ECLI:NL:RBROT:2024:5738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10-214634-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag met affectieschade en shockschade

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 21 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor doodslag en krijgt een gevangenisstraf van 12 jaar opgelegd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 26 en 28 mei 2021 in Capelle aan den IJssel, waarbij het levenloze lichaam van het slachtoffer op 28 mei werd aangetroffen. De verdachte ontkent de beschuldigingen, maar de rechtbank concludeert op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA- en schoensporen, dat de verdachte betrokken was bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, gedeeltelijk toe, waarbij affectieschade wordt toegewezen, maar shockschade niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank overweegt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, wat de ernst van het delict onderstreept. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid proces met meerdere zittingen en getuigenverklaringen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-214634-22
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1992,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] .
Raadsman mr. A. Zeeman, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2022, 9 maart 2023, 16 mei 2023, 3 augustus 2023, 11 september 2023, 7 december 2023, 29 februari 2024, 18 april 2024 en 7 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 16 december 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Samengevat ziet de verdenking op doodslag, gepleegd in de periode van 26 tot en met 28 mei 2021 in Capelle aan den IJssel.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Standpunt verdediging

De verdachte ontkent het aan hem ten laste gelegde levensdelict te hebben gepleegd. De verdachte was op woensdagavond 26 mei 2021 gedurende een aantal uren in de woning van het slachtoffer waar zij samen wiet hebben gerookt. De sfeer daarbij was goed, zoals wordt bevestigd in een filmpje op de telefoon van de verdachte. De verdachte is op enig moment in slaap gevallen. Bij zijn vertrek ’s ochtends uit de woning was er niets aan de hand en heeft het slachtoffer hem zelfs nog een jas meegegeven.
Op basis van het forensisch onderzoek kan niet nauwkeurig worden vastgesteld wanneer het slachtoffer is overleden. Meerdere getuigen hebben het slachtoffer nog in leven gezien, nadat de verdachte de woning op donderdag 27 mei 2021 had verlaten. Bij het forensisch onderzoek op zaterdag 29 mei 2021 zijn nog vochtige bloedspatten aangetroffen, terwijl het geweld volgens het Openbaar Ministerie in de nacht van woensdag op donderdag moet hebben plaatsgevonden. Ook dit duidt erop dat het slachtoffer om het leven is gebracht na het vertrek van de verdachte uit de woning. Er is geen bewijs dat de in en/of met bloed aangetroffen schoensporen veroorzaakt zijn door de verdachte, aangezien bij het onderzoek geen schoenen van de verdachte beschikbaar waren en bovendien de authenticiteit van de Adidas schoen ter discussie staat. Daarbij bevat het dossier concrete aanknopingspunten voor een alternatief scenario waarin een of meer onbekend gebleven andere personen het slachtoffer om het leven kunnen hebben gebracht.
Aangetroffen DNA-sporen van de verdachte in de woning en onder de nagels van het slachtoffer kunnen zijn ontstaan doordat hij tijdens zijn verblijf voorwerpen heeft vastgepakt of aangeraakt, dan wel door secundaire overdracht of contaminatie. Deze DNA-sporen kunnen niet worden aangemerkt als dadersporen. Toen de verdachte op vrijdag 28 mei 2021 werd aangehouden voor een winkeldiefstal, is bij hem geen letsel geconstateerd dat duidt op een eventuele worsteling die kort daarvoor zou hebben plaatsgevonden. Samengevat ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs en dient vrijspraak te volgen.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Algemene feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op vrijdag 28 mei 2021 werd omstreeks 17:30 uur in de slaapkamer van zijn woning aan de [adres delict] in Capelle aan den IJssel het levenloze lichaam aangetroffen van de 55-jarige [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ). Bij het pathologisch onderzoek zijn bij [slachtoffer] talrijke letsels waargenomen. Er werd onder meer een schedelbreuk en verbrijzeling van meerdere aangezichtsbeenderen geconstateerd, alsmede letsel bij de mond en op een wang van het slachtoffer. Deze letsels zijn volgens de patholoog bij leven ontstaan door meervoudige (hevige) stomp botsende krachtinwerking. Enkele letsels ter hoogte van de behaarde hoofdhuid zijn suggestief voor toebrenging middels een voorwerp. De patholoog concludeert dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door samendrukkende krachtinwerking op de hals en/of de mond. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
In de woonkamer, hal en slaapkamer van de woning zijn (veel) bloedsporen aangetroffen. In de nabijheid van het hoofd van het slachtoffer lag een houten plank met daarop bloedsporen. Over het hoofd van [slachtoffer] lag een kussensloop. Het raam van de slaapkamer waar [slachtoffer] is aangetroffen, stond een stukje open. Er werden geen sporen van braak of verbreking gevonden. Bij de doorzoeking werden geen sleutels van de woning aangetroffen. Ook de telefoon en de iPad van [slachtoffer] zijn niet teruggevonden.
