ECLI:NL:RBROT:2024:5796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
23 juni 2024
Zaaknummer
10705563 CV EXPL 23-25368
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst wegens schade aan gehuurde woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over schadevergoeding na de beëindiging van een huurovereenkomst. Eiseres, die de woning verhuurde aan gedaagde, stelde dat gedaagde de woning met schade had opgeleverd en vorderde een schadevergoeding van € 1.104,13. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde € 1.350,- schadevergoeding moet betalen, omdat zij erkende schade te hebben veroorzaakt aan het gehuurde. Gedaagde's verweer dat zij al een deel van de schade had betaald, werd verworpen, omdat dit bedrag al was verrekend in de vordering. Ook het argument van gedaagde dat zij pas hoeft te betalen na het overleggen van een officiële offerte werd niet gevolgd. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor haar verweer en dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking. Daarnaast werden de incassokosten van € 245,03 en de wettelijke rente toegewezen aan eiseres. Gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 529,49 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10705563 CV EXPL 23-25368
datum uitspraak: 5 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiseres,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
procederend in persoon.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 augustus 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van [eiseres] van 1 december 2023, met bijlagen;
  • de akte van [gedaagde] van 6 december 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 4 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiseres] aanwezig. [gedaagde] is, hoewel zij daarvoor op de juiste wijze is opgeroepen, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiseres] verhuurde aan [gedaagde] een woning. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de woning na beëindiging van de huurovereenkomst met schade opgeleverd. [eiseres] wil dat [gedaagde] deze schade en bijkomende kosten vergoedt. In totaal vordert [eiseres] € 1.104,13 van [gedaagde]. [eiseres] krijgt gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de schade aan het gehuurde vergoeden
2.2.
[gedaagde] moet € 1.350,- schadevergoeding betalen aan [eiseres]. [eiseres] stelt dat [gedaagde] voor dit bedrag schade heeft toegebracht aan het gehuurde. [gedaagde] heeft dat erkend. Het verweer van [gedaagde] dat zij al een deel van de schade, ongeveer € 500,- heeft betaald, slaagt niet. [eiseres] heeft uitgelegd dat [gedaagde] inderdaad € 540,06 aan [eiseres] heeft betaald, maar dat dit al is verwerkt in de vordering. Het standpunt van [gedaagde] dat zij pas hoeft te betalen zodra [eiseres] een officiële (in plaats van een handgeschreven) offerte van een aannemer heeft overgelegd, wordt ook niet gevolgd en doet niet af aan haar betalingsverplichting tegenover [eiseres]. [gedaagde] voert verder aan dat zij verbeteringen heeft aangebracht aan de woning. Voor zover [gedaagde] daarmee bedoelt een beroep te doen op verrekening van enig voordeel op grond van ongerechtvaardigde verrijking heeft [gedaagde] dit op geen enkele manier geconcretiseerd. Bovendien heeft [eiseres] ter zitting betwist dat sprake is van verbeteringen aan het gehuurde. [gedaagde] heeft daar niet meer op gereageerd. Daarom heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Zij kan dus geen beroep doen op verrekening.
[gedaagde] moet incassokosten van € 245,03 betalen
2.3.
De incassokosten van € 245,03 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
2.4.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen de rente van € 49,16 die [eiseres] heeft berekend tot 21 augustus 2023.
[gedaagde] moet € 1.104,13 aan [eiseres] betalen
2.5.
[eiseres] heeft de betaling van € 540,06 terecht eerst in mindering gebracht op de buitengerechtelijke kosten, daarna op de verschenen rente en tot slot op een deel van de hoofdsom (artikel 6:44 BW). Dit betekent dat [gedaagde] het resterende bedrag aan hoofdsom van € 1.104,13 nog aan [eiseres] moet betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding had [gedaagde] de betaling(en) niet (volledig) voldaan, terwijl [eiseres] haar al wel had aangemaand om te betalen. [eiseres] is dus niet nodeloos tot dagvaarden overgegaan. De kantonrechter begroot de proceskosten aan de kant van [eiseres] op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 214,- aan griffierecht, € 135,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 135,-). Omdat de gemachtigde van [eiseres] zich voorafgaand aan de zitting heeft onttrokken en daarom niet is verschenen op de zitting hoeft [gedaagde] daarvoor geen gemachtigdensalaris te betalen. [eiseres] is echter wel zelf verschenen op de zitting. De kosten daarvoor worden vastgesteld op het forfaitaire bedrag van € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten. [gedaagde] moet in totaal € 529,49 aan proceskosten betalen. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 1.104,13 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 529,49 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
53954