ECLI:NL:RBROT:2024:5663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10-207973-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarigen door gebrek aan bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1980, werd hij beschuldigd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarigen, die toen de leeftijd van twaalf jaar nog niet hadden bereikt. De rechtbank Rotterdam heeft op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de aangiftes van de slachtoffers in de kern betrouwbaar waren, er onvoldoende steunbewijs aanwezig was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verklaringen van de aangevers, die in 2021 aangifte deden van seksueel misbruik, vertoonden essentiële inconsistenties en er was geen aanvullend bewijs dat de verklaringen ondersteunde. De rechtbank benadrukte dat het bewijs niet uitsluitend op de verklaringen van de aangevers kon steunen, en dat er geen andere getuigen of bewijsstukken waren die de beschuldigingen konden bevestigen. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomsten in de verklaringen niet voldoende waren om een schakelbewijsconstructie te rechtvaardigen, vooral gezien het tijdsverloop en het vooroverleg tussen de aangevers. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen en werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, met de kosten voor hun verdediging begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-207973-22
Datum zitting: 21 mei 2024
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1980, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] , raadsvrouw N.J.B. Vegelien, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: R.P.L. van Loon.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het meerdere keren plegen van ontuchtige handelingen (mede) bestaande uit het met de penis seksueel binnendringen van het lichaam van twee personen beneden de twaalf jaar. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1.
meermalen in of omstreeks de periode van 19 augustus 1998 tot en met 17 maart 2003 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] (geboortedatum [geboortedatum 2] 1991), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [voornaam slachtoffer 1] , door:
  • met die [voornaam slachtoffer 1] porno te kijken,
  • zich af te trekken waar die [voornaam slachtoffer 1] bij was,
  • de broek van die [voornaam slachtoffer 1] uit en/of naar beneden te doen,
  • te spugen op de billen en/of anus van die [voornaam slachtoffer 1] en/of
  • zijn penis in de anus van die [voornaam slachtoffer 1] te brengen, houden en/of bewegen.
2.
meermalen in of omstreeks de periode van 19 augustus 1998 tot en met 6 juli 2001 te Rotterdam, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedatum 3] 1992), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [voornaam slachtoffer 2] , door:
  • de broek van die [voornaam slachtoffer 2] uit en/of naar beneden te doen,
  • te spugen op de billen en/of anus van die [voornaam slachtoffer 2] en/of
  • zijn penis in de anus van die [voornaam slachtoffer 2] te brengen, houden en/of bewegen.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Standpunt verdediging
De verdediging vindt dat niet is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat hij moet worden vrijgesproken van de feiten.
De verklaringen van de aangevers, de broers [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] [achternaam] , en van hun broer [persoon A] zijn niet betrouwbaar, omdat met onvoldoende mate van waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat deze verklaringen voortkomen uit gezamenlijk overleg. De verklaringen van de ‘disclosure’-getuigen, de partners van de aangevers en de schoonmoeder van aangever [voornaam slachtoffer 1] , die zouden aantonen dat er geen sprake is van een geconstrueerd of onbewust door elkaar beïnvloed verhaal, moeten in twijfel worden getrokken vanwege de al jaren bestaande tweespalt binnen de familie. Ook kan niet worden uitgesloten dat de hervonden herinneringen van aangever [voornaam slachtoffer 2] aan het misbruik - herinneringen die hij naar eigen zeggen vanaf zijn 21e jaar heeft - zijn ontstaan doordat hij op zoek is geweest naar een oorzaak van zijn psychische problematiek en in feite pseudo-herinneringen zijn. Ook zijn er opvallende inconsistenties tussen en merkwaardigheden in de verklaringen van de aangevers en broer [persoon A] .
Steunbewijs ontbreekt voor de verklaringen van de aangevers en broer [persoon A] over het afzonderlijk door hen ondergane misbruik. Door de verschillen in de verklaringen van de aangevers is het gebruik van schakelbewijs niet passend. De overeenkomsten in de verklaringen, te weten anale seks en het gebruik van spuug, zijn hiervoor te weinig onderscheidend.
Oordeel rechtbank
De rechtbank vindt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte wordt daarom daarvan vrijgesproken. De motivering hiervoor is als volgt.
Betrouwbaarheid aangevers
Begin 2021 hebben de broers [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] , kort na elkaar, aangifte gedaan van seksueel misbruik (ontuchtige handelingen met daarbij anaal seksueel binnendringen) door de verdachte. Inmiddels ruim 26 jaar geleden is dit misbruik - voor zover dit is tenlastegelegd - volgens hen begonnen en dit zou enige jaren zijn doorgegaan.
