Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 augustus 2023, met bijlagen;
- het antwoord;
- de akte van [eiseres] van 1 december 2023, met bijlagen;
- de akte van [gedaagde] van 6 december 2023, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over schadevergoeding na de beëindiging van een huurovereenkomst. Eiseres, die de woning verhuurde aan gedaagde, stelde dat gedaagde de woning met schade had opgeleverd en vorderde een schadevergoeding van € 1.104,13. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde € 1.350,- schadevergoeding moet betalen, omdat zij erkende schade te hebben veroorzaakt aan het gehuurde. Gedaagde's verweer dat zij al een deel van de schade had betaald, werd verworpen, omdat dit bedrag al was verrekend in de vordering. Ook het argument van gedaagde dat zij pas hoeft te betalen na het overleggen van een officiële offerte werd niet gevolgd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking. Daarnaast werden de incassokosten van € 245,03 en de wettelijke rente toegewezen aan eiseres. Gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 529,49 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.