ECLI:NL:RBROT:2024:5755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10813761 cv expl 23-31688
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van eisers in vordering tegen bewindvoerder ondanks onjuiste partij aanduiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2024, gaat het om de ontvankelijkheid van eisers in hun vordering tegen Stichting Veritas, die als bewindvoerder optreedt over de goederen van gedaagde. Eisers, [eiser 1] en [eiser 2], hebben op 19 april 2021 een woning gekocht van gedaagde, maar hebben na de levering gebreken geconstateerd. Gedaagde heeft aansprakelijkheid afgewezen, waarna eisers een procedure zijn gestart. Gedaagde werd bij verstekvonnis op 30 augustus 2023 veroordeeld tot betaling van € 16.565,00, maar staat sinds 17 mei 2023 onder bewind, met Veritas als bewindvoerder. Hierdoor kunnen eisers het verstekvonnis niet executeren.

Eisers hebben Veritas gedagvaard, maar Veritas stelt dat eisers niet ontvankelijk zijn omdat zij niet in haar hoedanigheid van bewindvoerder zijn gedagvaard. De kantonrechter oordeelt echter dat eisers ontvankelijk zijn in hun vordering. De onjuiste partij aanduiding in de dagvaarding leidt niet tot niet-ontvankelijkheid, mits het voor alle betrokkenen duidelijk is welke partij in rechte wordt betrokken. In dit geval was het voor Veritas redelijkerwijs duidelijk dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder werd betrokken, ondanks het verzuim in de dagvaarding.

De kantonrechter heeft besloten de zaak met partijen te bespreken en heeft Veritas verzocht om haar inhoudelijke verweer schriftelijk in te dienen. De partijen moeten ook hun beschikbaarheid voor een zitting doorgeven. Het vonnis benadrukt het belang van kenbaarheid voor partijen en de noodzaak om excessief formalisme te vermijden, in lijn met artikel 6 van het EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10813761 CV EXPL 23-31688
datum uitspraak: 24 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

en
2. [eiser 2],
beiden wonende te Rhoon,
eisers,
gemachtigde: mr. R.J.A. Kuijpers, werkzaam bij DAS,
tegen
Stichting Veritas Vertegenwoordiging, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. Kattestaart.
De partijen worden hierna ‘ [eiser 1] c.s.’ en ‘Veritas’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 november 2023, met producties;
  • het antwoord, met producties;
  • de repliek;
  • de dupliek.
1.2.
De datum van het vonnis is bepaald op vandaag.

2..Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser 1] c.s. hebben op 19 april 2021 van [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) een woning gekocht. [eiser 1] c.s. hebben na de levering gebreken geconstateerd en hebben [gedaagde] hiervoor aansprakelijk gesteld. [gedaagde] heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen. [eiser 1] c.s. zijn tegen [gedaagde] een procedure gestart. Bij verstekvonnis van 30 augustus 2023 is [gedaagde] veroordeeld om aan [eiser 1] c.s. te betalen € 16.565,00 met rente en proceskosten.
2.2.
[gedaagde] staat echter sinds 17 mei 2023 onder bewind, met benoeming van Veritas als bewindvoerder, hetgeen aan [eiser 1] c.s. via de openbare registers kenbaar had kunnen zijn. [eiser 1] c.s. kunnen daarom het verstekvonnis van 30 augustus 2023 niet executeren.
2.3.
[eiser 1] c.s. zijn thans een nieuwe procedure gestart tegen Veritas.
Veritas is van mening dat [eiser 1] c.s. niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat zij Veritas niet in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [gedaagde] hebben gedagvaard.
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser 1] c.s. ontvankelijk zijn in hun vordering en wil de zaak met partijen bespreken. Hierna zal deze beslissing worden toegelicht.

