In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 een beschikking gegeven over een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die het verzoek heeft ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is dakloos en kan geen stabiele woonplek bieden. De vader heeft aangegeven klaar te zijn om de minderjarige bij zich te laten wonen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 waren de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat zij zich positief heeft ontwikkeld in de gesloten groep waar zij verblijft. De kinderrechter heeft overwogen dat er geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig is, omdat de minderjarige na afloop van de gesloten machtiging bij de vader met gezag zal worden geplaatst. Het verzoek is daarom afgewezen.
De kinderrechter heeft de GI wel geadviseerd om zo snel mogelijk onderwijs en dagbesteding voor de minderjarige te regelen, zodat zij in de thuissituatie bij de vader zo min mogelijk risico loopt om terug te vallen in oud gedrag. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de opvoedcapaciteiten van de vader en ondersteuning aangeboden indien nodig. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 4 juni 2024.