ECLI:NL:RBROT:2024:5802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
10-207733-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized bank helpdesk fraud involving elderly victims leading to multiple convictions

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een omvangrijke bankhelpdeskfraude, heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden, van april tot september 2021, samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraudes. Hierbij werden voornamelijk oudere slachtoffers doelbewust uitgekozen. De fraude bestond uit het manipuleren van deze slachtoffers om hun bankpas, pincode en scanner af te geven, waarna hun bankrekeningen snel werden leeggehaald. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor (poging tot) oplichting, computervredebreuk, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De vorderingen van benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, en er is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, wat leidde tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte heeft openheid van zaken gegeven over zijn rol in de fraude, wat in strafverminderende zin is meegewogen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact van de fraude op hun leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-207733-21
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadslieden mrs. I. Stas en R.B. Venema, advocaten te Almere.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2022, 19, 21 en 22 maart 2024 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan meerdere bankhelpdeskfraudes (een vorm van oplichting die ook wordt aangeduid met de term ‘spoofing’) en daaraan gerelateerde feiten in de periode van 22 april tot en met 14 september 2021. Aan hem zijn de volgende zeven feiten ten laste gelegd:
-het medeplegen van oplichting van vier personen en een aantal banken (feit 3);
-het meermalen medeplegen van het binnendringen van een netwerk/server van een bank (feit 2);
-het medeplegen van witwassen van geldbedragen (totaal € 55.220,-) en cryptovaluta
(feit 1);
-het witwassen van luxe goederen (feit 4);
-het medeplegen van een pogingen tot oplichting (feit 6);
-het voorhanden hebben van (een lijst met) niet-openbare persoonsgegevens (‘leads’), terwijl hij tijdens het voorhanden krijgen wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren (feit 7);
-deelname aan een criminele organisatie met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (feit 5).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
4.1.1.
Algemeen
De Volksbank (moederorganisatie van onder andere SNS) heeft op 23 april 2021 aangifte bij de politie gedaan van bankhelpdeskfraude. De Volksbank zag sinds januari 2021 een toename van het aantal meldingen van klanten die slachtoffer waren geworden van deze vorm van fraude. Op basis van die meldingen heeft zij geconstateerd dat de wijze waarop de bankhelpdeskfraude werd gepleegd in meerdere gevallen grote overeenkomsten vertoonde. Veel klanten hebben ook zelf aangifte van oplichting gedaan. Op 28 april 2021 is de politie gestart met een strafrechtelijk onderzoek (genaamd ‘Dwarsfluit’) naar deze fraudegevallen. Gedurende het onderzoek, op 16 juli 2021, heeft ook Rabobank bij de politie aangifte van bankhelpdeskfraude gedaan. In het voorafgaande jaar waren ook tientallen van haar klanten slachtoffer hiervan geworden.
4.1.2.
Modus operandi
Uit het dossier Dwarsfluit blijkt dat in een groot aantal gevallen van de tenlastegelegde bankhelpdeskfraudes sprake is van eenzelfde modus operandi met specifieke kenmerken. Deze modus operandi was als volgt.
Bankrekeninghouders werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij klant waren. Een vrouwelijke nepbankmedewerker van SNS stelde zich veelal voor als [naam 1] en van Rabobank als [naam 2] , een mannelijke nepbankmedewerker van SNS als [naam 3] en van Rabobank als [naam 4] . Deze vier namen zijn namen van personen die daadwerkelijk bij de desbetreffende bank werken of hebben gewerkt. In meerdere gevallen belde de nepbankmedewerker met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] of was zichtbaar dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd gebeld. Laatstgenoemd nummer behoort toe aan de klantenservice van Rabobank.
De slachtoffers die werden gebeld, waren over het algemeen op hoge leeftijd. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat was geconstateerd dat er een verdachte transactie plaatsvond vanaf hun bankrekening en dat criminelen mogelijk probeerden te frauderen met hun bankrekening (of woorden van gelijke strekking). De nepbankmedewerker belde om het geld van de klant veilig te stellen. De bankrekening zou worden geblokkeerd, waarna de slachtoffers een nieuwe bankpas zouden krijgen. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat zij hun oude bankpas en SNS-digipas (hierna: ‘digipas’) of Rabo-scanner (hierna: ‘scanner’) in een envelop moesten doen en dat de envelop door een andere bankmedewerker bij hun woning zou worden opgehaald. De namen van de ophalers/koeriers die aan de slachtoffers werden doorgegeven, waren [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] of [naam 10] . Ook hoorden de slachtoffers een code van letters en cijfers die de koerier ter verificatie aan hen moest doorgeven, voordat zij de envelop met bankpas en digipas of scanner aan de koerier zouden meegeven. Verder moesten de slachtoffers, nadat zij een piep door de telefoon hoorden, de pincode behorend bij hun huidige bankpas inspreken. Vervolgens werd bij de woning van het slachtoffer aangebeld door een andere persoon die zich als koerier van de bank voordeed en de cijfer- en lettercode doorgaf die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. In een aantal gevallen heeft de koerier de bankpas van het slachtoffer doorgeknipt, zonder daarbij de chip door te knippen, waardoor nog steeds pintransacties met de bankpas konden worden uitgevoerd. De nepbankmedewerker was vaak nog aan de telefoon met het slachtoffer op het moment dat de koerier aan de deur kwam.
