ECLI:NL:RBROT:2024:566

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
10/199499-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk ongeval door onvoorzichtig rijgedrag

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 augustus 2022 in Rotterdam een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1996, reed als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, waardoor hij een fietser op een oversteekplaats aanreed, die als gevolg daarvan overleed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verantwoordelijkheid die de verdachte heeft genomen en het feit dat er een mediationtraject heeft plaatsgevonden, wat door beide partijen als waardevol werd ervaren. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, en de rechtbank heeft deze eis conform de wetgeving en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting gehonoreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander is gedood. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/199499-22
Datum uitspraak: 29 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. C.P. Timmers, advocaat te Middelharnis.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 augustus 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kenteken01] ), daarmede rijdende over de weg, de Boszoom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- genoemd voertuig
te besturen, terwijl hij (zeer) vermoeid was en
- met een snelheid van 105 km/u, een (veel) hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u te rijden en
- niet (tijdig) op te merken dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , doende was de
rijbaan van die Boszoom over te steken en
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 86 km/u tegen die [slachtoffer01] aan te
botsen, waardoor die [slachtoffer01] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het primair bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. In de nacht van 5 op 6 augustus 2022 is de verdachte vermoeid in zijn auto gestapt en heeft toen hij over de Boszoom in Rotterdam reed, de maximumsnelheid in ernstige mate overschreden. Hij zag niet (op tijd) dat een fietser bij een oversteekplaats de Boszoom overstak. De verdachte heeft, nadat zijn snelheid volgens de boordmeting van de auto vijf seconden voor het ongeluk 105 km/u bedroeg, vervolgens met een snelheid van (ongeveer) 86 kilometer per uur de fietser aangereden, die als gevolg daarvan ten val is gekomen en in het ziekenhuis aan zijn verwondingen is overleden.
Door zijn rijgedrag heeft de verdachte diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer. Dit blijkt in het bijzonder uit de op de zitting voorgelezen verklaring door de vader van het slachtoffer. De pijn en het verdriet van de nabestaanden door het overlijden van hun zoon zijn indrukwekkend onder woorden gebracht. Ook de verdachte zal verder moeten leven met de wetenschap van de dramatische en onomkeerbare gevolgen van zijn rijgedrag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2023 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dat betekent dat het strafblad geen strafverzwarend effect heeft.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 april 2023. Daarin adviseert de reclassering bij een veroordeling aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering acht interventies in verplicht kader of toezicht niet nodig. De verdachte heeft op eigen initiatief professionele hulpverlening gezocht en is sinds november 2022 wekelijks in behandeling bij een psycholoog die positief is over de inzet van de verdachte. De reclassering schat het recidiverisico laag in. De reclassering merkt verder op dat een gevangenisstraf negatieve consequenties kan hebben voor het verloop van de opleiding van de verdachte en voor de voortgang en de resultaten van het behandeltraject. De verdachte wordt in staat geacht om een taakstraf te verrichten.
7.4.
De weging van het feit en de omstandigheden
Bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood tot gevolg waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met name ook de wijze waarop hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, wegen bij het bepalen van de strafmaat in voor de verdachte positieve zin mee. Het ongeval heeft ook op het leven van de verdachte grote impact gehad. De schuldbewuste indruk van de verdachte en zijn verdriet om wat er is gebeurd, komen bij de rechtbank oprecht over.
De rechtbank houdt in duidelijk strafmatigende zin ook rekening met de omstandigheid dat op initiatief van de verdachte een mediationtraject heeft plaatsgevonden. Een emotioneel gesprek dat zowel door de verdachte als de ouders van het overleden slachtoffer als zeer waardevol is ervaren. In het gesprek is ter sprake gekomen dat de verdachte zichzelf niet als snelheidsduivel omschrijft en zich rot is geschrokken toen hij hoorde hoe hard hij reed. Ook is gesproken over het mogelijk ontstane beeld dat hij onder invloed van drugs zou hebben gereden, terwijl dit niet uit het bloedonderzoek blijkt. De ouders van het overleden slachtoffer hebben onder andere aangegeven dat het gemis van hun enig kind groot is, maar dat het voor hen belangrijk is dat de verdachte in zijn leven en huidige werk in de zorg zo min mogelijk hinder ondervindt van het ongeluk.
7.5.
Conclusies
Voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat de eis van de officier van justitie in deze passend en geboden is. De rechtbank zal daarom overeenkomstig deze eis aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 160 uur opleggen, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
154 (honderdvierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
77 (zevenenzeventig) dagen.
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 augustus 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kenteken01] ),
daarmede rijdende over de weg, de Boszoom, zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- genoemd voertuig heeft bestuurd, terwijl hij (zeer) vermoeid was, althans niet in
staat was om het voertuig naar behoren te besturen, en/of
- met een snelheid van 105 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, in elk geval met een gelet op de
omstandigheden te hoge snelheid te rijden en/of
- niet (tijdig) op te merken dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , doende was de
rijbaan van die Boszoom over te steken en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 86 km/u tegen die [slachtoffer01] aan te
botsen, waardoor die [slachtoffer01] werd gedood;
(art. 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 augustus 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met kenteken [kenteken01] ),
daarmede rijdende over de weg, de Boszoom, zich zodanig heeft gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, door
- genoemd voertuig te besturen, terwijl hij (zeer) vermoeid was, althans niet in staat
was om het voertuig naar behoren te besturen, en/of
- met een snelheid van 105 km/u, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter
plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u, in elk geval met een gelet op de
omstandigheden te hoge snelheid te rijden en/of
- niet (tijdig) op te merken dat een fietser, genaamd [slachtoffer01] , doende was de
rijbaan van die Boszoom over te steken en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze
vrij was en/of
- ( vervolgens) met een snelheid van (ongeveer) 86 km/u tegen die [slachtoffer01] aan te
botsen;
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)