarnaast werd op zitting duidelijk dat de verhuurder de huurovereenkomst wil ontbinden, maar dit staat los van de woningsluiting. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet heeft aangetoond dat het besluit van de burgemeester evident onrechtmatig is, en dat de motivering van de sluiting voldoende was. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen en heeft de proceskosten niet toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5563

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam 1], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian)
met als derde-partij:
[naam 1]uit [plaatsnaam 2] (de verhuurder)
(gemachtigde: mr. G. Meijerink).

Inleiding

1.1.
De burgemeester heeft met het primaire besluit van 30 mei 2024 de woning van verzoeker gesloten. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde, namens het college de gemachtigde en mr. B. Dogan en namens de verhuurder de gemachtigde en [naam 2].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Verzoeker huurt de woning aan het [adres] (de woning). De politie is overgegaan tot een huiszoeking naar aanleiding van een aangifte van gijzeling, bedreiging, afpersing en mishandeling waarbij verzoeker een van de verdachten is. De aangever gaf aan dat hij door meerdere verdachten, waaronder verzoeker, naar een woning elders in Nederland is gebracht (vermoedelijk de woning van verzoeker, gelet op de beschrijving van de woning). Op 5 maart 2024 heeft de politie de woning doorzocht. Daarbij is 107 gram henneptoppen en 20,9 gram 4-CMC aangetroffen. Verder zijn 2 mobiele telefoons, een leeg gripzakje en een weegschaal aangetroffen. Van deze bevindingen heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt op 13 maart 2024. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 30 mei 2024 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor drie maanden. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open blijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Verzoeker is het niet eens met de sluiting van zijn woning. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij met zijn huisdieren voorlopig in de woning kan blijven wonen. Hij heeft geen netwerk om op terug te vallen, ook niet voor zijn huisdieren. De aangetroffen drugs waren niet van hem maar van een Poolse man die onderdak zocht en die hij heeft willen helpen. Bovendien zijn de drugs zijn niet bedoeld voor de handel, zodat er geen sprake is van een aantasting van het woon- en leefklimaat. De sluiting is daarnaast niet evenredig. De verhuurder heeft aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te zullen ontbinden.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Hoewel verzoeker met de sluiting drie maanden lang geen toegang tot zijn woning heeft, zit verzoeker momenteel in detentie. Op zitting heeft verzoeker verklaard dat hij sinds 5 maart 2024 vast zit (blijkens de bestuurlijke rapportage is dit vanwege het de hiervoor genoemde verdenking van betrokkenheid bij gijzeling, bedreiging, afpersing en mishandeling). Daarbij heeft verzoeker verklaard dat een pro forma zitting reeds heeft plaatsgevonden en dat een inhoudelijke behandeling van de strafzaak vermoedelijk ergens eind augustus 2024 plaatsvindt. Dat betekent dat, ook al zou de voorzieningenrechter het besluit van de burgemeester schorsen, hij toch zijn woning niet in zou kunnen omdat aannemelijk is dat hij (in ieder geval) tot eind augustus gedetineerd is, waarna er nog een uitspraak moet komen en het niet zeker is of verzoeker daarna vrijkomt.
7. Verzoekers stelling dat de verhuurder heeft aangekondigd de huurovereenkomst te zullen ontbinden, levert evenmin een spoedeisend belang op. Op zitting heeft de verhuurder verklaard dat de ontbindingsprocedure is opgestart omdat in de woning bij een eerder onderzoek op 21 februari 2024 een hennepplantage is aangetroffen en dat de ontbindingsprocedure dus los staat van de woningsluiting. Dat de huisdieren, die op dit moment door de neef van verzoeker worden verzorgd, niet in het huis kunnen verblijven, is onvoldoende om een spoedeisend belang te kunnen aannemen.
8. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd dat sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb. Nu verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het besluit van de burgemeester evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor dat oordeel. Het besluit om de woning voor drie maanden te sluiten is gemotiveerd met een verwijzing naar wat is aangetroffen in de woning op 5 maart 2024. Deze motivering is niet evident ontoereikend of onjuist. Dat verzoeker niets van de aanwezigheid van de drugs in de door hem gehuurde woning af wist, is niet op voorhand aannemelijk.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om nu een voorlopige voorziening te treffen.
10. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.