Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker tot wraking van de rechter en de wrakingskamer. De verzoeker had eerder op 29 september 2023 een verzoekschrift ingediend, maar dit verzoek kon alleen door een advocaat worden ingediend. Na een aantal communicatieproblemen en een eerdere niet-ontvankelijk verklaring op 4 januari 2024, diende de verzoeker op 4 januari 2024 opnieuw een wrakingsverzoek in. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoeken tot wraking, omdat de wrakingsverzoeken niet op de juiste gronden waren ingediend. De rechtbank stelde vast dat de beslissing om een wrakingsverzoek al dan niet mondeling te behandelen een processuele beslissing is en geen grond kan vormen voor wraking. Bovendien was het wrakingsverzoek ingediend nadat de rechters al een eindbeslissing hadden genomen, waardoor de rechters de zaak niet meer behandelden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, aangezien hij al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die niet waren gehonoreerd. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.