ECLI:NL:RBROT:2024:5661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
10/075275-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die een ISD-maatregel ondergaat. Deze maatregel was eerder opgelegd op 20 juli 2022 voor de duur van twee jaren. De veroordeelde had op 25 mei 2023 een verzoek ingediend tot beëindiging van de ISD-maatregel, maar dit verzoek werd afgewezen. Op 19 februari 2024 werd een nieuw verzoek ingediend voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel. Tijdens de zitting op 9 april 2024 zijn de veroordeelde, zijn raadsman mr. R. van der Wal, en de officier van justitie mr. N.M. van Eck gehoord. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman de beëindiging ervan bepleitten. De rechtbank heeft de noodzaak van de ISD-maatregel beoordeeld aan de hand van de risico's voor de maatschappij en de voortgang van de resocialisatie van de veroordeelde. De rechtbank concludeerde dat de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is, gezien het hoge recidiverisico en de problemen die de veroordeelde op verschillende leefgebieden ondervindt. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen en de voortzetting van de ISD-maatregel bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/075275-22
Datum uitspraak: 9 april 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1986,
voorheen gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (hierna: P.I.) [naam PI 1] , locatie [detentielocatie] ,
thans gedetineerd in de P.I. [naam PI 2] ,
raadsman mr. R. van der Wal, advocaat te Zoetermeer.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juli 2022 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.

2.Procesverloop

Op 13 juli 2023 heeft de rechtbank een verzoek van 25 mei 2023 strekkende tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders afgewezen en bepaald dat de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt voortgezet.
Op 19 februari 2024 is door de griffie van de rechtbank ontvangen een namens de veroordeelde gedaan verzoek als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 9 april 2024. De veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie mr. N.M. van Eck zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord de heer [persoon A] , als casemanager ISD verbonden aan de P.I. [naam PI 1] , locatie [detentielocatie] .

3.Standpunten van partijen

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. De officier van justitie is van mening dat de ISD-maatregel nog steeds noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van recidive. Het doel van de ISD-maatregel om de samenleving te beschermen tegen stelselmatige daders is niet komen te vervallen. Ook wordt in de inrichting waar de veroordeelde verbleef wel degelijk gewerkt aan resocialisatie.
De veroordeelde en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Tot op heden zit de veroordeelde de ISD-maatregel “kaal” uit zonder dat er daadwerkelijke stappen worden gezet tot (goede) resocialisatie en terugkeer in de maatschappij met de juiste begeleiding en behandeling. Het is onduidelijk hoe het traject op (korte) termijn zal verlopen, terwijl reeds 17 van de 24 opgelegde maanden zijn verstreken. De veroordeelde heeft het gevoel dat hij aan zijn lot wordt overgelaten en in het ongewisse wordt gelaten over de verdere gang van zaken. Van onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publieke domein is geen sprake. Nu geen nadruk wordt gelegd op het doel van resocialisatie, acht de veroordeelde voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zinloos en niet langer noodzakelijk. De veroordeelde heeft zich tijdens zijn verlof tijdelijk aan het toezicht van de P.I. onttrokken, omdat hij zijn kinderen graag wilde zien.