Op woensdagavond 26 mei 2021 heeft een overbuurvrouw van het slachtoffer kort na half acht vanuit haar woning foto’s gemaakt van een persoon die voor de woning van [slachtoffer] stond. De verdachte heeft zichzelf hierop herkend. Hij droeg op dat moment een donkerpaarse winterjas, een camel kleurige broek en witte schoenen. Verder had hij een zwarte sporttas met wit opschrift bij zich. Deze overbuurvrouw had om 19:10 uur voor het laatst WhatsAppcontact met [slachtoffer] . Om 19:36 uur verstuurde zij nog twee berichten die wel werden afgeleverd, maar niet zijn gelezen.
In de telefoon van de verdachte is een videobestand aangetroffen dat op 26 mei 2021 om 21:33 uur in de woning aan de [adres delict] is opgenomen. Op die beelden is de verdachte samen met [slachtoffer] te zien.
De iPhone van [slachtoffer] maakte op donderdag 27 mei 2021 om 09:12 uur voor het laatst verbinding met het wifinetwerk.
Op donderdag 27 mei 2021 is de verdachte om 09:23 uur te zien op beelden van een bewakingscamera aan de Vuurdans, een straat grenzend aan de Kringdans. De verdachte droeg op dat moment een beige jas met capuchon en een blauwe spijkerbroek. Verder droeg hij een lichtkleurige baseballpet en donkerblauwe sneakers van het merk Tommy Hilfiger met witte veters en witte zolen. De verdachte droeg een zwarte Nike sporttas over zijn schouder, had werkhandschoenen aan en had een sleutelbos in zijn linkerhand.
De rechtbank dient te beoordelen of het de verdachte is geweest die [slachtoffer] met geweld om het leven heeft gebracht. Daartoe overweegt zij het volgende.
5.1.1.
Schoensporen
In de woning van [slachtoffer] zijn verschillende schoensporen aangetroffen. Na uitsluiting van de schoenafdrukken van hulpverleners, politiemedewerkers en getuigen resteren twee relevante soorten schoensporen: een schoenspoor van een zoolprofiel met gebogen lijnen en een schoenspoor van een zoolprofiel met golvende lijnen. Voor beide profielen geldt dat de meeste schoenafdrukken
metof
inbloed zijn gezet. Een schoenafdrukspoor gezet
metbloed houdt in dat het schoenafdrukspoor is ontstaan doordat met een bebloede zool van een schoen een stempeling met bloed op een ondergrond is gemaakt. Een schoenafdrukspoor
inbloed houdt in dat met de zool van een schoen een beweging is gemaakt in of door een bestaand bloedspoor dat nog nat is. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek vermeldt dat meerdere bloedspatten nog vochtig waren
op het moment dat het patroon werd veroorzaakt. De rechtbank leidt hieruit af dat de persoon/personen die deze schoenafdruksporen heeft/hebben veroorzaakt, tijdens of kort na de geweldplegingen in de woning moet(en) zijn geweest.
Omdat de verdachte op basis van DNA-onderzoek pas ruim een jaar later is aangehouden, waren de schoenen die hij droeg bij zijn bezoek aan de woning van het slachtoffer niet beschikbaar voor een vergelijkend onderzoek. Op de hiervoor benoemde beeldopnames van de buurvrouw respectievelijk de bewakingscamera, is te zien dat de verdachte bij aankomst op 26 mei 2021 en bij vertrek uit de woning op 27 mei 2021 andere schoenen droeg. De blauwe schoenen die hij bij zijn vertrek droeg, heeft de verdachte herkend als schoenen van het merk Tommy Hilfiger.
