ECLI:NL:RBROT:2024:5751
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurachterstand en oneerlijk boetebeding in huurovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. Woonbron vorderde betaling van een huurachterstand van € 2.735,45 en de ontbinding van de huurovereenkomst, met ontruiming van de woning door de gedaagde. De gedaagde erkende de huurachterstand en vroeg om een betalingsregeling. De mondelinge behandeling die gepland was, ging niet door omdat de gedaagde de huurovereenkomst had opgezegd en de oproep niet naar het juiste adres was gestuurd. Woonbron wijzigde haar eis en vorderde nu € 3.635,58 aan huurachterstand tot en met 11 oktober 2023.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de huurachterstand van € 3.379,79 moest betalen, omdat hij de specificatie van de huurachterstand niet had betwist. Daarnaast werden de incassokosten van € 255,79 toegewezen. Echter, de kantonrechter wees de gevorderde wettelijke rente af, omdat het boetebeding in de algemene voorwaarden van Woonbron oneerlijk werd bevonden. Dit boetebeding, dat een boete van € 50,- per dag voor niet-tijdige betaling oplegde, was in verhouding tot de wettelijke rente buitensporig hoog en verstoorde het evenwicht tussen partijen. Daarom werd het boetebeding buiten toepassing gelaten.
De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 1.211,85 werden begroot. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Woonbron het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep ging. De gedaagde werd aangemoedigd om contact op te nemen met Woonbron voor een betalingsregeling, maar de kantonrechter kon hier geen regeling voor vaststellen zonder instemming van Woonbron.