Nadat de koerier de envelop met pinpas(sen) en digipas of scanner erin had opgehaald, vonden er vrijwel direct handelingen met de bankrekeningen van de slachtoffers plaats: er werd geld van de spaarrekening overgeboekt naar de lopende bankrekening, de opnamelimiet werd verhoogd, er werden grote contante geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat en/of er werden met de bankpas van het slachtoffer luxe goederen gekocht bij exclusieve winkels (veelal in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam), zoals Louis Vuitton, Prada en Gucci. In een aantal gevallen zijn met het geld van de slachtoffers bitcoins gekocht via bitcoinaccounts die op naam stonden van zogenoemde geldezels.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat elke bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpas en digipas of scanner ophaalde (de koerier) en een persoon die de geldbedragen opnam of de luxe goederen kocht (de pinner). Uit het dossier blijkt dat er vaak ook nog andere personen achter de schermen bezig geweest met het verhogen van de pinlimiet, het zoeken naar geschikte geldautomaten en het aansturen van al deze daders.
4.1.3.
Aanknopingspunten betrokkenheid dadergroep
Op 14 september 2021 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) door de politie aangehouden. Zij zijn vrienden dan wel bekenden van elkaar. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn zussen van elkaar.
Tijdens doorzoekingen in hun woningen en in een auto zijn onder de verdachten gegevensdragers in beslag genomen, zoals telefoons, USB-sticks en een laptop. Op de in beslag genomen gegevensdragers zijn zaken aangetroffen die direct zijn te relateren aan aangiftes van bankhelpdeskfraude in het dossier Dwarsfluit:
  • (groeps)snapchatgesprekken en whatsappgesprekken, waar één of meer van de verdachten deel van uitmaakten en die zijn gevoerd kort voor, tijdens of vlak na het plegen van een bankhelpdeskfraude. In die gesprekken werden gegevens met betrekking tot die fraude vermeld en gedeeld, zoals de naam en het adres van de aangever, een ophaalcode, pincode en een naam van één van de hiervoor genoemde koeriers. Ook werden in die gesprekken instructies gegeven wat iemand moest doen, wat achteraf overeen blijkt te komen met handelingen die door de beller, koerier of pinner in die fraudezaak zijn verricht;
  • notities met een (aanmaak)datum en een inhoud die te relateren zijn aan een specifieke aangifte;
  • onder andere op de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] : screenshots van bankpassen van aangevers, zoekopdrachten naar adressen van aangevers, gevolgd door het openen van Google Maps, en gegevens van geldautomaten die zich in de buurt van de woningen van verschillende aangevers bevinden;
  • op de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] : belscripts voor het plegen van bankhelpdeskfraude. De belscripts beginnen met “Goedendag” of “U spreekt met’, gevolgd door één of meer namen van de vier hiervoor genoemde bankmedewerkers. In het belscript met als bellers [naam 3] en [naam 4] wordt achter de naam een telefoonnummer vermeld: [telefoonnummer 1] respectievelijk [telefoonnummer 2] . Meerdere aangevers zijn gebeld door één van deze telefoonnummers. Uit de aangiftes blijkt verder dat de inhoud van de belscripts overeenkomt met het praatje dat de nepbankmedewerkers met de aangevers aan de telefoon hebben gevoerd. Op de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 4] zijn screenshots van de LinkedInprofielen van [naam 3] respectievelijk [naam 1] aangetroffen;
  • op een kladblok in de woning van [medeverdachte 1] : het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ;
  • lijsten met persoonsgegevens, veelal van bejaarde personen, waarop naast namen en adressen ook telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen werden vermeld (zogenoemde leads). De gegevens van veel aangevers stonden op deze lijsten vermeld;
  • chatgesprekken over luxe goederen of waarin wordt doorgegeven welk luxe goed iemand wil hebben (‘ben nu in lv, nu Shoebaloo’, ‘pak shirtjes, Moncler, die Balenciaga trui’ en ‘nette broek Balenciaga’). Bij alle verdachten zijn luxe goederen (van onder andere de genoemde merken) aangetroffen en in beslag genomen;
  • overige chatgesprekken en notities waarin termen worden gebezigd die te relateren zijn aan bankhelpdeskfraude, zoals ‘bellen’, ‘ophalen’, ‘ophaalcode’, ‘kaarten pakken’, ‘naar muur gaan’ ‘xk trekken’ en ‘leads’.
De verdachte heeft bekend dat hij als beller betrokken is geweest bij meerdere van de hiervoor beschreven bankhelpdeskfraudes, dat hij zich daarbij heeft voorgedaan als ‘ [naam 4] ’ van Rabobank en dat hij het belscript heeft gebruikt dat op zijn telefoon is aangetroffen. Verder heeft hij verklaard dat hij met het bellen geld heeft verdiend en dat een deel van de luxe goederen die bij hem zijn aangetroffen, is bekostigd met het geld dat afkomstig is van die fraudes.
Naast de zes verdachten figureren ook andere personen in het dossier. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan chatgesprekken die te relateren zijn aan een bankhelpdeskfraude of zijn herkend of op camera vastgelegd als koerier of pinner.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de aan de verdachte ten laste gelegde feiten 2 en 3 in de zaken Noordeloos (aangever [aangever 1] ) en Diatomiet (aangever [aangever 2] ), 6 in de zaak Assen (aangeefster [aangeefster 1] ) en 4 (met uitzondering van de Prada tas, Arcteryx jas, Burberry sjaal, en Alyx riem).