4.Beoordeling

De ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van
recidive. De rechter beëindigt de maatregel indien hij naar aanleiding van de inlichtingen
over de noodzaak van de voortzetting van de maatregel van oordeel is dat de verdere
tenuitvoerlegging niet langer is vereist.
Daarbij geldt het volgende beslissingskader. Allereerst moet worden vastgesteld of
opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige overlast en
verloedering van het publieke domein. Als dat niet het geval is, moet worden bezien of
verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de
macht van betrokkene ligt. Daarbij is de bescherming van de maatschappij het primaire doel
van de maatregel en derhalve van doorslaggevende betekenis.
De directeur ISD van de P.I. Rotterdam heeft op 20 maart 2024 een verklaring over de stand van uitvoering van het plan van aanpak opgesteld. Hieruit blijkt dat bij aanvang van het ISD-traject het risico op recidive en op onttrekken aan voorwaarden werd ingeschat als hoog. Op 7 september 2022 is de veroordeelde op de ISD-afdeling van P.I. [naam PI 1] opgenomen. Na een zorgtraject is een zorgindicatie afgegeven voor een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK). In het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel is de veroordeelde van 21 februari 2023 tot en met 15 mei 2023 opgenomen op de FPK van Fivoor. Tijdens het verblijf bij de FPK zijn met de maatschappelijk werker de schulden in kaart gebracht en is een uitkering aangevraagd. De veroordeelde toonde geen intrinsieke behandelmotivatie en zijn probleembesef- en inzicht is beperkt. Hoewel de veroordeelde op de afdeling aan de belangrijkste activiteiten meedeed, kwam hij niet tot enige inhoudelijke hulpvraag. Ook bleek zijn taalvaardigheid een dusdanig grote belemmering dat hem geen behandeling in engere zin geboden kon worden. De conclusie na het indicatietraject was daarom dat het de voorkeur verdient om in te zetten op maatschappelijke inbedding en hulp bij praktische zaken. In overleg met de casemanager van de P.I. is besloten dat hiervoor geen verblijf in een behandelsetting nodig is en dat het opbouwen van vrijheden vanuit de P.I. kan plaatsvinden. Binnen de P.I. heeft de veroordeelde deelgenomen aan het geboden dagprogramma. De veroordeelde staat op een fraudelijst en zowel tijdens zijn verblijf in de P.I. als in de kliniek is het nog niet gelukt om een rekening op zijn naam te openen. De veroordeelde is begonnen met dagbesteding buiten de P.I. en met het oefenen met vrijheden ten behoeve van familiebezoek (sociale verloven) en buitenwerk (dagbesteding). Hij krijgt verder hulp bij praktische zaken. Op 20 maart 2024 was een intake bij Antes gepland ten behoeve van plaatsing voor begeleid wonen. Tevens was op 22 maart 2024 een intake bij begeleid wonen aan de Dordtsestraatweg gepland. De veroordeelde heeft zich echter op 15 maart 2024 onttrokken aan het toezicht. Geadviseerd wordt de maatregel voort te zetten, mede gezien het hoge recidiverisico. Doel is om binnen de geboden structuur van de P.I. toe te komen aan enige vorm van gedragsbeïnvloeding en het bieden van hulp op de recidiverisicogebieden zoals huisvesting, werk, rust en regelmaat, zodat de veroordeelde weer een enigszins maatschappelijk aanvaard leven kan opbouwen.
Op 5 april 2024 heeft de officier van justitie de rechtbank bericht dat de veroordeelde na zijn onttrekking aan het toezicht thans gedetineerd zit in de P.I. [naam PI 2] .
Ter zitting heeft de deskundige – onder meer – verklaard dat de veroordeelde zal worden teruggeplaatst naar de P.I. [naam PI 1] , locatie [detentielocatie] , waarna alsnog zo spoedig mogelijk een intake voor begeleid wonen zal plaatsvinden.
Eén van de doelen van de ISD-maatregel is ervoor te zorgen dat de veroordeelde op een veilige manier kan terugkeren in de samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat het beste worden bereikt door in de resterende looptijd van de ISD-maatregel in te zetten op plaatsing in een beschermde woonvoorziening en het bieden van hulp bij praktische zaken. Genoegzaam is onderbouwd dat de veroordeelde nog problemen heeft op diverse leefgebieden en dat hij die niet zelfstandig kan oplossen. Hiervoor heeft hij nog steeds passende hulpverlening nodig. Als de maatregel voortijdig beëindigd wordt, is de kans op terugval, en daarmee de kans op recidive, groot. Voortzetting van de maatregel is daarom nog altijd vereist. Anders dan door de raadsman is betoogd zijn er wel de nodige stappen in het resocialisatietraject gezet: er is een verblijfsplan getekend, de veroordeelde heeft verbleven op een FPK, er wordt toegewerkt naar dagbesteding buiten de P.I., de veroordeelde is aangemeld voor begeleid wonen en krijgt hulp bij praktische zaken. Er is dan ook geen grond om tot beëindiging over te gaan.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders; de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.