Een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op basis van de beelden van de blauwe schoenen geconcludeerd dat de uiterlijke kenmerken hiervan inderdaad passen bij schoenen van het merk Tommy Hilfiger, te weten het type Essential Cupsole Sneaker. De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer de in de woning aangetroffen schoensporen met het golfjespatroon afkomstig zijn van de blauwe schoenen op de ontvangen beelden, dan van willekeurig andere schoenen uit het straatbeeld in Nederland.
Op een videobestand op de telefoon van de verdachte, waarschijnlijk gemaakt in april 2021, draagt de verdachte witte sportschoenen die lijken op schoenen van het merk Adidas, type Yeezy Boost 350. Onder de aanname dat de witte schoenen op de afbeeldingen afkomstig van de bewakingscamera de zogeheten V2 versie betreffen van de Adidas Yeezy Boost 350, zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker wanneer de in de woning aangetroffen schoensporen met het gebogen zoolprofiel afkomstig zijn van de witte schoenen op de ontvangen beelden, dan wanneer deze afkomstig zijn van willekeurig andere schoenen uit het straatbeeld in Nederland. Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat bij het onderzoek ook imitatiemodellen zijn meegenomen.
De rechtbank stelt vast dat deze verschillende schoenen die de verdachte bij zijn aankomst en bij zijn vertrek uit de woning van het slachtoffer vermoedelijk heeft gedragen, passen bij de schoenafdruksporen die in de woning zijn aangetroffen. Deze schoenafdrukken moeten, zoals hiervoor is overwogen, tijdens of kort na de geweldplegingen zijn gezet.
5.1.2.
DNA-sporen
Naast schoenafdruksporen zijn er in de woning op meerdere plaatsen DNA-sporen aangetroffen. In de bemonsteringen van
  • vier van de tien vingernagels van het slachtoffer;
  • de rits, de ritsrunner en de knoop van de spijkerbroek die het slachtoffer droeg;
  • een bebloede plank die nabij het slachtoffer werd aangetroffen;
  • een kussensloop die over het hoofd van het slachtoffer lag en
  • een bordenstandaard op de salontafel in de woonkamer
zijn mengprofielen aangetroffen.
Na verder DNA-onderzoek op de plank is uiteindelijk een enkel DNA-profiel afgeleid op basis waarvan de verdachte kon worden geïdentificeerd en in Zwitserland werd aangehouden. Het DNA van de verdachte is vervolgens vergeleken met de hierboven genoemde aangetroffen mengprofielen. Gebleken is dat het DNA-mengprofiel uit deze bemonsteringen een miljard keer waarschijnlijker is wanneer de verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.
De verdediging heeft aangevoerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek zijn te verklaren door contaminatie, dan wel door secundaire overdracht van het DNA van de verdachte en daarmee niet kunnen worden aangemerkt als dadersporen. Doordat de verdachte samen met het slachtoffer op de avond van 26 mei 2021 meerdere joints heeft gerookt, bestaat de mogelijkheid dat speeksel van de verdachte onder de vingernagels van het slachtoffer terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Na de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 11 september 2023 heeft de rechtbank opdracht gegeven tot aanvullend onderzoek, onder andere naar de aard en de hoeveelheid van het aangetroffen DNA-materiaal onder de vingernagels van het slachtoffer. Uit dit aanvullend onderzoek blijkt dat alle bemonsteringen bloed bevatten. Wanneer sprake is van een mengprofiel kan geen uitspraak worden gedaan over de aard van het celmateriaal dat een mogelijke donor kan hebben bijgedragen aan de bemonstering. De mogelijke aanwezigheid van andere typen celmateriaal in deze bemonsteringen kon niet worden onderzocht. Het uitgevoerde DNA-onderzoek betreft een onderzoek op bronniveau. In reactie op de door de rechtbank gestelde vragen hebben de NFI-deskundigen toegelicht dat een onderzoek op activiteitenniveau en berekening daarbij van de kans op contaminatie of secundaire overdracht van DNA-sporen slechts mogelijk is op basis van een vergelijking van een of meer feitelijke scenario’s met meerdere, elkaar uitsluitende hypotheses. Een dergelijk toetsingskader ontbreekt in deze zaak. Uit de verklaringen van de DNA-deskundigen ter terechtzitting leidt de rechtbank voorts af dat uit de aangetroffen hoeveelheid DNA in een mengprofiel op bronniveau geen conclusies kunnen worden getrokken. Ook hier geldt dat een nader onderzoek op activiteitenniveau daarvoor noodzakelijk zou zijn.