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte als (mede)pleger van die feiten te kunnen aanmerken.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Bewijswaardering
De ten laste gelegde feiten zoals hiervoor opgenomen onder 4.2 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen verder zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft ten aanzien van de overige ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes in de zaken Veenendaal (feiten 2 en 3) en Uden (feit 3) (bewijs)verweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die verweren bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 1 (medeplegen van witwassen), 4 (witwassen), 7 (zaak leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
4.3.2.
Bespreking feiten 2 en 3
Vrijspraak zaak Veenendaal, aangeefster [aangeefster 2]
Aangeefster [aangeefster 2] is op 10 mei 2021 in de avond slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi.
Kort voordat zij werd gebeld, omstreeks 19.42 uur, is op de telefoon van [medeverdachte 1] een afbeelding opgeslagen van het scherm van een laptop, waarop een lijst met persoonsgegevens, telefoonnummers en bankrekeningnummers is te zien, waaronder ook die van de aangeefster. Bovenin het scherm van de laptop was de naam ‘ [verdachte] ’ zichtbaar. Uit het dossier kan verder worden afgeleid dat, nadat de aangeefster door de nepbankmedewerker was gebeld, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met de auto naar de woonplaats van de aangeefster zijn gereden en dat [medeverdachte 1] daar bij een geldautomaat heeft gepind met de bankpas van de aangeefster.
De verdachte heeft verklaard dat de laptop, die te zien is op de afbeelding op de telefoon van [medeverdachte 1] , zijn laptop was en dat hij aanwezig is geweest in het Landal vakantiehuisje waar de foto is gemaakt, maar heeft betrokkenheid bij de oplichting ontkend.
De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat de computer van de verdachte persoonsgegevens van de aangeefster bevatte, die gebruikt zijn voor het plegen van de oplichting van aangeefster. Het dossier bevat echter geen bewijs dat de verdachte in deze zaak de beller is geweest of in een andere rol betrokken is geweest bij de oplichting.
Het enkel aanwezig hebben van de persoonsgegevens van de aangeefster op zijn laptop, is onvoldoende om hem als (mede)pleger van de ten laste gelegde oplichting aan te merken. De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Bewezenverklaring zaak Uden, aangeefster [aangeefster 3]
Aangeefster [aangeefster 3] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De verdachte heeft bekend dat hij in deze zaak degene is geweest die de aangeefster heeft gebeld. De verdediging heeft aangevoerd dat desondanks vrijspraak van de ten laste gelegde oplichting moet volgen, omdat geen sprake is geweest van het opnemen van geld of doen van aankopen met de bankpas van de aangeefster; het bewezenverklaarde levert slechts een poging tot oplichting op, maar dat is niet aan de verdachte ten laste gelegd.
De rechtbank passeert dit verweer gelet op hetgeen zij onder 4.3.1 ten aanzien van het medeplegen heeft overwogen. De oplichting van de slachtoffers heeft er in bestaan dat zij door de opgezette fraudeconstructie zijn bewogen tot afgifte van hun bankpassen, digipassen of scanners en pincodes, zoals ook aan de verdachte is ten laste gelegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de aangeefster in deze zaak haar bankpas heeft afgegeven.
Nu de verdachte de beller is geweest, kan hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting worden aangemerkt.
4.3.3.
Bewijswaardering feit 1 (medeplegen van witwassen in de zaken Diatomiet en Noordeloos)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat hij niet als (mede)pleger van de ten laste gelegde witwashandelingen kan worden aangemerkt.
Beoordeling
Op 28 april en 24 juni 2021 zijn de aangevers [aangever 2] respectievelijk [aangever 1] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De verdachte heeft bekend dat hij in beide zaken de beller is geweest.
Het bedrag van € 33.500,-, dat is buitgemaakt met de oplichting van slachtoffer [aangever 2] , is gestort op een Binance account, dat op naam staat van een katvanger, om cryptovaluta te kopen. Met het bedrag van € 19.720,-, dat is buitgemaakt met de oplichting van het slachtoffer [aangever 1] , is luxe kleding gekocht.
Daarmee is in beide zaken sprake van het omzetten en/of overdragen van het door de oplichtingen verkregen geld. Het kopen van cryptovaluta en luxe goederen met het geld dat de verdachten met de oplichtingen buit maakten, was een wezenlijk onderdeel van de door verdachte en zijn mededaders gepleegde bankhelpdeskfraudes. Als een bankhelpdeskfraude slaagde, kregen de daders ieder een deel van de cryptovaluta of van de aangekochte luxe goederen. De verdachte vervulde een belangrijke rol bij het bereiken van het doel. Zonder beller zou de buit immers niet zijn binnengehaald. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte als medepleger van het ten laste gelegde witwassen kan worden aangemerkt.
Het verweer wordt verworpen.
4.3.4.
Bewijswaardering feit 4
Standpunt verdediging
De verdachte moet partieel worden vrijgesproken van dit feit. De op de tenlastelegging vermelde Gucci riem, Prada tas, Arcteryx jas, Burberry sjaal en Alyx riem heeft hij niet gekocht met geld met een criminele herkomst.
