ECLI:NL:RBROT:2024:5751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10601565 cv expl 23-19679
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en oneerlijk boetebeding in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. Woonbron vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.735,45 en de ontbinding van de huurovereenkomst, met ontruiming van de woning door de gedaagde. De gedaagde erkende de huurachterstand en vroeg om een betalingsregeling. De mondelinge behandeling die gepland was, ging niet door omdat de gedaagde de huurovereenkomst had opgezegd en de oproep niet naar het juiste adres was gestuurd. Woonbron wijzigde haar eis en vorderde nu € 3.635,58 aan huurachterstand tot en met 11 oktober 2023.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de huurachterstand van € 3.379,79 moest betalen, omdat hij de specificatie van de huurachterstand niet had betwist. Daarnaast werden de incassokosten van € 255,79 toegewezen. Echter, de kantonrechter wees de gevorderde wettelijke rente af, omdat het boetebeding in de algemene voorwaarden van Woonbron oneerlijk werd bevonden. Dit boetebeding, dat een boete van € 50,- per dag voor niet-tijdige betaling oplegde, was in verhouding tot de wettelijke rente buitensporig hoog en verstoorde het evenwicht tussen partijen. Daarom werd het boetebeding buiten toepassing gelaten.

De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 1.211,85 werden begroot. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Woonbron het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep ging. De gedaagde werd aangemoedigd om contact op te nemen met Woonbron voor een betalingsregeling, maar de kantonrechter kon hier geen regeling voor vaststellen zonder instemming van Woonbron.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10601565 CV EXPL 23-19679
datum uitspraak: 3 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder H.A.M. Over de Vest,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 4 juli 2023 heeft Woonbron de kantonrechter verzocht om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.735,45 aan huurachterstand tot en met juli 2023 en incassokosten en voorts de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen, met rente en kosten.
1.2.
[gedaagde] heeft de huurachterstand erkend en verzocht om een betalingsregeling.
1.3.
De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling bepaald op 22 november 2023. Op verzoek van Woonbron is een nieuwe datum bepaald.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft uiteindelijk op verzoek van Woonbron niet plaatsgevonden omdat [gedaagde] de huurovereenkomst inmiddels had opgezegd en voorts bleek dat de oproep voor de mondelinge behandeling niet naar het nieuwe adres van [gedaagde] was gestuurd. De kantonrechter heeft bepaald dat partijen nog schriftelijk mogen reageren.
1.5.
Woonbron heeft bij repliek haar eis gewijzigd. Woonbron vordert alleen nog betaling van € 3.635,58 aan huurachterstand tot en met 11 oktober 2023 en incassokosten, met rente en kosten.
1.6.
Hoewel [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld te reageren, heeft hij dat niet meer gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft vanaf 31 oktober 2022 tot en met 11 oktober 2023 een woning van Woonbron gehuurd. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Woonbron eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt vermeerderd met incassokosten en rente. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand en de incassokosten betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 3.379,79 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 3.379,79 aan Woonbron te betalen. [gedaagde] heeft de door Woonbron gegeven specificatie van de huurachterstand tot en met 11 oktober 2023 niet betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de specificatie.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.3.
De incassokosten van € 255,79 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
De rente wordt afgewezen
2.4.
In de algemene voorwaarden is in artikel 17.1 een algemeen boetebeding opgenomen, op grond waarvan voor iedere overtreding van een verplichting uit de algemene bepalingen, [gedaagde] aan Woonbron een boete van € 50,- per dag verschuldigd is met een maximum van € 1.500,- onverminderd de gehoudenheid van [gedaagde] om alsnog aan de verplichting te voldoen en onverminderd het recht van Woonbron op (aanvullende) schadevergoeding.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat dit beding oneerlijk is. Het beding van artikel 17.1 kan onder meer worden ingeroepen indien de huur niet tijdig wordt betaald, omdat het niet tijdig betalen van de huur ook een overtreding is. In dat geval kan Woonbron aanspraak maken op een boete van € 50,- per dag, naast (aanvullende) schadevergoeding. Een dergelijke boete van € 50,- per dag is veel hoger dan de verschuldigde wettelijke rente (2% sinds 1 januari 2022) over het niet tijdig betalen van een geldsom. Weliswaar is de boete gemaximeerd tot € 1.500,-, maar in verhouding tot de verschuldigde wettelijke rente over het niet tijdig betalen van de onderhavige huur is het bedrag van € 1.500,- buiten proportioneel hoog. Deze omstandigheid maakt dat het evenwicht tussen partijen aanzienlijk is verstoord, in het nadeel van [gedaagde] .
2.6.
Omdat het boetebeding oneerlijk is, moet het beding volledig buiten toepassing worden gelaten. Evenmin kan aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht dat van toepassing zou zijn geweest als het beding niet in de overeenkomst stond. [1] Dit betekent dat Woonbron geen aanspraak kan maken op de wettelijke rente. De gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand wordt daarom afgewezen.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonbron op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 476,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,-) en € 119,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.211,85. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Betalingsregeling
2.9.
[gedaagde] heeft te kennen gegeven dat hij een betalingsregeling wil afspreken.
Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Woonbron. Hoewel Woonbron heeft aangegeven bereid te zijn om een betalingsregeling te treffen, kan de kantonrechter in dit vonnis geen regeling opnemen, omdat partijen daarover nog geen afspraken hebben gemaakt. [gedaagde] kan voor het treffen van een betalingsregeling contact opnemen met de machtigde van Woonbron.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 3.635,58 aan huurachterstand tot en met 11 oktober 2023 en incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1,211,85;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
754

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Uni 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68