ECLI:NL:RBROT:2024:5720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
10/288754-23 / TUL: 10/237037-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie en toepassing van jeugdstrafrecht

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III met bijbehorende munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 138 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 30 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens ernstige schade kan toebrengen aan de maatschappij en dat de verdachte, door het wapen ondeskundig te gebruiken, zichzelf verwondde. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerdere veroordeling voor een gewapende overval en een rapport van de reclassering, dat adviseerde om het jeugdstrafrecht toe te passen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 98 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd het in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer en werd de voorwaardelijke taakstraf van 30 uur ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/288754-23
Parketnummer vordering TUL: 10/237037-22
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[naam PI] ,
raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 138 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak onder parketnummer 10/237037-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De rechtbank zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen verklaren.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 september 2023 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Zoraki M906, kaliber 7,65 mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten twee kogelpatronen, kaliber 7,65 mm zijnde munitie die geschikt is voor vuurwapens van Categorie III voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens met munitie kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit van vuurwapens brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
De verdachte heeft niet alleen een vuurwapen voorhanden gehad, maar hij heeft het ook – op een ondeskundige manier – gebruikt en zichzelf daardoor verwond. Het gevaar van vuurwapenbezit heeft zich hier dus verwezenlijkt. De verdachte mag daarbij van geluk spreken dat dit niet slechter is afgelopen. Daarbij komt dat ook andere mensen – onschuldige omstanders – hadden kunnen worden getroffen. Gelet op de toename van vuurwapenbezit en het gevaar daarvan voor de maatschappij, moet daartegen streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een gewapende overval.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 januari 2024. In dit rapport adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering functioneert de verdachte op een licht verstandelijk beperkt niveau, heeft hij moeite met plannen en organiseren, is hij enigszins impulsief en komt hij in zijn gedrag jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Daarnaast woont de verdachte nog thuis bij zijn moeder, gaat hij naar school en heeft hij begeleiding nodig. Omdat de verdachte recent is veroordeeld waarbij hem diverse voorwaarden zijn opgelegd, vindt de reclassering het niet nodig om in de onderhavige zaak opnieuw bijzondere voorwaarden op te leggen. Het huidige traject bij de jeugdreclassering loopt goed en verdachte komt zijn afspraken na.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en op de indruk die de rechtbank zich ter zitting heeft gevormd over de verdachte en neemt de conclusie van de reclassering over. De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht toepassen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdachte zit ten tijde van de terechtzitting al 98 dagen in voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een langere straf dan de duur van dit voorarrest op te leggen. Omdat de verdachte momenteel al onder toezicht van de reclassering loopt en de reclassering geen nieuwe bijzondere voorwaarden nodig vindt, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel niet nodig.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen met de bijbehorende munitie te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen met de bijbehorende munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Het bewezen feit is met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 april 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een diefstal in vereniging veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 april 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie / verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de voorwaardelijke taakstraf ten uitvoer te leggen nu de verdachte opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd.
De verdediging heeft verzocht de proeftijd met 1 jaar te verlengen omdat de verdachte mogelijk overvraagd wordt als hij een taakstraf uit moet voeren.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezenverklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Het verweer van de verdediging is onvoldoende onderbouwd om tot het oordeel te moeten komen dat de verdachte een taakstraf niet zou kunnen uitvoeren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 57, 77c en 77i, van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 98 (achtennegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
het vuurwapen met de bijbehorende munitie;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk geminuteerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 5 april 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke
taakstraf van 30 (dertig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 september 2023 te Rotterdam
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Zoraki M906, kaliber 7,65 mm en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten twee, althans één of meerdere kogelpatro(o)n(en), kaliber 7,65 mm zijnde munitie die geschikt is voor vuurwapens van Categorie III
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)