Juridisch kader
Voor een veroordeling van witwassen zoals neergelegd in artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, Sr dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Beoordeling
De hiervoor beschreven modus operandi van de door de verdachte en de medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude rechtvaardigt het vermoeden dat de op de tenlastelegging vermelde voorwerpen alle uit misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft bekend dat een groot deel van de bij hem aangetroffen luxe goederen afkomstig is uit die bankhelpdeskfraudes. Ten aanzien van een aantal goederen, te weten de Gucci riem, Prada tas, Arcteryx jas, Burberry sjaal en Alyx riem, heeft de verdachte verklaard dat hij deze goederen heeft gekocht voorafgaand aan het plegen van de bankhelpdeskfraudes met het geld dat hij legaal heeft verdiend toen hij werkzaam was als zzp’er in de sales. De verdachte heeft verschillende stukken ter onderbouwing van zijn verklaring overgelegd.
Deze verklaring van de verdachte is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verder vindt zijn verklaring geen weerlegging in de bewijsmiddelen en is er door het openbaar ministerie geen nader onderzoek gedaan naar de verklaring van de verdachte. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat de genoemde voorwerpen een legale herkomst hebben. De verdachte zal daarom (partieel) worden vrijgesproken van het witwassen van deze voorwerpen.
4.3.5.
Bewijswaardering feit 7 (zaak Leads)
Aan de verdachte wordt onder feit 7 onder meer verweten dat hij in de periode van 26 april tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat hij geen weet heeft gehad van de lijst met persoonsgegevens op zijn laptop.
Beoordeling
Dit verwijt betreft de lijst met 15 persoonsgegevens die zichtbaar was op het scherm van de laptop van de verdachte en waarvan een foto is gemaakt, die op 10 mei 2021 omstreeks 19.42 uur op de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen (zie ook hiervoor onder de bespreking van zaak Veenendaal). Op 10 mei 2021 bevonden de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zich gezamenlijk in een huisje op een Landal park in Biddinghuizen. Vast staat dat de foto van het scherm van de laptop van de verdachte is gemaakt in dat Landal park.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 10 mei 2021 in de middag het Landal park heeft verlaten, zijn laptop heeft achtergelaten en niet weet hoe de lijst vervolgens op zijn laptop is gekomen. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, omdat de verdachte tegenstrijdig heeft verklaard. Hij heeft immers ook verklaard dat hij zijn laptop altijd bij zich hield, onder meer om zijn cryptovaluta in de gaten te houden.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de gegevens van 15 personen voorhanden had op zijn laptop. Het ging om een lijst met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van deze leads. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de verdachte en de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past binnen het kader van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijst met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in het bezit van de verdachte zijn gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen
4.3.6.
Bewijswaardering feit 5 (deelneming aan criminele organisatie)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat zijn bijdrage te beperkt is geweest om als deelnemer van een criminele organisatie te kunnen worden aangemerkt. Hij heeft een paar keer de rol van beller vertolkt. Hij is daarvoor gevraagd en kreeg aanwijzingen door. De samenwerking met de anderen is die keren ad hoc geweest. Hij heeft nauwelijks een bijdrage aan de samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van deelname aan groepschatgesprekken, geleverd.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Zoals hiervoor is overwogen, is een aanzienlijke mate van organisatie en samenwerking inherent aan het plegen van bankhelpdeskfraude. Er moesten gegevens van personen op leeftijd worden verkregen, de slachtoffers zijn gebeld, pincodes afhandig gemaakt, pinpassen en digipassen of scanners opgehaald, er is ingelogd op hun digitale bancaire omgeving, er zijn geldbedragen overgeschreven van hun spaarrekening naar hun lopende bankrekening, opnamelimieten verhoogd, geldopnames met de bankpassen gedaan en/of goederen aangeschaft. Deze handelingen werden steeds door verschillende daders verricht, die via hun telefoons in nauw contact stonden met elkaar, ieder om hun eigen rol bij de bankhelpdeskfraude te kunnen uitvoeren voor het gezamenlijke doel: de bankrekeningen van de slachtoffers -zo snel mogelijk- leeghalen. Vervolgens werd een verdeling van ‘de opbrengst’ gemaakt. Veelal werd door één of meer van de daders gewinkeld met de pinpas van het slachtoffer en gaven andere daders hun bestelling door, waarna de gekochte goederen werden verdeeld onder de daders.
Uit deze handelwijze blijkt dat sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid, die tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude (bestaand uit het plegen van oplichting, computervredebreuk en witwassen).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte niet alleen betrokken is geweest bij de hiervoor bewezen verklaarde oplichtingen, maar bij meerdere bankhelpdeskfraudes. De verdachte heeft verklaard dat de keren dat hij beller is geweest op twee handen te tellen zijn. Dat betekent dat hij tussen de vijf en de elf keer beller is geweest. Verder blijkt uit het dossier dat op de telefoon van de verdachte vele notities zijn aangetroffen met informatie over verschillende bankhelpdeskfraudes, zoals namen en adressen van aangevers, ophaalcodes, namen van koeriers en pincodes, en dat de verdachte deelnam aan verschillende (groeps)chatgesprekken waarin die informatie werd gedeeld met medeverdachten en derden. De belmomenten, notities en chatgesprekken zijn gedateerd op tijdstippen gedurende de gehele ten laste gelegde periode van ongeveer vijf maanden.
