ECLI:NL:RBROT:2024:5635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
10/126458-23, 10/202771-23, 10/047885-23 en 09/070621-24 (gevoegd ttz) / TUL: 10/069933-22 en 10/061469-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor meerdere diefstallen met geweld en handelen in strijd met artikel 26 lid 1 WWM tot een jeugddetentie voor de duur van 250 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel (contactverbod met medeverdachte)

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2008, is veroordeeld voor meerdere diefstallen met geweld en het in bezit hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van anderhalf jaar vier straatroven heeft gepleegd, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 250 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met medeverdachten en de verplichting om zich te melden bij de jeugdreclassering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van deskundigen. De verdachte heeft een verleden van crimineel gedrag en er zijn zorgen over zijn toekomstig gedrag. De rechtbank heeft besloten dat er een vrijheidsbeperkende maatregel moet worden opgelegd om de verdachte te beschermen en om de maatschappij te beveiligen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die door de verdachte en zijn medeverdachte is benadeeld.

De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van de maatschappij voorop staat en dat er strenge maatregelen nodig zijn om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/126458-23, 10/202771-23, 10/047885-23 en 09/070621-24 (gevoegd ttz)
Parketnummers vorderingen TUL: 10/069933-22 en 10/061469-22
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman: mr. B.J.W. Tijkotte, waarnemend voor mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 25 april 2024.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.J.A. de Bruijn, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 250 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de jeugdreclassering, een behandeling volgt bij de Waag of een soortgelijke instelling, zich houdt aan een avondklok en een dagbesteding heeft in de vorm van school;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , met toepassing van vervangende jeugddetentie van 2 weken voor iedere keer dat de verdachte niet aan de maatregel voldoet;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/047885-23 ten laste gelegde diefstal met geweld
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat het geweld tegen de aangever niet heeft plaatsgevonden met het oogmerk om de fiets te stelen. Er vond eerst een vechtpartij plaats en pas nadat deze voorbij was, heeft een medeverdachte besloten de fiets van de aangever mee te nemen. Daarom is geen sprake van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
4.1.2.
Beoordeling
Op basis van de (in bijlage II opgenomen) verklaringen van de aangever en een getuige, de verklaring van de verdachte en de bevindingen van de politie, stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 18 juni 2022 stond de aangever, genaamd [voornaam slachtoffer 1] , met vrienden voor supermarkt De IJssel in Spijkenisse. De verdachte was daar ook, samen met twee medeverdachten. Een van de verdachten zei tegen [voornaam slachtoffer 1] : “Kom naar het tunneltje, als je niet komt dan stelen we je tas en gaan we je slaan.” De verdachten gingen vervolgens om [voornaam slachtoffer 1] heen staan. Een van de medeverdachten nam [voornaam slachtoffer 1] in de houdgreep en zei tegen hem dat hij zijn telefoon moest geven. [voornaam slachtoffer 1] zag en voelde dat diegene met zijn hand in de richting van het schoudertasje ging dat hij om had. De verdachte sloeg [voornaam slachtoffer 1] vervolgens met zijn vuist in het gezicht. Daarna werd [voornaam slachtoffer 1] op de grond gegooid. [voornaam slachtoffer 1] is toen een winkel in gevlucht. Een vriend van [voornaam slachtoffer 1] heeft [voornaam slachtoffer 1] ’s fiets van hem overgenomen. Een van de verdachten zei tegen die vriend: “Laat die fiets los, anders stelen we jouw tas.” Vervolgens trok een van de medeverdachten de fiets uit de handen van die vriend en fietste hij erop weg. De verdachte en de andere medeverdachte renden erachteraan.
Uit deze gang van zaken leidt de rechtbank af dat de verdachte en de medeverdachten geweld hebben gebruikt om (het schoudertasje met daarin) de telefoon van de aangever te kunnen stelen. Toen dat niet lukte, namen zij de fiets van de aangever mee. Het geweld is dan ook wel degelijk gebruikt om diefstal van een aan de aangever toebehorend goed gemakkelijk te maken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de in bijlage II opgenomen wettige bewijsmiddelen en het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/047885-23 ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd.