De rechtbank realiseert zich in het licht van het voorgaande dat zonder concreet (delict-) scenario, de resultaten van het DNA-onderzoek met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd en niet zelfstandig tot een bewezenverklaring kunnen leiden. Dat betekent niet dat het feit dat op meerdere en verschillende plaatsen DNA van de verdachte is aangetroffen, bij de beoordeling van het bewijs geen rol zou mogen spelen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat in het bijzonder de DNA-sporen onder de vingernagels, op de houten plank en op de kussensloop die over het hoofd van het slachtoffer is gelegd, aanwijzingen kunnen vormen voor mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige dood van het slachtoffer.
5.1.3.
Post-mortem interval (PMI)
Het slachtoffer is op vrijdag 28 mei 2021 omstreeks 17:30 uur dood aangetroffen in zijn woning. Om een indicatie te krijgen van het tijdstip van overlijden werden temperatuurmetingen gedaan en werden de lijkstijfheid en wegdrukbaarheid van lijkvlekken beoordeeld. Op basis van het onderzoek van de schouwarts en van de forensisch patholoog werd een post-mortem interval (hierna: PMI) berekend van 44 tot 66 uur. Deze overlijdensduur is via het nomogram van Henssge met een 95% betrouwbaarheidsinterval geschat. Omdat het lichaam op het moment van aantreffen sterk was afgekoeld (de lichaamstemperatuur was nagenoeg hetzelfde als de omgevingstemperatuur) betreft het een ruwe schatting. De patholoog heeft naar aanleiding van de toelichting hierbij in zijn rapport, ter zitting verklaard dat op de interval van 44 tot 66 uur nog een correctie van twintig procent moet worden toegepast. Daarmee kan het tijdstip van overlijden van het slachtoffer afgerond worden geschat op minimaal 35 tot maximaal 79 uur, te rekenen vanaf het moment waarop de schouw werd uitgevoerd, dat wil zeggen vanaf 29 mei 2021 om 01:00 uur ’s nachts. Hij heeft voorts verklaard dat dit interval niet nader kan worden gepreciseerd op basis van de bevindingen omtrent de lijkstijfheid en de wegdrukbaarheid van de lijkvlekken. Op basis van het forensisch onderzoek concludeert de rechtbank dat het slachtoffer is overleden tussen dinsdag 25 mei 2021, 18:00 uur en donderdag 27 mei 2021, 14:00 uur.
De rechtbank stelt op basis van de videobeelden op de telefoon van de verdachte vast dat [slachtoffer] op woensdag 26 mei 2021 om 21:33 uur nog in leven was. Dat betekent dat het interval wordt teruggebracht tot ongeveer 16,5 uur. De verdachte was gedurende een groot deel van dit interval in de woning van het slachtoffer aanwezig.
5.1.4.
Getuigenverklaringen
De verdediging heeft gewezen op getuigen die hebben verklaard dat zij het slachtoffer na het vertrek van de verdachte uit zijn woning nog in leven hebben gezien. Tevens is gewezen op de verklaring van een buurman van het slachtoffer dat hij op vrijdagochtend 28 mei 2021 uit de woning van het slachtoffer geluiden heeft gehoord.