De verdachte is dus actief en structureel betrokken geweest bij de bankhelpdeskfraudes en heeft meerdere rollen vervuld, te weten als beller en informatieverstrekker. Daarmee heeft de verdachte een substantieel aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte als deelnemer van het criminele samenwerkingsverband kan worden aangemerkt. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 28 april 2021 tot en met 13 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen een voorwerp, te weten
53.220 euroheeft
overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 28 april 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer geautomatiseerde werken, te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangever 1] en [aangever 2] is binnengedrongen,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s) met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of inloggegevens toebehorende aan [aangever 1] en [aangever 2] ), behorende bij de bankrekening(en) van die [aangever 1] en [aangever 2] is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd
ewerken, en vervolgens
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben verricht;
3.
hij in de periode van 28 april 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
a. [aangeefster 3] en [aangever 1] en [aangever 2] enb. Rabobank heeft bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of (Rabo-)scanner en/of pincodes en/of inloggegevens en/of
ad b. geldbedragen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid ad a. voornoemde bankpas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen verworven door zich voor te doen als (een) bonafide bankmedewerker(s), waardoor die [aangeefster 3] , [aangever 1] en/of [aangever 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of (vervolgens)ad b. met die goederen en/of gegevens op bankrekening(en) ingelogd als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangeefster 3] , [aangever 1] en/of [aangever 2] , en/of
vervolgens goederen en/of cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor Rabobank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op 14 september 2021 te Den Haag voorwerpen, te weten
- schoenen en- luxe kleding heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude bestaande uit misdrijven, te weten
- het plegen van computervredebreuk en- het plegen van oplichting en- het plegen van witwassen ;
6.
hij op 22 april 2021 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [aangeefster 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar bankpas en Digi-kastje en haar pincode, voornoemde persoon heeft gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerker en gezegd dat de bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier en daarbij gevraagd wat de oude pincode was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op
10 mei 2021 inNederland niet-openbare gegevens, te weten een lijst van persoonsgegevens, woonadressen en e-mailadressen en telefoonnummers en bankrekeningnummers, van 15 personen op een laptop voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Ten aanzien van feit 1 (zaak Noordeloos)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen van € 19.720,- dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Dit geldbedrag is afkomstig uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Omdat slechts kan worden bewezen dat de verdachte dit geldbedrag heeft verworven of voorhanden heeft gehad en er geen sprake is van een verhullingshandeling, kunnen die gedragingen niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, Sr worden gekwalificeerd.
5.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachten dit geldbedrag geheel hebben uitgegeven aan (luxe) goederen. Het geldbedrag is dus overgedragen, omgezet en gebruikt. Er is geen sprake van een situatie zoals door de verdediging geschetst waarin de verdachte en de medeverdachten het geldbedrag ‘enkel hebben verworven of voorhanden gehad’. Het verweer wordt dan ook verworpen.
5.2.
De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

2.

medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;

3.

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

4.

witwassen;

5.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
6.
medeplegen van poging tot oplichting;
7.
niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraudes en een poging daartoe. Vier personen en een bank zijn daarvan het slachtoffer en opgelicht voor een totaalbedrag van ruim € 53.000,-. De verdachte en zijn medeverdachten hebben doelbewust mensen van hoge leeftijd uitgezocht als doelwit van hun frauduleuze praktijken. Zij maakten daarbij gebruik van illegaal verkregen lijsten met persoonsgegevens (leads), soms gesorteerd op leeftijd. De gebelde slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en digipas of scanner af te geven. De bankrekeningen van de slachtoffers werden vervolgens zo snel mogelijk leeggehaald door te pinnen bij een dichtstbijzijnde geldautomaat, de bankpas te gebruiken voor het aankopen van luxe merkartikelen of het kopen van bitcoins. De verdachte vervulde veelal de rol van beller.
Uit zijn eigen verklaring blijkt dat het plegen van bankhelpdeskfraude door de verdachte zich niet heeft beperkt tot de hiervoor genoemde slachtoffers.
De rechtbank rekent de verdachte zijn doortrapte handelen ernstig aan.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben op een georganiseerde en professionele wijze misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers, door hen te overrompelen met een leugen. Zij kozen hun slachtoffers uit op hun hoge leeftijd; “hoe ouder hoe beter”, verklaarde de verdachte op de zitting. Zij hebben zodoende niet alleen het geld van de slachtoffers afgenomen -in sommige gevallen hadden de slachtoffers niets meer op hun bankrekeningen staan en konden zij zelfs geen boodschappen meer doen-, maar ook hun zelfvertrouwen, gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast, zoals blijkt uit de aangiftes van de slachtoffers. Verder hebben veel slachtoffers verklaard dat het handelen door de verdachte en zijn mededaders voor gevoelens van schaamte, stress en angst hebben gezorgd.
Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken.
De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin: een makkelijke manier om snel aan veel geld te komen om luxe kleding en goederen te kunnen kopen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 december 2021 en 16 mei 2023 en een voortgangsverslag gedateerd 6 maart 2024.
Het voortgangsverslag houdt het volgende in.
De verdachte heeft zich, sinds zijn voorlopige hechtenis op 6 juli 2023 is geschorst, gehouden aan de meldplichtgesprekken bij de reclassering en zich open en meewerkend opgesteld. De verdachte heeft een fulltime baan als senior consultant en sinds december 2023 een huurwoning. Zijn tante beheert zijn financiën. De verdachte heeft een overzicht gemaakt van zijn schulden en betalingsregelingen getroffen met verschillende schuldeisers, en lost zijn schulden af. De verdachte heeft, ook op eigen initiatief, verschillende behandelingen en therapieën gevolgd en is op 1 maart 2024 gestart met een behandeling bij De Waag. Er wordt meerwaarde gezien in het voortzetten van die behandeling.
