ECLI:NL:RBROT:2024:5737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24-223
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot verzoekster en ingangsdatum van de regeling

In deze zaak heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek op 13 juni 2024 behandeld. Verzoekster verkeert in een situatie waarin zij heeft opgehouden te betalen en er is onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, een 65-jarige vrouw, volledig arbeidsongeschikt is en dat zij aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. Hierdoor is er geen afloscapaciteit en kan de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling worden vastgesteld op 1 december 2023, het moment waarop verzoekster een zogenoemd nulaanbod aan haar schuldeisers heeft gedaan. Dit sluit aan bij de minnelijke schuldsaneringsregeling van haar partner, die ook 18 maanden duurt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De rechtbank spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit en stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, eindigend op 1 juni 2025. Tevens benoemt de rechtbank mr. M. Aukema tot rechter-commissaris en kent een voorschot toe op de vergoeding van de bewindvoerder, voor zover de boedel dit toelaat. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 juni 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 13 juni 2024
[verzoekster],
[adres],
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van 13 juni 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- verzoekster;
- [naam], partner verzoekster;
- mevrouw N.D. Hollander, schuldhulpverlener.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet zal kunnen voortgaan met betaling van haar schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoekster zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Ingangsdatum looptijd van de schuldsaneringsregeling
Ten aanzien van de ingangsdatum van de looptijd van de schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting is voldoende gebleken dat verzoekster, een vrouw van 65 jaar, volledig arbeidsongeschikt is en is ook voldoende aannemelijk geworden dat dit in de periode voorafgaande aan de wettelijke schuldsaneringsregeling ook het geval is geweest. Daarmee heeft verzoekster voldaan aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspanningsverplichting. Doordat verzoekster geen inkomen heeft is er geen sprake van afloscapaciteit. Ook wanneer verzoekster in het minnelijke traject niets heeft afgelost, kan er grond zijn om een eerdere ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast te stellen, namelijk wanneer verzoekster geen enkele aflossingscapaciteit heeft. In dat geval geld als “de dag waarop de eerste aflossing is gedaan”, het moment waarop in het minnelijke traject een zogenoemd nulaanbod aan de schuldeisers is gedaan. Verzoekster heeft dit aanbod gedaan op 9 november 2023. De rechtbank stelt vast dat dit op de juiste wijze is gedaan en stelt daarom de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke regeling vast op 1 december 2023. Dit sluit aan bij de startdatum van de minnelijke schuldsaneringsregeling die de partner van verzoekster, met wie zij samenwoont, is aangegaan met zijn eigen schuldeisers, en deze regeling duurt eveneens 18 maanden. Met deze ingangsdatum zal voor de schuldeisers geen nadeel ontstaan nu verzoekster naar verwachting in de wettelijke regeling evenmin een afdracht zal kunnen doen bij gebrek aan inkomen. De te benoemen WSNP bewindvoerder zal ter bescherming van de rechten van de schuldeisers in de resterende duur van de regeling voldoende gelegenheid hebben om te beoordelen of verzoekster inderdaad aan alle verplichtingen van de regeling zal kunnen blijven voldoen en of, bijvoorbeeld, sprake is van voor beslag vatbaar vermogen.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 1 december 2023, waardoor deze termijn eindigt op 1 juni 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder M. Klarenbeek,
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.