In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en twee huurders, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De huurders huren sinds 15 december 2020 een woning van Havensteder met een geliberaliseerde huurprijs. Havensteder heeft de huurders aangeklaagd wegens een huurachterstand en vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurders zijn het niet eens met de vordering en stellen dat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst oneerlijk is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand lager is dan door Havensteder geëist, omdat de huurprijswijzigingsbepaling vernietigd wordt op grond van oneerlijkheid. Dit betekent dat de oorspronkelijke huurprijs van € 1.055,- per maand altijd van toepassing blijft. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden vanwege de huurachterstand, die ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen. De huurders worden veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding te betalen.
Daarnaast heeft de kantonrechter het boetebeding in de huurovereenkomst vernietigd, omdat dit beding oneerlijk is en in strijd met de wet. De kantonrechter heeft de huurders ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Havensteder zijn begroot op € 1.967,08. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.