ECLI:NL:RBROT:2024:5662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10/292326-20 / 89/000017-31
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de proeftijd van een veroordeelde in een VI-zaak met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de proeftijd van een veroordeelde, die eerder een gevangenisstraf van 42 maanden had gekregen. De veroordeelde was op 6 maart 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 420 dagen die afloopt op 29 april 2024. De officier van justitie heeft op 15 maart 2024 een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen, gebaseerd op een rapport van de reclassering van 26 januari 2024, waarin werd geadviseerd de proeftijd met een jaar te verlengen.

Tijdens de terechtzitting is de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, en de officier van justitie mr. N.M. van Eck gehoord. De veroordeelde heeft aangegeven dat een verlenging van 9 maanden voldoende zou zijn om de gestelde doelen te bereiken, maar de rechtbank heeft op basis van het reclasseringsrapport en het onderzoek ter zitting geoordeeld dat een verlenging van 12 maanden noodzakelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich goed houdt aan de afspraken met de reclassering, maar dat er nog geen stabiele dagbesteding is en dat de financiën en huisvesting nog niet op orde zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlenging van de proeftijd noodzakelijk is om de veroordeelde verder te begeleiden bij het op orde brengen van zijn financiën, het verkrijgen van stabiele huisvesting en het vinden van een zinvolle dagbesteding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd met 12 maanden verlengd, met de mogelijkheid dat de begeleiding eerder kan worden beëindigd als de doelen eerder worden behaald.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
VI-zaaknummer: 89/000017-31
Parketnummer: 10/292326-20
Datum uitspraak: 9 april 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak betreffende de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Voorgaande veroordeling
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam van
7 september 2021 is de veroordeelde een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd.
Bij arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof Den Haag van
17 juni 2022 is de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen voornoemd vonnis.
1.2.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 6 maart 2023 is de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
De proeftijd vanaf de hierboven genoemde dag van voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 420 dagen en het strafrestant bedraagt 420 dagen. De proeftijd loopt af op 29 april 2024.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn voor zover hier van belang de volgende voorwaarden verbonden:
algemene voorwaarden
- de veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan enig strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling melden bij Jeugdbescherming & Reclassering Leger des Heils op het adres [adres 2] [plaats] . De veroordeelde zal zich blijven melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • de veroordeelde zal gedurende de proeftijd verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Humane Zorg, althans in een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen en het dagprogramma die de instelling heeft opgesteld;
  • de veroordeelde zal meewerken aan of zich actief inspannen voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • de veroordeelde zal een open, gemotiveerde en meewerkende houding met
betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden tonen;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van monitoring en beheersing van het middelengebruik meewerken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • de veroordeelde zal openheid van zaken tonen ten aanzien van zijn financiële situatie;
  • de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
1.3.
Vordering
Op 15 maart 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.
Bij de vordering is overgelegd het rapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de reclassering) van 26 januari 2024, waarin wordt geadviseerd de proeftijd met één jaar te verlengen.
1.4.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2024. De veroordeelde, zijn raadsvrouw en de officier van justitie, mr. N.M. van Eck, zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord mevrouw [persoon A] , reclasseringswerker bij de reclassering.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben ter terechtzitting aangevoerd dat de proeftijd
niet met 12 maanden moet worden verlengd, maar met 9 maanden. Daartoe is aangevoerd dat een periode van 9 maanden voldoende is om de gestelde doelen te bereiken. Een langere proeftijd brengt het risico met zich dat de veroordeelde bij het plegen van een nieuw strafbaar feit voor de zaak waar het nu om gaat weer ingesloten kan worden. Een zo kort mogelijke verlenging bevordert de voortgang bij de aanpak van de diverse leefgebieden.

2.Beoordeling door de rechtbank

Het rapport van de reclassering houdt in dat de veroordeelde sinds de voorwaardelijke invrijheidstelling met begeleiding van Humanezorg zelfstandig woont. De veroordeelde houdt zich goed aan de afspraken met de reclassering en de woonbegeleiding. De schulden zijn in kaart gebracht. De veroordeelde heeft gedurende het toezicht diverse certificaten behaald, maar het ontbreekt hem nog aan een zinvolle dagbesteding. De veroordeelde heeft een aantal weken betaald gewerkt, maar het is hem niet gelukt om dit werk te behouden. De veroordeelde heeft een verstandelijke beperking, waar in de begeleiding rekening mee wordt gehouden. De veroordeelde kan snel overvraagd worden en overziet soms alles niet meer. Dit maakt dat er meer tijd nodig is om de gestelde doelen te behalen waardoor de kans op recidive naar verwachting zal verminderen. Het traject bij de Kredietbank voor een saneringskrediet moet nog worden gestart en zal naar verwachting anderhalf jaar duren. Zodra dit traject is gestart, kan een urgentie voor een woning worden aangevraagd. Dan zal begeleiding ingezet worden op het inrichten van de woning en het draaien van een zelfstandig huishouden. Ook zal er aandacht zijn voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding. Omdat nog niet alle leefgebieden stabiel zijn, wordt de kans op recidive op dit moment als gemiddeld ingeschat. Het op orde hebben van de financiën en een stabiele en zelfstandige huisvesting zijn de belangrijkste factoren die het gevaars- en recidiverisico verminderen. Het is echter onmogelijk om dit vóór het einde van de proeftijd te realiseren. De veroordeelde is het eens met het advies tot verlenging.
Ter terechtzitting heeft de deskundige toegelicht dat de veroordeelde erg zijn best doet en zich netjes gedraagt in het contact met de reclassering. Zodra de veroordeelde wordt toegelaten tot het schuldentraject, zal direct urgentie voor een woning worden aangevraagd. Na ongeveer drie maanden zal de veroordeelde dan een eigen woning hebben. Omdat dit een grote stap is voor de veroordeelde, acht de reclassering hierna begeleiding van de veroordeelde bij het inrichten van de woning, het maken van keuzes en het creëren van een veilige thuisplek noodzakelijk. De gestelde doelen kunnen mogelijk reeds enkele maanden vóór het aflopen van de geadviseerde verlengde proeftijd zijn behaald. In dat geval zal de reclassering de begeleiding en het toezicht eerder beëindigen.
De rechtbank is op grond van de inhoud van het advies van de reclassering en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat de proeftijd dient te worden verlengd. De veroordeelde is op de goede weg om zijn leven op orde te krijgen en werkt hard aan zijn toekomst. Verlenging van de proeftijd is noodzakelijk om de veroordeelde verder te kunnen begeleiden bij het op orde brengen van zijn financiën, het verkrijgen van stabiele en zelfstandige huisvesting, het draaien van een zelfstandig huishouden en het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Gelet op de vordering van de officier van justitie en het advies van de reclassering acht de rechtbank een verlenging voor de duur van 12 maanden noodzakelijk. In deze periode kunnen de gestelde doelen alsnog worden behaald, óók indien het aanpakken van de verschillende leefgebieden onverhoopt minder voorspoedig verloopt. De rechtbank acht een verlenging voor de duur van 12 maanden ook proportioneel. De begeleiding en het toezicht van de reclassering zullen eerder worden beëindigd zodra de gestelde doelen zijn behaald. Dat de algemene voorwaarde om geen strafbare feiten te plegen dan (wel) onverkort van kracht blijft, acht de rechtbank geen dermate zwaarwegend nadeel voor de veroordeelde dat dit maakt dat een verlenging voor de duur van 12 maanden niet proportioneel zou zijn.

3.Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering toe en verlengt de proeftijd met
12 (twaalf) maanden.
Deze beslissing is genomen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2024.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.