Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juni 2024 in de zaak tussen
[verzoeker], uit [plaatsnaam 1], verzoeker
de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester
[naam 1]uit [plaatsnaam 2] (de verhuurder)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn woning gesloten zag vanwege het aantreffen van hard- en softdrugs. De burgemeester van Rotterdam had op 30 mei 2024 besloten om de woning van verzoeker voor drie maanden te sluiten, na een huiszoeking op 5 maart 2024 waarbij 107 gram henneptoppen en 20,9 gram 4-CMC werden aangetroffen. Verzoeker, die in detentie zit, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening zodat hij met zijn huisdieren in de woning kan blijven wonen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Hoewel verzoeker drie maanden geen toegang tot zijn woning heeft, is hij momenteel gedetineerd en zal de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak pas eind augustus 2024 plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat zelfs als het besluit van de burgemeester zou worden geschorst, verzoeker niet in zijn woning zou kunnen verblijven vanwege zijn detentie.
Daarnaast werd op zitting duidelijk dat de verhuurder de huurovereenkomst wil ontbinden, maar dit staat los van de woningsluiting. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet heeft aangetoond dat het besluit van de burgemeester evident onrechtmatig is, en dat de motivering van de sluiting voldoende was. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen en heeft de proceskosten niet toegewezen.