ECLI:NL:RBROT:2024:5758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
11051142 VV EXPL 24-200
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met betrekking tot salarisbetaling en ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. E.J.W. Schuijlenburg, en ProTech3D Solutions B.V., vertegenwoordigd door mr. M. Voogt. De eiser, werkzaam bij ProTech, heeft een loonvordering ingesteld omdat hij meent dat hij vanaf december 2023 te weinig salaris heeft ontvangen en sinds maart 2024 helemaal geen salaris meer. ProTech heeft in maart 2024 een loonstop toegepast en de eiser op 24 mei 2024 op staande voet ontslagen, met als reden dat hij een arbeidsovereenkomst zou hebben vervalst.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat ProTech ten onrechte het salaris van de eiser niet heeft betaald en dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De rechter heeft vastgesteld dat er een salaris van € 3.250,- bruto per maand is afgesproken en dat ProTech de wettelijke verhoging en rente moet betalen over het achterstallige salaris. Tevens is ProTech veroordeeld om maandelijkse salarisspecificaties te verstrekken aan de eiser. De proceskosten zijn voor rekening van ProTech, die in het grootste deel ongelijk heeft gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de rechten van werknemers bij ziekte en de voorwaarden waaronder een werkgever een loonstop kan toepassen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de eiser zich niet aan re-integratieverplichtingen heeft gehouden, en dat ProTech niet heeft aangetoond dat de arbeidsovereenkomst vervalst is. De beslissing van de kantonrechter biedt een belangrijke precedent voor soortgelijke arbeidsrechtelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11051142 VV EXPL 24-200
datum uitspraak: 12 juni 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: Nootdorp,
eiser,
gemachtigde: mr. E.J.W. Schuijlenburg,
tegen
ProTech3D Solutions B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Voogt.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ProTech’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 april 2024, met producties 1 tot en met 19;
  • de mail van [eiser] , met productie 20;
  • de mail van ProTech, met producties 1 tot en met 4;
  • de mail van [eiser] , met producties 21 en 22;
  • de mail van [eiser] , met productie 23;
  • de mail van ProTech, met producties 5 en 6;
  • de spreekaantekeningen van ProTech.
1.2.
Op 28 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser] met mr. E.J.W. Schuijlenburg en namens ProTech [persoon A] met mr. M. Voogt.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] is vanaf 1 december 2022 bij ProTech in dienst in de functie van [naam functie] . [eiser] heeft op 25 augustus 2023 zijn rechtersleutelbeen gebroken en hij heeft zich daarna ziek gemeld. Vanaf 1 december 2023 is de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet. Volgens [eiser] heeft ProTech vanaf december 2023 te weinig salaris betaald en betaalt ProTech sinds maart 2024 helemaal geen salaris meer. [eiser] eist daarom dat ProTech het overeengekomen salaris betaalt over de periode 1 december 2023 tot aan het einde van het dienstverband, met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast eist [eiser] dat ProTech loonspecificaties verstrekt. ProTech is het niet eens met de eis van [eiser] . ProTech heeft in maart 2024 een loonstop toegepast en [eiser] op 24 mei 2024 op staande voet ontslagen, op de grond dat hij een arbeidsovereenkomst heeft vervalst om een te hoge loonvordering te kunnen instellen. De loonvordering van [eiser] wordt toegewezen, in zoverre dat daarop het al door ProTech betaalde salaris in mindering moet worden gebracht. Ook moet ProTech loonspecificaties aan [eiser] verstrekken. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Toetsingskader in kort geding
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor ProTech als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
ProTech heeft ten onrechte het salaris vanaf maart 2024 niet betaald
2.3.
ProTech heeft ten onrechte het salaris vanaf maart 2024 niet betaald. ProTech heeft toen een loonstop toegepast omdat [eiser] werk zou weigeren en zich niet zou houden aan zijn re-integratieverplichtingen.
2.4.
In de wet is (limitatief) opgesomd in welke gevallen een werkgever een loonstop mag toepassen bij een arbeidsongeschikte werknemer. In artikel 7:629 lid 3 onder d BW staat – kort gezegd – dat een werknemer het recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte niet heeft in de periode dat hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door de bedrijfsarts gegeven redelijke voorschriften die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten.