Beide aangiftes kunnen in de kern - in ieder geval voor het seksueel misbruik als zodanig - als betrouwbaar worden aangemerkt. Op de eerste plaats zijn beide verklaringen op zichzelf genomen al betrouwbaar. De aangiftes beschrijven namelijk een relatief kort maar duidelijk en in zekere zin rond verhaal over gebeurtenissen die beide aangevers zouden zijn overkomen in hun zeer jonge jeugd, inclusief de druk die zij vanuit de verdachte hebben ervaren om het aan niemand te vertellen en de woede die zij bij zich hebben gedragen over wat er is gebeurd. De beide aangiftes ondersteunen in de betrouwbaarheid ook elkaar in die zin dat de verklaringen over de individuele gebeurtenissen hierdoor niet op zichzelf staan. Dit wordt nog eens versterkt door de verklaring van broer [persoon A] die heeft verklaard op een gelijksoortige manier te zijn misbruikt door de verdachte. Een ander belangrijk element in het betrouwbaarheidsoordeel is het gegeven dat beide aangevers op enig moment tegen derden hebben gesproken over wat hen zou zijn overkomen. [voornaam slachtoffer 1] heeft dat gedaan in 2010/2011 door tegen zijn partner en schoonmoeder te vertellen over het misbruik. [voornaam slachtoffer 2] deed dat iets later door over het misbruik te vertellen aan zijn vriendin. De beide geliefden van de aangevers en de schoonmoeder hebben deze ‘disclosures’ in hun eigen verklaringen bevestigd. Kortom, wanneer de aangiftes op zichzelf zouden worden beschouwd, is niet onaannemelijk dat er sprake is geweest van misbruik van beide aangevers door de verdachte.
Unis testis
Op grond van de wet mag het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan echter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige (aangever). Zelfs niet als deze verklaring betrouwbaar is. Er moet altijd sprake zijn van voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Dit is een belangrijke waarborg voor de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing.
In dit geval ontbreekt in het dossier naast de (betrouwbare) verklaring van respectievelijk [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] over hun eigen misbruik, in beide gevallen een tweede directe feitelijke bron. Er zijn geen verklaringen van derden die over feiten en omstandigheden van het misbruik spreken. Evenmin is er informatie over een eventueel waargenomen emotionele toestand van de aangevers tijdens of kort na de gebeurtenissen. Pas na ruim tien jaar is door de aangevers voor het eerst met derden over de incidenten gesproken. Verder moet worden opgemerkt dat in het dossier op geen enkele wijze technische ondersteuning is voor seksueel misbruik. Niet in het algemeen, maar belangrijker nog ook niet in het bijzonder voor het door de aangevers beschreven vele malen anaal binnendringen. Dat laatste is opmerkelijk gezien de wijze van misbruik zoals dat door aangevers is beschreven, bezien tegen de achtergrond van de fysieke ontwikkeling van kinderen op de leeftijd die aangevers vanaf het begin van het misbruik hadden (ongeveer zes jaar).
Schakel steunbewijs
Als steunbewijs niet volgt uit verklaringen over feiten en omstandigheden die (in)direct verband houden met het tenlastegelegde feit, zoals een betrouwbare verklaring over waargenomen emoties kort na het feit, dan kan de (bewijs)steun ook bestaan uit schakelbewijs. In dat geval is nodig dat uit één of meer bewijsmiddelen de omstandigheid volgt dat de verdachte bij soortgelijke strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop die verschillende feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomt.
Uit de beschrijving van de gebeurtenissen door de aangevers en hun broer kan onvoldoende een specifieke onderscheidende werkwijze van de verdachte worden afgeleid die op essentiële punten overeenkomt. Daarbij is van groot belang dat de aangiftes en de getuigenverklaring van broer [persoon A] zijn afgelegd na een overleg binnen de familie en dat dit is gebeurd op een moment dat het misbruik 20 jaar daarvoor zou zijn begonnen. Ook zelfstandig brengt het tijdsverloop mee dat de bewijskracht van de essentiële overeenkomsten in de verklaringen groot moet zijn.
De overeenkomsten die er zijn, zijn onvoldoende specifiek om daar een schakelbewijsconstructie op te baseren. Zij zitten vooral in de aard en de meest ernstige component van de seksuele handelingen: het anaal binnendringen van aangevers. Op dat specifieke punt wreekt zich het genoemde vooroverleg en het tijdsverloop. Daarnaast zijn er naast overeenkomsten, ook verschillen in de verklaringen over de wijze waarop het misbruik zou zijn gegaan, de frequentie daarvan, de locatie alsook de seksuele handelingen op zichzelf en de verdere context. Ook deze verschillen raken de bewijskracht te zeer om een schakelbewijsconstructie aan te nemen.
Conclusie
Naast de in de kern betrouwbare aangiftes ontbreekt voldoende steunbewijs. De overeenkomsten tussen de verklaringen op essentiële punten zijn onvoldoende en deze worden bovendien in hun bewijskracht geraakt door tijdsverloop en vooroverleg. Dit maakt dat ook een schakelbewijsconstructie onvoldoende uit de verf komt. Bij die stand van zaken is sprake van onvoldoende steunbewijs naast de aangiftes en ontbreekt het wettig bewijs voor de beide feiten en kunnen de feiten niet worden bewezenverklaard.

Benadeelde partijen

De benadeelde partijen zullen in hun vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassingvindt. De benadeelde partijen zullen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van hun vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.

Beslissingen

De rechtbank:
1. verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
2. verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en veroordeelt hen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen hun vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door J.H. Janssen, voorzitter,
J.J. Klomp en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 juni 2024.