Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die op 3 januari 2024 te Rotterdam een omgebouwd gaspistool en kogelpatronen in zijn bezit had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. N.M. van Eck, eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft het bewezen verklaard zonder nadere motivering. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen, in dit geval een omgebouwd gaspistool, ernstige veiligheidsrisico's met zich meebrengt. De verdachte had het wapen en de munitie in een tas op de bijrijdersstoel van zijn auto tijdens een verkeerscontrole. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet eerder veroordelingen en de positieve rapportages van de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 8 maanden op te leggen, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd aan de algemene voorwaarden houden, waaronder het zich niet schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.