2.5.
Nergens blijkt uit dat [eiser] zich (tot in maart 2024) niet aan enige re-integratieverplichting heeft gehouden of werk heeft geweigerd. Vaststaat dat [eiser] sinds 23 augustus 2023 ziek is, ProTech pas eind maart 2024 een bedrijfsarts heeft ingeschakeld en dat de bedrijfsarts op 5 april 2024 een advies voor re-integratie heeft gegeven. ProTech heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar aangegeven dat [persoon B] al eerder met [eiser] re-integratieafspraken had gemaakt, maar zij kon desgevraagd niet aangeven wat deze afspraken dan inhielden. Verder wordt betrokken dat ProTech zich met betrekking tot de vraag of zij vanaf 1 december 2023 tot en met 24 mei 2024 loon verschuldigd is aan [eiser] zich refereert aan het oordeel van de kantonrechter. Gelet hierop heeft ProTech tot 24 mei 2024 ten onrechte niet (steeds) het loon betaald.
ProTech moet ook het loon vanaf 24 mei 2024 doorbetalen
2.6.
ProTech moet ook het loon vanaf 24 mei 2024 doorbetalen. In dit stadium kan niet worden vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De reden hiervoor is dat het ontslag op staande voet gestoeld is op valsheid in geschrifte, terwijl voorshands niet kan worden aangenomen dat hiervan sprake is gelet op de eerdere verklaringen van ProTech over de door [eiser] overgelegde arbeidsovereenkomst. Hierop wordt hierna ingegaan. Verder heeft het volgende te gelden. Dit ontslag is een paar dagen voor de mondelinge behandeling van dit kort geding gegeven, de termijn om dit aan te vechten is dus nog niet voorbij en [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangekondigd dat hij van plan is om de vernietiging van het ontslag te vragen omdat er geen sprake is van een dringende reden. Het verweer van ProTech dat [eiser] vanwege het ontslag op staande voet na 24 mei 2024 geen recht meer heeft op loon wordt daarom gepasseerd.
De kantonrechter gaat uit van een salaris van € 3.250,- bruto
2.7.
De kantonrechter gaat ervan uit dat tussen partijen per 1 december 2023 is afgesproken een salaris van € 3.250,- bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek en 100% doorbetaling tijdens ziekte. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat voorshands moet worden uitgegaan van deze door [eiser] gestelde afspraken. Volgens ProTech was een salaris afgesproken van € 2.700,- en 70% doorbetaling tijdens ziekte. Beide partijen hebben een ondertekende versie van de arbeidsovereenkomst overgelegd dat hun standpunt ondersteunt, maar de kantonrechter gaat uit van de overeenkomst die [eiser] heeft overgelegd. Het is aan ProTech om aan te tonen dat [eiser] deze overeenkomst heeft vervalst. ProTech heeft dat onvoldoende gedaan. Daarbij wordt betrokken dat ProTech geen eensluidende verklaring heeft gegeven over de totstandkoming en de inhoud van de arbeidsovereenkomst. De verklaringen van ProTech die uit het dossier naar voren komen zijn niet met elkaar te verenigen.
2.8.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt namelijk dat ProTech zich aanvankelijk steeds op het standpunt stelde dat de afspraken waar [eiser] zich in deze procedure op beroept wel zijn gemaakt, maar dat [persoon B] deze afspraken niet met [eiser] had mogen maken. In een mail van 6 februari 2024 schrijft [persoon A] namelijk aan [eiser]
“ [roepnaam eiser] heeft jou een overeenkomst gegeven welke ik niet goedgekeurd heb.”Deze zin verhoudt zich niet met het standpunt van ProTech in deze procedure dat met [eiser] iets heel anders is afgesproken in december 2023. Ook in de mail van 21 maart 2024 van [persoon A] aan [eiser] staat dat [eiser] [persoon B] niet had mogen dwingen om een contract af te stemmen. Dat is iets anders dan dat met [eiser] deze afspraken nooit gemaakt zouden zijn.
2.9.