3..Beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1.
[eiser 1] c.s. zijn ontvankelijk in hun vordering. Het enkele feit dat in de aanhef van de dagvaarding niet is vermeld dat Veritas in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde] in rechte wordt betrokken, staat niet aan ontvankelijkheid in de weg.
3.2.
Een onjuiste partij aanduiding in de dagvaarding dan wel het dagvaarden van een verkeerde partij behoeft niet altijd tot niet-ontvankelijkheid te leiden. Voorop staat dat het gaat om de kenbaarheid voor partijen, het moet voor alle betrokkenen in de gegeven omstandigheden duidelijk zijn welke partij in rechte wordt betrokken en in welke hoedanigheid. Daarbij is beslissend wat betrokkenen hebben begrepen of redelijkerwijs hebben moeten begrijpen. [1]
3.3.
In de dagvaarding is duidelijk vermeld dat [eiser 1] c.s. een vordering hebben tegen [gedaagde] , dat [gedaagde] onder bewind staat en dat Veritas de bewindvoerder van [gedaagde] is. Voorts is in de dagvaarding opgenomen dat [eiser 1] c.s. Veritas ex artikel 1:441 lid BW in rechte betrekken en dat de gronden van de vordering niet veranderen en gelijk blijven aan de gronden die in de dagvaarding die tegen [gedaagde] is uitgebracht (en als productie 1 in het geding is gebracht) zijn opgenomen. Op grond hiervan moet het redelijkerwijs voor Veritas duidelijk zijn geweest dat zij niet zelf, maar in haar hoedanigheid van bewindvoerder in rechte werd betrokken.
3.4.
Het moet als een verzuim worden aangemerkt dat [eiser 1] c.s. niet in de kop van de dagvaarding hebben vermeld in welke hoedanigheid Veritas is gedagvaard. Omdat het voor Veritas echter redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] in rechte werd betrokken, kan dit verzuim niet leiden tot niet-ontvankelijkheid. Het niet-ontvankelijk verklaren van [eiser 1] c.s. zou onder deze omstandigheden moeten worden aangemerkt als “excessief formalisme” hetgeen in strijd zou zijn met artikel 6 EVRM. [2] Als partijen zullen dan ook worden aangemerkt [eiser 1] c.s. en Veritas in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] , zoals ook in de kop van het vonnis opgenomen.
Mondelinge behandeling
3.5.
De kantonrechter wil de zaak met de partijen bespreken op een zitting.
De partijen krijgen op de zitting de mogelijkheid om hun kant van het verhaal te vertellen. Ook stelt de kantonrechter vragen en onderzoekt of de partijen samen tot een oplossing kunnen komen.
3.6.
Veritas heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op de vordering van [eiser 1] c.s.. Veritas wordt daarom verzocht om haar inhoudelijke verweer tegen de vordering schriftelijk in te dienen. Veritas dient er daarbij zorg voor te dragen dat de kantonrechter en [eiser 1] c.s. het betreffende stuk uiterlijk tien dagen voor de dag van de zitting hebben ontvangen.
3.7.
Bij het plannen van de zitting wil de rechtbank zoveel mogelijk rekening houden met de agenda van de partijen. Daarom wordt nu eerst aan de partijen gevraagd de kantonrechter te laten weten op welke ochtenden en/of middagen in de komende maanden zij echt niet naar een zitting kunnen komen. Ook wil de kantonrechter graag de e-mailadressen van de partijen ontvangen.
3.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bepaalt dat de partijen uiterlijk op
woensdag 5 juni 2024moeten laten weten op welke ochtenden/middagen in de maanden juli, augustus en september 2024 zij echt niet naar een zitting kunnen komen en hun e-mailadres moeten opgeven;
4.2.
bepaalt dat Veritas haar inhoudelijke verweer schriftelijk moet indienen, met dien verstande dat dit uiterlijk tien dagen voor de zitting door de kantonrechter en [eiser 1] c.s. moet zijn ontvangen;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
754

Voetnoten

1.HR 22 oktober 2004, NJ 2006,202 m.nt. H.J. Snijders
2.EHRM 28-06-2005, EHRC 2005/94, m. nt. F. Fernhout; EHRM 24-05-2006, EHRC 2006/97, m. nt. F. Fernhout