In het rapport van 16 mei 2023 heeft de reclassering geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, een gedragsinterventie gericht op slachtoffers en ambulante behandeling.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij baat heeft bij de behandeling. De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijk straf op te leggen met de voorwaarden die door de reclassering worden geadviseerd, waaronder behandeling bij De Waag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Vanwege de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van langere duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met het feit dat de verdachte – in tegenstelling tot zijn medeverdachten– in een vroeg stadium van het opsporingsonderzoek openheid van zaken heeft gegeven wat betreft zijn rol bij de bankhelpdeskfraudes en met het tijdsverloop tussen de aanhouding van de verdachte en de inhoudelijke behandeling van de zaak, dat niet aan de verdachte is te wijten. Daarnaast wordt in positieve zin meegewogen dat de verdachte zelf initiatief heeft genomen om zijn leven een positieve wending te geven en met zijn persoonlijke problemen aan de slag is gegaan. Het feit dat hij tussentijds nog een keer is teruggevallen in het plegen van helpdeskfraude ziet hij als een domme fout waar hij oprecht spijt van lijkt te hebben en die hij niet meer wil maken.
Mede in het licht van het voorgaande zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, als spreekwoordelijke stok achter de deur, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daaraan zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Gezien het vorenstaande en omdat de rechtbank de verdachte van één van de ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes vrijspreekt, komt zij tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Verder acht de rechtbank het passend om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen onder dezelfde voorwaarden als het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van
6 juli 2023.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst (van 11 maart 2024) vermelde voorwerpen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht een last te geven tot teruggave van de in beslag genomen Gucci riem, Arcteryx jas, Prada tas, Burberry sjaal en Alyx riem.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
Ten aanzien van de in beslag genomen en op de beslaglijst vermelde Gucci riem, Arcteryx jas, Burberry sjaal en Alyx riem, en ten aanzien van de blijkens de kennisgeving van inbeslagneming van 13 januari 2022 (kenmerk 10-207733-21/101667072-BL0901) in beslag genomen Prada tas, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is komen vast te staan dat deze voorwerpen verband houden met de bewezen verklaarde feiten.
De overige voorwerpen op de beslaglijst zullen verbeurd worden verklaard, omdat zij geheel of grotendeels zijn verkregen uit de door de verdachte (mede)gepleegde, bewezen verklaarde feiten.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd:
a. a) [benadeelde partij] , nabestaande van het slachtoffer [aangever 1]
[benadeelde partij] vordert een bedrag van € 500,- aan immateriële schade en € 439,74 aan proceskosten.
b) Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna ook: Rabobank), gevestigd te Utrecht
Rabobank vordert een bedrag van € 263.975,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 1] (€ 5.000,-), [slachtoffer 2]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 3] (€ 19.720,-), [slachtoffer 4] (€ 33.500,-), [slachtoffer 5] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 6] (€ 11.417,-);
- onderzoekskosten ten bedrage van € 720,-.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderdelen van de vordering van Rabobank die zien op schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voor toewijzing in aanmerking komen, alsook de gevorderde onderzoekskosten voor twee zaaksdossiers ten bedrage van € 240,-. De vordering van [benadeelde partij] acht zij geheel toewijsbaar.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [benadeelde partij] en de vordering van Rabobank ten bedrage van € 53.220,- ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en € 240,- aan onderzoekskosten. De verdediging heeft verzocht Rabobank niet-ontvankelijk te verklaren in het overige deel van de vordering.
Verder heeft de verdediging verzocht om het aan Rabobank toegewezen bedrag pondspondsgewijs over de daders te verdelen, gezien de beperktere rol van de verdachte bij de feiten, en niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.4.
Beoordeling
Ad a) [benadeelde partij]
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat [benadeelde partij] gerechtigd is om als erfgenaam van [slachtoffer 3] de vordering in te dienen.
[benadeelde partij] heeft een vergoeding van immateriële schade wegens nadelige, psychische gevolgen gevorderd. Art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze, waarvan in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De vordering van [benadeelde partij] is hierop gebaseerd.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
[benadeelde partij] heeft in zijn vordering naar voren gebracht dat [slachtoffer 3] als gevolg van de bankhelpdeskfraude last had van stress en spanning en dat zijn vertrouwen in de medemens was geschaad. Hij heeft geen objectief bewijs geleverd voor het gestelde psychisch letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval echter sprake van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschendingen door de verdachte en zijn mededaders meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 3] zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd gekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Zij hebben de slachtoffers voorgelogen dat zij financieel gevaar liepen en zij als bankmedewerkers degenen waren die hen daarbij konden helpen. Zij hebben soms lang met de slachtoffers aan de telefoon gezeten, ook in het geval van [slachtoffer 3] , en op hen ingepraat om hun vertrouwen te winnen en de pincode te bemachtigen en ze zijn bij de slachtoffers thuis de bankpassen gaan ophalen. Uit hun verklaringen bij de rechter-commissaris blijkt dat vrijwel alle slachtoffers, net als [slachtoffer 3] , nadelige, psychische gevolgen ondervinden van de feiten, zoals stress, angst, slapeloosheid, nervositeit, schaamte en wantrouwen. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade billijk.
