ECLI:NL:RBROT:2024:579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
672280 / HA RK 24-55
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in procedures betreffende voorlopige getuigenverhoren

Op 22 januari 2024 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 januari 2024, nadat de rechter op 4 januari 2024 eindbeslissingen had genomen in twaalf procedures van de verzoeker. Deze procedures betroffen verzoeken tot het houden van voorlopige getuigenverhoren. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet meer kon worden behandeld, omdat de rechter al een einduitspraak had gedaan en de behandeling van de zaken daarmee was geëindigd. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking, namelijk de verzekering van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt. De beslissing werd genomen door de meervoudige wrakingskamer, met mr. W.P.M. Jurgens als voorzitter en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J.M. Diekman als leden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de griffier J.A. Faaij aanwezig was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/672280 / HA RK 24-55
Beslissing van 22 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.C. van der Kolk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in een twaalftal procedures betreffende evenzovele verzoeken van verzoeker tot het houden van voorlopige getuigenverhoren. Deze procedures hebben als kenmerken:
10650786 VZ VERZ 23-7963 ( [naam te horen getuige] ),
10650856 VZ VERZ 23-7964 ( [naam te horen getuige] ),
10650880 VZ VERZ 23-7965 ( [naam te horen getuige] ),
10650945 VZ VERZ 23-7966 ( [naam te horen getuige] ),
10650946 VZ VERZ 23-7967 ( [naam te horen getuige] ),
10651025 VZ VERZ 23-7968 ( [namen te horen getuigen] ),
10651209 VZ VERZ 23-7969 ( [namen te horen getuigen] ),
10651232 VZ VERZ 23-7970 ( [naam te horen getuige] ),
10651264 VZ VERZ 23-7971 ( [namen te horen getuigen] ),
10651357 VZ VERZ 23-7976 ( [naam te horen getuige] ),
10651411 VZ VERZ 23-7978 ( [naam te horen getuige] ) en
10658306 VZ VERZ 23-8075 ( [naam te horen getuige] ).
De dossiers van deze zaken zijn ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van verzoeker van 16 januari 2024.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 4 januari 2024 heeft de rechter in de twaalf hiervoor omschreven procedures beschikkingen gegeven. Die beschikkingen waren eindbeslissingen waarmee de behandeling van de zaken door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 16 januari 2024 door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de rechter in de hoofdzaken einduitspraken had gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de zaken niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens, voorzitter, mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en mr. W.J.M. Diekman, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.