De getuigen zijn bij de rechter-commissaris aanvullend gehoord. Enkele getuigen hebben bij de rechter-commissaris hun eerdere verklaring met betrekking tot het tijdstip van hun waarnemingen genuanceerd, in de zin dat zij zelf aangeven zich op dit punt mogelijk te hebben vergist. De rechtbank stelt op basis van de bevindingen omtrent het tijdstip van overlijden vast dat de waarnemingen van de door de verdediging aangehaalde getuigen niet kunnen kloppen, aangezien het slachtoffer op dat moment al was overleden. Mogelijk heeft hun herinnering betrekking op een ander tijdstip, dan wel op een onjuiste herkenning van een andere persoon. Ook de waarneming van geluiden uit de woning van het slachtoffer op vrijdagochtend, kan om dezelfde reden niet zijn veroorzaakt door [slachtoffer] .
De verklaring van de getuige [getuige 1] inhoudende dat zij het slachtoffer op donderdag
27 mei 2021 omstreeks 12:45 uur voor het laatst heeft gezien, valt als enige binnen het berekende interval over het tijdstip van overlijden. In het aanvullend verhoor door de rechter-commissaris heeft deze getuige volhard in haar verklaring, ter onderbouwing waarvan zij een bankafschrijving heeft overgelegd van een betaling die zij later die dag heeft gedaan. Zij heeft verklaard dat het overlijden van [slachtoffer] veel indruk op haar heeft gemaakt en dat zij daardoor zeker weet dat zij hem die dag heeft gezien.
De rechtbank overweegt dat meerdere getuigen die goed bevriend waren met [slachtoffer] en dagelijks contact met hem hadden, hem niet meer hebben gezien of gehoord na woensdagavond 26 mei 2021, rond half acht. Opvallend daarbij is dat [slachtoffer] op donderdag 27 mei 2021 niet op de verjaardag van een vriendin langskwam, wat hij jaarlijks deed en waar hij op woensdag 26 mei 2021 nog expliciet aan was herinnerd tijdens een etentje bij getuige [getuige 2]. Dit roept vragen op ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige 1] . Technisch gezien is haar verklaring niet onverenigbaar met de bevindingen bij het pathologisch onderzoek. Nu deze verklaring echter op zichzelf staat, acht de rechtbank (ook) deze getuigenverklaring onvoldoende aannemelijk.
5.1.5.
Interpretatie van het (sporen)onderzoek
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen daarbij, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] in zijn woning met geweld om het leven heeft gebracht. De rechtbank benadrukt dat de hiervoor besproken bewijsmiddelen, met alle daarbij geplaatste kanttekeningen, in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat niet ieder bewijsmiddel rechtstreeks de verdachte aanwijst als degene die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht, maar dat de combinatie van bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank leidt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De verdachte is vanaf woensdagavond 26 mei 2021 tot de volgende ochtend (iets voor 09:23 uur) van 27 mei 2021 samen met [slachtoffer] in diens woning geweest. Zijn aanwezigheid valt grotendeels binnen het geschatte interval van overlijden van het slachtoffer. Er zijn twee verschillende soorten schoensporen aangetroffen, waaronder sporen die in en met bloed zijn gezet. Deze schoensporen passen bij de schoenen die de verdachte op woensdagavond en bij de (andere) schoenen die hij op donderdagochtend op de beelden droeg. Deze combinatie van schoensporen, met de resultaten van de aangetroffen DNA-sporen onder de vingernagels van het slachtoffer, de plank die nabij zijn hoofd lag en de kussensloop die op zijn gezicht lag, de bevindingen bij het pathologisch onderzoek en de besproken getuigenverklaringen met betrekking tot het tijdstip van overlijden, acht de rechtbank redengevend om het daderschap van de verdachte vast te stellen. Ten aanzien van haar overtuiging benoemt de rechtbank hierbij verder nog dat de verdachte kort na zijn vertrek uit de woning op beelden in geheel andere kleding te zien is met sleutels in zijn gehandschoende hand en dat de telefoon van het slachtoffer rond ditzelfde tijdstip voor het laatst verbinding heeft gemaakt met het wifinetwerk. De telefoon, iPad en huissleutels zijn, zoals vermeld, niet in de woning aangetroffen.