Het gevorderde bedrag zal dus worden toegewezen.
De opgevoerde kosten van € 439,74 houden rechtstreeks verband met de bewezen feiten en zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit bedrag daarom ook toewijzen.
In totaal zal dus een bedrag van € 939,74 worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders [benadeelde partij] betalen is de verdachte in zoverre jegens [benadeelde partij] van deze betalingsverplichting bevrijd.
[benadeelde partij] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021.
Nu de vordering van [benadeelde partij] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank acht verder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden.
Ad b) Rabobank
Rabobank wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 1] (€ 5.000,-), [slachtoffer 2]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 5] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 6] (€ 11.417,-) wegens oplichting, omdat die oplichtingen niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Rabobank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden voor een bedrag van € 53.220,-, doordat zij de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen. Ook de gevorderde onderzoekskosten komen voor toewijzing in aanmerking. Rabobank heeft voldoende onderbouwd welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Verder komt het opgevoerde bedrag van € 240,- de rechtbank niet onredelijk voor. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
In totaal zal dus een bedrag van € 53.460,- worden toegewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om dit bedrag pondspondsgewijs over de daders te verdelen. De verdachte was als beller een essentiële schakel binnen de dadergroep om het gezamenlijke doel te bereiken. Zijn rol bij de bankhelpdeskfraudes was dan ook niet beperkter dan de rol van andere daders. De rechtbank zal bepalen dat de verdachte en zijn mededader(s) ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het vergoeden van het schadebedrag aan Rabobank.
Rabobank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over:
-€ 33.500,- vanaf 14 mei 2021;
-€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021;
-€ 240,- vanaf 16 juli 2021 (de datum waarop Rabobank aangifte heeft gedaan).
Nu de vordering van Rabobank grotendeels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door Rabobank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, zal de schadevergoedingsmaatregel ook worden opgelegd inzake de toegewezen vordering van Rabobank. Het gaat hier weliswaar om een professionele bank die in staat moet worden geacht met eigen incassomogelijkheden haar vordering op de verdachte en de medeverdachten te verhalen, maar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie geven geen aanleiding om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot natuurlijke personen of (rechts)personen die die mogelijkheid niet hebben. In deze zaak weegt de rechtbank mee dat het grootste deel van haar vordering ziet op de schade die haar klant, een natuurlijk persoon, heeft geleden. Als deze klant afzonderlijk haar vordering had ingediend, had oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarschijnlijk niet ter discussie gestaan. Ook is van belang dat de bank terugbetaling vordert van de kosten die zijn gemaakt om de schade van de klant te vergoeden. De bank is tot dit laatste niet verplicht, zij heeft dit uit coulance gedaan. Daardoor heeft het slachtoffer in deze zaak op korte termijn haar verdwenen banktegoed vergoed gekregen en heeft zij niet hoeven wachten op de uitkomst van deze zaak. Ook hoefde zij niet meer zelf een vordering in te stellen en is haar het daarmee gepaarde papierwerk bespaard gebleven. Wanneer de bank dit tegoed zelfstandig zou moeten terugvorderen bij verdachten van dergelijke misdrijven, neemt die bereidheid tot coulancevergoedingen in de toekomst wellicht af. De rechtbank acht dat onwenselijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 138ab, 139g, 140, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke, nader door de reclassering te bepalen zorgverlener, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie Spreken over Slachtoffers of een andere gedragsinterventie die gericht is op het leed van de slachtoffers dat het delictgedrag van de veroordeelde met zich meebrengt. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de Gucci riem, Arcteryx jas, Prada tas, Burberry sjaal en Alyx riem;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 tot en met 5: alle overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen;
schorst de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden onder de volgende voorwaarden:
1.de verdachte zal zich, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen,
aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet onttrekken;
2. de verdachte zal zich, ingeval hij wegens een feit, waarvoor de voorlopige hechtenis is
bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, aan de
tenuitvoerlegging daarvan niet onttrekken:
3. de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden:
4. de verdachte zal zich niet aan enig strafbaar feit schuldig maken;
5. de verdachte zal bij wijziging van zijn of haar adres het nieuwe, adres schriftelijk
doorgeven aan de officier van justitie.
