Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.Waardering van het bewijs
te besturen, terwijl hij (zeer) vermoeid was en
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
De rechtbank houdt in duidelijk strafmatigende zin ook rekening met de omstandigheid dat op initiatief van de verdachte een mediationtraject heeft plaatsgevonden. Een emotioneel gesprek dat zowel door de verdachte als de ouders van het overleden slachtoffer als zeer waardevol is ervaren. In het gesprek is ter sprake gekomen dat de verdachte zichzelf niet als snelheidsduivel omschrijft en zich rot is geschrokken toen hij hoorde hoe hard hij reed. Ook is gesproken over het mogelijk ontstane beeld dat hij onder invloed van drugs zou hebben gereden, terwijl dit niet uit het bloedonderzoek blijkt. De ouders van het overleden slachtoffer hebben onder andere aangegeven dat het gemis van hun enig kind groot is, maar dat het voor hen belangrijk is dat de verdachte in zijn leven en huidige werk in de zorg zo min mogelijk hinder ondervindt van het ongeluk.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
154 (honderdvierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteren;
77 (zevenenzeventig) dagen.
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;