ECLI:NL:RBROT:2024:5666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10/310573-23 en 10/150544-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van brandstichting in een auto en mishandeling met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 2001, die op 22 november 2023 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht aan een geparkeerde auto (merk/type Toyota C-HR) en op 3 december 2023 te Alphen aan den Rijn een medegedetineerde heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, als gevolg van psychische stoornissen, waaronder een megalomaan en religieus gekleurde psychose. De verdachte is preventief gedetineerd en heeft een gevangenisstraf van 360 dagen opgelegd gekregen, waarvan 128 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar en omvatten onder andere opname in een zorginstelling en behandeling door een forensische polikliniek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals de adviezen van de psychiater en de reclassering. De verdachte heeft de feiten bekend, met uitzondering van het gebruik van een mes tijdens de mishandeling, waarvoor hij partieel is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/310573-23 en 10/150544-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [naam PI] te [plaats] ,
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.M. Snoep heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/310573-23, te weten brandstichting in een auto en bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/150544-24, te weten mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 24 mei 2024 en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/310573-23 (brandstichting auto) is door de verdachte bekend. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/150544-24 (mishandeling) is door de verdachte bekend, met uitzondering van het mes. De verdediging heeft verzocht om de verdachte partieel vrij te spreken van het mes en voor het overige heeft de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal de verdachte partieel vrij spreken van het mes en voor het overige zal ook dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot (volledige) vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
10/310573-23
hij
op 22 november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk op of aan de openbare weg, de Schinnenbaan,
opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij/in een aldaar geparkeerd staande
personenauto (merk/type Toyota C-HR), immers heeft verdachte toen aldaar (na
het stuk slaan van de ruiten) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen) en die brandbare/brandende stof(fen) in aanraking
gebracht met die personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto geheel is verbrand, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten: in voornoemde personenauto aanwezige
goederen, het wegdek en/of straatmeubilair en/of woningen(een) andere in de
directe nabijheid geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
10/150544-24
hij op 3 december 2023 te Alphen aan den Rijn
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- meermalen in de arm te steken en/of te snijden en
- in de borst, althans het lichaam te bijten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/310573-23
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
10/150544-24
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 22 november 2023 opzettelijk een auto in brand gestoken. Als gevolg hiervan is ook een tweede erachter geparkeerd staande auto in brand gevlogen. Dit is een zeer ernstig feit, vanwege de zeer gevaarlijke situatie die de verdachte daarmee in het leven heeft geroepen. Bovendien zorgt brandstichting in een woonwijk in de directe nabijheid van woningen voor gevoelens van angst en onveiligheid in de woonwijk in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft de verdachte zich op 3 december 2023 schuldig gemaakt aan de mishandeling van een medegedetineerde door hem in zijn arm te steken en/of te snijden en hem in zijn borst te bijten. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de medegedetineerde.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. [persoon A] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 maart 2024. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in:
“Onderzochte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een megalomaan en religieus gekleurde psychose met achtervolgings- en betrekkingswaandenkbeelden en aan een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook ten tijde van de hem ten laste gelegde brandstichting leed onderzochte aan bovenomschreven psychose, waarbij hij ook gehoorshallucinaties en waanwaarnemingen had. Blijkens de bevindingen van het onderzoek en gegevens in de beschikbare stukken kan de aan onderzochte ten laste gelegde en door hem bekende brandstichting bij bewezenverklaring worden beschouwd als grotendeels voortgekomen uit een psychose met achtervolgings- en betrekkingswaandenkbeelden en daarmee verbonden gehoorshallucinaties en waanwaarnemingen, waardoor hij er met absolute zekerheid van overtuigd was dat zijn buren hem met opzet hinderden en onder druk zetten door onophoudelijk kloppen en dat ze daarover logen toen hij hen daarover aansprak, waarna hij uit boosheid hun auto heeft vernield en in brand gestoken. Hoewel onderzochte blijkens zijn uitlatingen weet heeft van het laakbare en strafbare van de door hem bekende vernieling en brandstichting en hij dat hoogstwaarschijnlijk ook voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde had, kan er bij bewezenverklaring van worden uitgegaan dat hij ten tijde van het ten laste gelegde door megalomaan en religieus gekleurde psychotische belevingen sterk beperkt was in zijn vermogen naar dat inzicht te handelen. Geadviseerd wordt daarom onderzochte het ten laste gelegde bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt bij bewezenverklaring het recidiverisico te beperken door psychiatrische behandeling van de psychose en de stoornis in het gebruik van cannabis van onderzochte, gezien zijn gebrek aan ziekte-inzicht in een FPA of FPK, met ambulante nazorg door een forensische polikliniek of forensisch FACT, onder toezicht van de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.”
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 mei 2024. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in:
“Zowel in gesprekken met de politie als in de eerste gesprekken met ondergetekende maakt hij een verwarde indruk en is het niet goed mogelijk een constructief gesprek met hem te voeren. Gedurende de tijd wordt zijn verwardheid minder. Dit valt samen met de herstart van het gebruik van antipsychotica. Uit ons onderzoek komt naar voren dat betrokkene zijn leven redelijk op orde lijkt te hebben, zijn psychiatrische problematiek lijkt de grootste risicofactor ten aanzien van recidive. Wel is er onduidelijkheid over zijn woonsituatie na detentie en is het van belang dat er begeleiding komt bij het organiseren van een dagbesteding. Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Betrokkene heeft aangegeven hieraan zijn medewerking te zullen verlenen.”
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank is van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van zowel de brandstichting als de mishandeling een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond in verband waarmee hij in verminderde mate
toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu zowel de psychiater als de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en/of goederen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/310573-23 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/150544-24 (met partiële vrijspraak van het mes), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 360 (driehonderdzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
128 (honderdachtentwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. de veroordeelde zal zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dan zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde zal zich na de klinische behandeling laten behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in de forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat betekent dat hij verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/310573-23
hij
op of omstreeks 22 november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk
op of aan de openbare weg, de Schinnenbaan,
opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij/in een aldaar geparkeerd staande
personenauto (merk/type Toyota C-HR), immers heeft verdachte toen aldaar (na
het stuk slaan van de ruiten) opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
(een) brandbare stof(fen) en/of die brandbare/brandende stof(fen) in aanraking
gebracht met die personenauto, ten gevolge waarvan die personenauto geheel of
gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten: in voornoemde personenauto aanwezige
goederen, het wegdek en/of straatmeubilair en/of woningen(een) andere in de
directe nabijheid geparkeerde auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
10/150544-24
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Alphen aan den Rijn
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- (meermalen) met een mes in de arm te steken en/of te snijden en/of
- in de borst, althans het lichaam te bijten.