Uit het dossier en hetgeen overigens ter terechtzitting naar voren is gebracht, zijn geen concrete aanknopingspunten naar voren gekomen voor betrokkenheid van een andere dader/daders. Zo zijn in de woning geen braaksporen aangetroffen en is niet gebleken dat binnen het PMI naast de verdachte en [slachtoffer] andere personen in de woning zijn geweest. Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, binnen de conclusies uit het forensisch onderzoek alternatieve delictscenario’s denkbaar zijn waarbij andere daders kunnen zijn betrokken, staat er daarom niet aan in de weg dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die het dodelijke letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht.
5.1.6.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De ten laste gelegde doodslag kan wettig en overtuigend worden bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 26 mei 2021 tot en met
27mei 2021 te Capelle aan den IJssel, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- meermalen (met kracht) met een hard voorwerp te slaan/te stoten op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en
- ( met kracht) de hals en/of mond dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden, althans samendrukkend geweld op de hals en/of mond, van die [slachtoffer] toe te passen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. Een avond die ogenschijnlijk gezellig startte in de woning van het slachtoffer is op enig moment om een onbekend gebleven reden geëindigd in een explosie van geweld. Door het slachtoffer tegen zijn hoofd te slaan met een hard voorwerp en samendrukkend geweld op zijn hals en/of mond uit te oefenen heeft de verdachte een einde gemaakt aan het leven van [slachtoffer] . De verdachte heeft door deze daad familie, vrienden en bekenden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. De ter zitting voorgelezen verklaringen van de moeder en de zus van het slachtoffer laten zien hoe de gruwelijke manier waarop [slachtoffer] uit het leven is gerukt, bij hen emotioneel diepe wonden heeft geslagen en dat het voor hen onverteerbaar is dat zij geen afscheid van hem hebben kunnen nemen door alle verwondingen. Daarnaast blijft het voor hen gissen waarom [slachtoffer] zijn gastvrijheid moest bekopen met de dood. De verdachte ontkent stellig dit delict te hebben gepleegd en heeft tot nog toe geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Een feit als dit schokt de rechtsorde zeer en brengt ook breder binnen de samenleving gevoelens van afschuw en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Uit informatie uit Frankrijk en Zwitserland blijkt dat de verdachte in deze landen eerder is veroordeeld, onder meer voor vermogensdelicten en voor drugshandel.
Rapportage
De verdachte is gedurende zes weken multidisciplinair onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Naar aanleiding van dit onderzoek is op 16 mei 2023 een rapport uitgebracht, ondertekend door [naam arts] (arts in opleiding tot psychiater), onder supervisie van [naam psychiater] (psychiater) en [GZ-psycholoog] (GZ-psycholoog). De verdachte heeft beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Met deze kanttekening werden geen aanwijzingen gezien voor een ernstige psychiatrische stoornis of een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. De aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis of een stoornis in het gebruik van middelen kon niet worden onderbouwd of uitgesloten. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt konden de rapporteurs daarom geen uitspraken doen over een mogelijke doorwerking hiervan in het tenlastegelegde, indien bewezen, of over het recidiverisico.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en concludeert dat het bewezen feit volledig aan de verdachte dient te worden toegerekend.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het nemen van het leven van een ander is zo’n ernstig strafbaar feit dat hierop niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling hiervan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn voor berechting – die bij een gedetineerde verdachte zestien maanden bedraagt – met enkele maanden is overschreden. Deze overschrijding is te wijten aan het nadere onderzoek dat door de rechtbank is gelast, zodat bij de strafoplegging in enigszins matigende zin hiermee rekening zal worden gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf een passende en geboden reactie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Mevrouw [benadeelde] , de moeder van het overleden slachtoffer, heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 67,68 aan geleden materiële schade. Aan immateriële schade verzoekt zij toewijzing van een vergoeding van € 40.000,- aan shockschade, € 17.500,- aan affectieschade en € 5.000,- aan toekomstige schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot de integrale toewijzing van de vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak, heeft de verdediging primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering. Subsidiair zijn de shockschade en de nader te onderbouwen schade betwist, leidend tot afwijzing van de vordering dan wel tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
9.3.
