ECLI:NL:RBROT:2024:5637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
C/10/679389 / JE RK 24-1056
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 een beschikking gegeven over een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die het verzoek heeft ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is dakloos en kan geen stabiele woonplek bieden. De vader heeft aangegeven klaar te zijn om de minderjarige bij zich te laten wonen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 waren de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat zij zich positief heeft ontwikkeld in de gesloten groep waar zij verblijft. De kinderrechter heeft overwogen dat er geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig is, omdat de minderjarige na afloop van de gesloten machtiging bij de vader met gezag zal worden geplaatst. Het verzoek is daarom afgewezen.

De kinderrechter heeft de GI wel geadviseerd om zo snel mogelijk onderwijs en dagbesteding voor de minderjarige te regelen, zodat zij in de thuissituatie bij de vader zo min mogelijk risico loopt om terug te vallen in oud gedrag. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de opvoedcapaciteiten van de vader en ondersteuning aangeboden indien nodig. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 4 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/679389 / JE RK 24-1056
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 22 mei 2024, ontvangen op 23 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met advocaat, mr. N. Schiettekatte, waarnemend voor mr. F. Pool;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] en [naam 4] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep van Harreveld.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 april 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 7 april 2024 tot 7 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Uit het verzoekschrift en de behandeling ter zitting begrijpt de kinderrechter het verzoek zo dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is de bedoeling dat [minderjarige] op 7 juni 2024 naar de vader toegaat. A.s. vrijdag heeft de GI in Den Haag een gesprek met Marathon voor dagbesteding voor [minderjarige] . Ook vindt de GI het nodig dat [minderjarige] de eerste tijd naar speciaal onderwijs zal gaan, omdat zij voor een lange periode geen onderwijs heeft gevolgd. Als blijkt dat [minderjarige] het daar goed doet, zal zij over kunnen stappen naar regulier onderwijs.
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder kan [minderjarige] zelf geen stabiele woonplek bieden, want zij is dakloos. De moeder staat wel ingeschreven voor een woning, maar dit kan nog lang duren. De moeder en [minderjarige] hebben bijna dagelijks telefonisch contact. De moeder hoopt dat dit op termijn kan worden uitgebreid naar verlofmomenten.
4.3.
De vader is het eens met het verzoek. De vader kijkt er naar uit dat [minderjarige] weer bij hem komt wonen en hij is daar klaar voor.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Het is mooi dat [minderjarige] zich de afgelopen maanden in de geslotenheid positief heeft ontwikkeld en dat zij klaar is voor een vervolgstap. Er is gezocht naar een open groep als tussenstap voor een thuisplaatsing, maar een dergelijke passende open groep is niet gevonden. [minderjarige] zal daarom na afloop van de gesloten machtiging bij de vader met gezag worden geplaatst. Hier is geen machtiging tot uithuisplaatsing voor nodig. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af.
5.2.
In het kader van de nog lopende ondertoezichtstelling geeft de kinderrechter aan de GI mee dat het belangrijk is dat er zo snel mogelijk onderwijs en dagbesteding wordt geregeld voor [minderjarige] , zodat zij in de thuissituatie bij de vader zo min mogelijk risico loopt om terug te vallen in oud gedrag. Het is belangrijk dat [minderjarige] aan haar toekomst kan gaan werken. Ook dient er aandacht te zijn voor de opvoedcapaciteiten van de vader en dient er ondersteuning ingezet te worden als blijkt dat de vader daar behoefte aan heeft.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 4 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.