ECLI:NL:RBROT:2024:574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
671489 / HA RK 24-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam

Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek was gericht tegen de wrakingskamer zelf, wat volgens de wet niet mogelijk is. De rechtbank oordeelde dat een wrakingsverzoek enkel kan worden ingediend tegen rechters die een zaak behandelen. De verzoeker had eerder, op 6 december 2023, een wrakingsverzoek ingediend tegen een behandelend rechter, maar dit was afgewezen. Vervolgens had de verzoeker op 25 december 2023 opnieuw wraking verzocht, ditmaal van de eerste wrakingskamer, wat ook niet werd gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek van 4 januari 2024, ingediend na een eindbeslissing van de rechters, niet ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter gewaarborgd moet zijn, maar dat dit doel niet meer kan worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de (tweede) wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/671489 / HA RK 24-10
Beslissing van 11 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Bij deze rechtbank is in behandeling de bestuursrechtelijke procedure van
verzoeker tegen het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten B.V. met kenmerk ROT 22 / 6055.
1.2.
In de hiervoor onder 1.1. omschreven procedure heeft verzoeker op 6 december 2023 wraking verzocht van de behandelend rechter mr. [naam] . Dat wrakingsverzoek is bij de rechtbank geregistreerd en behandeld onder kenmerk 670062 / HA RK 23-1178.
1.3.
Bij beslissing van 12 december 2023 heeft de wrakingskamer (hierna: de eerste wrakingskamer) in deze rechtbank het verzoek van verzoeker tot wraking van rechter
mr. [naam] afgewezen met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
1.4.
Bij e-mailbericht van 25 december 2023 heeft verzoeker wraking verzocht van de eerste wrakingskamer. Dat wrakingsverzoek is bij de rechtbank geregistreerd en behandeld onder kenmerk 671113 / HA RK 23-1291.
1.5.
Bij beslissing van 4 januari 2024 heeft de wrakingskamer (hierna: de tweede wrakingskamer) in deze rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer. Deze beslissing is per e-mailbericht van 4 januari 2024 te 09.28 uur aan verzoeker toegezonden.
1.6.
Bij e-mailbericht van 4 januari 2024 te 12.58 uur heeft verzoeker andermaal wraking verzocht van de eerste wrakingskamer. Per e-mailbericht van diezelfde datum te 13.14 uur heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld.
1.7.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de hiervoor genoemde dossiers met kenmerken ROT 22 / 6055, 670062 / HA RK 23-1178 en 671113 / HA RK 23-1291.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Een verzoek tot wraking van de wrakingskamer als geheel vindt geen grond in de wet. Gelet op artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan een wrakingsverzoek alleen zijn gericht tegen rechters of een rechter die een zaak behandelen of behandelt en niet tegen de wrakingskamer in haar geheel. Verzoeker is in zoverre niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
2.2.
Voor zover verzoeker met zijn verzoek heeft bedoeld de rechters te wraken, die de beslissing van 4 januari 2024 hebben gegeven, geldt het volgende.
2.3.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.4.
Op 4 januari 2024 hebben de drie rechters van de tweede wrakingskamer in de hiervoor omschreven wrakingsprocedure met kenmerk 671113 / HA RK 23-1291 een beslissing uitgesproken. Die beslissing was een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door die rechters is geëindigd. De beslissing is per e-mail van diezelfde datum te 09.28 uur aan verzoeker toegezonden.
2.5.
Het wrakingsverzoek is op 4 januari 2024 te 12.58 uur door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de rechters in de hoofdzaak een einduitspraak hebben gedaan. Hieruit volgt dat die rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Daar komt nog bij dat in de beslissing van 12 december 2023, die op diezelfde datum per post aan verzoeker is verzonden, is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de bodemprocedure niet in behandeling wordt genomen. Verzoeker is om deze redenen kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechters. Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek ten aanzien van de eerste wrakingskamer van 25 december 2023 opgenomen: “Mocht u snel uitspraak doen om wraking te voorkomen, dan wraak ik hierbij – onvoorwaardelijk – de (nieuwe) wrakingskamer.” en betoogt thans, naar de wrakingskamer begrijpt, dat hij aldus al voorafgaand aan de uitspraak van de tweede wrakingskamer die tweede wrakingskamer heeft gewraakt. Dit betoog kan niet tot wraking leiden: kennelijk gaat het niet om een onvoorwaardelijk verzoek, maar om een voorwaardelijk verzoek – namelijk onder de voorwaarde dat door de tweede wrakingskamer snel uitspraak wordt gedaan om wraking te voorkomen – en die voorwaarde is niet vervuld.
2.6.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de (tweede) wrakingskamer.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. dr. P.G.J. van den Berg en mr. A. Buizer, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.