Ook de zin in de mail van 6 februari 2024
“Ook geld nu voortaan 70% bij ziekte voor mensen welke zich moeten bewijzen.”is moeilijk te verenigen met het standpunt van ProTech dat 70% doorbetaling bij ziekte is afgesproken in december 2023. In de overeenkomst waar ProTech zich op beroept staat niet de toevoeging
“voor mensen welke zich moeten bewijzen”. ProTech heeft ook geen verklaring gegeven waarom dit voor [eiser] zou gelden, omdat hij toen juist net een aanstelling voor onbepaalde tijd had gekregen.
2.10.
Daarnaast lijkt ProTech zich in de correspondentie met [eiser] op het standpunt te stellen dat [persoon B] niet bevoegd was om arbeidsovereenkomsten namens ProTech te sluiten. [persoon A] schrijft in de mail van 6 februari 2024 namelijk
“ [roepnaam eiser] kan namens ProTech geen afspraken aangaan. (…) Ik ben de bestuurder van ProTech, hoop dat het duidelijk nu is, probeer zaken niet meer via [roepnaam eiser] te regelen het is niet aan hem en hij is daar niet verantwoordelijk voor en heeft daar geen zeggenschap over. (…)[roepnaam eiser] mag niks doen hij heeft een bestuurdersverbod en hij heeft ook geen volmacht om namens mij te onderhandelen of contracten aan te bieden of bestaande aan te passen.”De versie van de arbeidsovereenkomst waar ProTech zich op beroept is echter ook ondertekend door [persoon B] . ProTech heeft hier geen verklaring voor gegeven, bijvoorbeeld door een verklaring van [persoon B] over de gang van zaken binnen ProTech in het geding te brengen. ProTech stelt immers dat [persoon B] ProTech herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat hij de arbeidsovereenkomst die [eiser] in het geding heeft gebracht niet heeft getekend. Dit laatste is aldus niet gebleken en staat, zoals hiervoor overwogen, haaks op het ter zake eerder uitdrukkelijk ingenomen standpunt van ProTech.
ProTech moet de wettelijke verhoging betalen
2.11.
ProTech moet de wettelijke verhoging betalen, omdat zij het salaris van [eiser] niet op tijd heeft betaald (artikel 7:625 BW). In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen, omdat uit de beoordeling volgt dat ProTech niet op goede gronden kon menen dat zij [eiser] een lager salaris kon betalen dan zij heeft betaald of dat zij het salaris van [eiser] kon stopzetten.
2.12.
ProTech wordt in het kader van dit kort geding niet veroordeeld om de wettelijke verhoging te betalen over het loon vanaf juni 2024. Daarbij is van belang dat er terughoudend moet worden omgegaan met het toewijzen van een geldvordering in kort geding. Het is nog niet bekend of ProTech het loon vanaf juni 2024 (tijdig) zal betalen en dus ook niet of zij wettelijke verhoging verschuldigd is. Verder is onvoldoende duidelijk hoe hoog die eventuele verhoging zal zijn. Een rechter kan de wettelijke verhoging namelijk matigen (artikel 7:625 lid 1 BW). Daarbij kunnen alle omstandigheden worden betrokken. Het is voor de kantonrechter nu niet mogelijk om eventuele toekomstige omstandigheden mee te wegen.
ProTech moet de wettelijke rente betalen
2.13.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en ProTech dat niet heeft betwist.
ProTech moet salarisspecificaties verstrekken
2.14.
De eis tot het overleggen van maandelijkse salarisspecificaties wordt toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding hieraan een dwangsom te koppelen.
ProTech moet de proceskosten betalen
2.15.
ProTech moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] , die procedeert op basis van een toevoeging, op € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en ProTech daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt ProTech om aan [eiser] te betalen het salaris op basis van € 3.250,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, over de periode 1 december 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en waarop in mindering strekt wat feitelijk is betaald, met de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW over het achterstallige salaris tot en met mei 2024 vanaf de datum van opeisbaarheid en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallige salaris vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt ProTech om aan [eiser] maandelijkse salarisspecificaties te verstrekken van het verschuldigde salaris over de periode vanaf oktober 2023 en zo lang als de arbeidsovereenkomst voortduurt;
3.3.
veroordeelt ProTech in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.036,-, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser] moet worden betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
26975