6. de verdachte zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2
te Rotterdam, zolang en frequent als deze instelling dit nodig vindt, en zich houden aan de
door of namens die instelling te geven voorschriften en aanwijzingen;
7. de verdachte geeft inzicht in zijn daginvulling/werk, is open over zijn sociale verbanden
en maakt zijn financiële situatie inzichtelijk voor de reclassering:
8. de verdachte zal iedere maand een deel van zijn inkomen (de hoogte van het deel te
bepalen in overleg met de reclassering) op een spaarbankrekening storten, om te zorgen
voor een financiële buffer:
9. de verdachte zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben
met de medeverdachten:
* [medeverdachte 2] (geb. [geboortedatum 2] );
* [medeverdachte 4] (geb. [geboortedatum 3] );
* [medeverdachte 5] (geb. [geboortedatum 4] );
* [medeverdachte 1] (geb. [geboortedatum 5] ):
* [medeverdachte 3] (geb. [geboortedatum 6] );
* [medeverdachte 6] (geb. [geboortedatum 7] );
* [medeverdachte 7] (geb. [geboortedatum 8] )
10. De verdachte neem actief deel aan een gedragsinterventie/cursus Spreken Over
Slachtoffers (SOS) of een andere gedragsinterventie te bepalen door de reclassering,
díe gericht is op het leed van de gedupeerden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en
aanwijzingen van de trainer/begeleider:
11. de verdachte zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een nader
door de reclassering te bepalen soortgelijke zorgverlener, zolang de reclassering dit
noodzakelijk vindt. De verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€ 439,74 (zegge: vierhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent)aan materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 939,74 (zegge: negenhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 939,74 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
18 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Ten aanzien van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.,
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Coöperatieve Rabobank U.A.te betalen een bedrag van
€ 53.460,00 (zegge: drieënvijftigduizendvierhonderdzestig euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 33.500,- vanaf 14 mei 2021, over € 19.720,- vanaf 9 augustus 2021 en over € 240,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Coöperatieve Rabobank U.A. te betalen
€ 53.460,00 (zegge: drieënvijftigduizendvierhonderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 33.500,- vanaf 14 mei 2021, over € 19.720,- vanaf 9 augustus 2021 en over € 240,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.120,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
296 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024 .
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april
2021 (zaak Diatomiet) tot en met 13 september 2021,
te Veenendaal, Biddinghuizen, Noordeloos, Wergea en/of te Almere
en/of Den Haag, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerp (en) te weten
cryptovaluta (zijnde ongeveer 14,6 Ethereum (zaak Diatomiet) en/of
(tenminste) 55.220 euro (zijnde 2.000 euro, zaak Veenendaal, en/of
19.720 euro, zaak Noordeloos, en/of 33.500 euro, zaak Diatomiet)
althans één of
meerdere geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp (en)
was/waren en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp (en)
voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of
(een) voorwerp (en), te weten de/het zojuist benoemde voorwerp (en),
heeft
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van
voornoemd(e) voorwerp (en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp (en)
— onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrijf/misdrijven;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 april
2021 (zaak Diatomiet) tot en
met 14 september 2021 te Veenendaal, Biddinghuizen, Noordeloos,
Wergea en/of Almere en/of Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) één of
meer
geautomatiseerd(e) werk(en), te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangeefster 2]
, en/of [aangever 1] , en/of [aangever 2] ,
is/zijn binnengedrongen, doordat verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens)
met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of
inloggegevens
(toebehorende aan [aangeefster 2] , en/of [aangever 1] , en/of [aangever 2] ),
(behorende bij de bankrekening(en) van die [aangeefster 2] , en/of [aangever 1]
, en/of [aangever 2] ) en/of behorende bij één of meer andere
bankrekening(en) van één of meer andere
perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd(s) werk(en),
en (vervolgens)
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben
verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben
verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben
verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben
verricht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 april
2021 (zaak Diatomiet) tot en met 14 september 2021, te Veenendaal,
Biddinghuizen, Uden, Noordeloos, Wergea en/of Almere en/of Den
Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels
a. [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3] (geboren 1940) en/of [aangever 1]
(geboren in 1940) en/of [aangever 2] en/of
b. SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner en/of
pincodes en/of inloggegevens en/of
ad b. één of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
(telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en of (Rabo-)scanner(s)
en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen
verworven door zich voor te doen als (een) bonafide
bankmedewerker(s), waardoor die [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangever 1] en/of [aangever 2]
werden bewogen tot bovenomschreven afgifte
en/of (vervolgens)
ad b. met die goederen en/of gegevens op bankrekening(en) ingelogd als
zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangever 1]
en/of [aangever 2] , en/of (vervolgens)
(digitaal) één of meerdere goederen en/of cryptovaluta
aangekocht/betaald en/of pinopnames
verricht, waardoor SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer andere
bank(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Den Haag, althans in
Nederland,
voorwerpen, te weten
- één of meer schoen(en) (Dior, Balenciaga, Giorgio Azzurro) en/of
- ( luxe) kleding (waaronder Burberry, Prada, Dolce & Gabbana, Arc’teryx,
Giorgio Azzurro, Gucci, Louis Vuitton, OffWhite, Palace, Casablanca,
Amiri) en/of
- één of meer riem(en) (Gucci, Alyx) en/of
- een tas (Prada)
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 (zaak Veenendaal) tot en
met 14 september 2021
te Almere en/of diverse andere plaatsen, althans in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
hem,
verdachte,
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude
bestaande
uit misdrijven, te weten (onder meer)
- het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
6.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Assen en/of te Almere en/of Den
Haag, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels, een persoon ( [aangeefster 1] , geboren in 1960), te
bewegen tot de afgifte van enig
goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar
bankpas en/of Digi-kastje en/of haar pincode,
voornoemde persoon heeft/hebben gebeld en/of zich voorgedaan als
bankmedewerker
en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest worden en/of dat de
bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier
en/of dat een
afspraak gemaakt zou worden om een nieuwe bankpas aan te vragen
en/of dat de
pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat
de oude
pincode was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 april
2021 tot en met 14 september 2021
te Almere en/of Den Haag en/of te Biddinghuizen, althans Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens, te weten
- een lijst van persoonsgegevens, woonadressen en/of e-mailadressen
en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers, van 15, althans
een aantal, personen, (op een laptop)
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen,
en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend
heeft gemaakt of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft
gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.