Beoordeling
Affectieschade
De benadeelde partij heeft € 17.500,- aan affectieschade gevorderd. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij tot de kring van gerechtigden behoort die volgens artikel 6:108, lid 4 van het Burgerlijk Wetboek aanspraak kunnen maken op de vergoeding van affectieschade. Het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en zal worden toegewezen.
Shockschade
De benadeelde partij heeft € 40.000,- aan shockschade gevorderd. Dit betreft schade die geleden kan worden door het waarnemen van een strafbaar feit of de gevolgen daarvan. Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad.
Bij de benadeelde partij moet een hevige emotionele schok teweeggebracht zijn door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich, zo heeft de Hoge Raad overwogen, met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Shockschade is dus een specifieke vorm van schade. Toegepast op deze zaak stelt de rechtbank het volgende vast.
Drie dagen nadat het slachtoffer in zijn woning was aangetroffen, heeft de benadeelde partij het lichaam van haar zoon in het ziekenhuis moeten identificeren. Daar werd zij geconfronteerd met zijn ernstige verwondingen. Buiten kijf staat dat deze confrontatie een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht. De rechtbank kan uit de overgelegde medische gegevens echter niet opmaken dat sprake is van zodanig
geestelijk letsel als gevolg van deze confrontatiedat aanspraak kan worden gemaakt op shockschade. Uit de stukken is af te leiden dat de benadeelde zich onrustig voelt en slecht slaapt na de dood van haar zoon, en dat zij overweegt om na afronding van de strafzaak een psycholoog te benaderen. De rechtbank is van oordeel dat met deze onderbouwing onvoldoende onderscheid kan worden gemaakt tussen de geestelijke problematiek van de benadeelde die het gevolg is van het verdriet omtrent het overlijden van het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit (affectieschade) enerzijds, en de schade die (mogelijk) het gevolg is van de confrontatie met de ernstige verwondingen van het slachtoffer anderzijds, laat staan dat voldoende is gebleken dat sprake is van psychische klachten die het directe gevolg zijn van de confrontatie met de ernstige gevolgen. Nader onderzoek naar de gegrondheid en de omvang van dit deel van de vordering zou een nadere behandeling vereisen en daarmee een onevenredige belasting van het strafproces vormen. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan zich hiervoor met een nadere onderbouwing eventueel wenden tot de burgerlijke rechter.
Nader te onderbouwen schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 5.000,- gevorderd aan nader te onderbouwen schade voor het geval de zaak in hoger beroep zal worden behandeld. Het betreft schade die nog niet bekend is en die mogelijk in de toekomst zal ontstaan. De vordering biedt geen concrete aanknopingspunten voor mogelijk toekomstige schade en zal daarom worden afgewezen.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft € 67,68 aan materiële schade gevorderd, omdat haar huisarts kosten in rekening heeft gebracht voor het opstellen van een verslag dat is gebruikt om het bestaan van de shockschade te onderbouwen. Hoewel de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van shockschade, acht zij het materiële deel van de vordering genoegzaam onderbouwd. De vordering is op dit punt ook niet betwist en zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 mei 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 17.567,68, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 17.567,68 (zegge: zeventienduizend vijfhonderdzevenenzestig euro en achtenzestig cent), bestaande uit € 67,68 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] , voor zover deze ziet op de nader te onderbouwen schade voor een bedrag van € 5.000,-;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] te betalen
€ 17.567,68(hoofdsom,
zegge: zeventienduizend vijfhonderdzevenenzestig euro en achtenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 17.567,68 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
122 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke en L.S.F. Claeys, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2021 tot en met 28 mei 2021 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- meermalen (met kracht) met een houten plank, althans een hard voorwerp, te slaan/te stoten op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- meermalen (met kracht) met een hard voorwerp te slaan/te stoten op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- meermalen te steken met een steekvoorwerp, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- meermalen (met kracht) met zijn vuist(en)/hand(en) te slaan/te stompen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op/tegen de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) de hals en/of mond dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden, althans samendrukkend geweld op de hals en/of mond, althans het lichaam, van die [slachtoffer] toe te passen.