4.2.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10/126458-23 onder 1 ten laste gelegde diefstallen met geweld en afpersing
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de medeverdachte aangever [voornaam slachtoffer 2] heeft beroofd en dat de verdachte zich bezighield met aangever [voornaam slachtoffer 3] en zich niet bemoeide met wat er met [voornaam slachtoffer 2] gebeurde. Betreffende de beroving van [voornaam slachtoffer 3] moet de verdachte daarom worden vrijgesproken van het “tezamen en in vereniging met een ander” plegen van die beroving en dient er in zijn geheel vrijspraak te volgen voor de beroving van [voornaam slachtoffer 2] .
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van de (in bijlage II opgenomen) verklaringen van de aangevers en de verdachte en de beschrijving van de door de politie bekeken camerabeelden stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 20 mei 2023 zaten de aangevers, [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam slachtoffer 3] , op een bankje in Spijkenisse. De verdachte en de medeverdachte zijn samen op hen afgestapt. De medeverdachte sprak [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam slachtoffer 3] aan. Vervolgens raakten zij met zijn vieren aan de praat. Een van de verdachten vroeg de jongens of zij op een ander bankje wilden gaan zitten. Dat hebben zij gedaan. Bij dat bankje rukte de medeverdachte [voornaam slachtoffer 2] ’s ketting van zijn nek en stopte hij deze in zijn broekzak. Op ongeveer hetzelfde moment sloeg de verdachte [voornaam slachtoffer 3] in zijn gezicht en zei tegen hem dat hij zijn tasje af moest doen. Vervolgens trok de verdachte het tasje van [voornaam slachtoffer 3] ’s schouder. Daarna zei hij tegen de medeverdachte “Kom we gaan” en renden zij samen weg.
Naar het oordeel van de rechtbank was bij de beroving van [voornaam slachtoffer 2] en [voornaam slachtoffer 3] sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte en zijn medeverdachte zijn samen op de aangevers afgestapt. Vervolgens hebben zij, tegelijkertijd en vlakbij elkaar, de aangevers beroofd. Daarna zijn zij samen weggerend. Dat de verdachte zich bij de beroving op [voornaam slachtoffer 3] heeft gericht en de medeverdachte op [voornaam slachtoffer 2] , maakt niet dat geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de berovingen. Door met zijn tweeën op de aangevers af te stappen en zich ieder op een van hen te richten, heeft de verdachte de beroving van [voornaam slachtoffer 2] mogelijk gemaakt en de medeverdachte de beroving van [voornaam slachtoffer 3] . Hierdoor en door de gelijktijdigheid van de berovingen hebben zij beiden een bijdrage geleverd aan de berovingen van beide aangevers. Deze bijdragen zijn van zodanig gewicht dat deze als medeplegen kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het meenemen van de telefoon van [voornaam slachtoffer 2] . Dat [voornaam slachtoffer 2] door geweld of bedreiging met geweld is gedwongen zijn telefoon af te geven, kan niet worden bewezen. De in de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen (of bedreiging daarmee) hebben namelijk niet plaatsgevonden vóór [voornaam slachtoffer 2] zijn telefoon aan de medeverdachte gaf, maar daarna. Dat geweld of de bedreiging daarmee was dan ook niet gericht op het dwingen tot afgifte van de telefoon.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/126458-23 onder 1 ten laste gelegde diefstallen met geweld, samen met een ander, heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde afpersing heeft gepleegd. De rechtbank spreekt de verdachte daarom van dat onderdeel vrij.
4.3.
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/126458-23 onder 2 ten laste gelegde bezit van een vuurwapen en munitie
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die zijn opgesomd in bijlage III wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder parketnummer 10/126458-23 onder 2. De rechtbank volstaat hier met een verwijzing naar die opsomming, omdat dit feit door de verdachte is bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit.
4.4.
De onder parketnummers 10/202771-23 en 09/070621-24 ten laste gelegde diefstallen met geweld
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10/202771-23 en 09/070621-24 ten laste gelegde diefstallen met geweld heeft gepleegd. De rechtbank volstaat hier met verwijzing naar de inhoud van die bewijsmiddelen.
4.5.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/047885-23
hij op 18 juni 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard op of aan de openbare weg, de IJsselstraat, tezamen en in vereniging met anderen, een fiets (merk/type: Se Bikes Big Ripper Purp / kleur: paars), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door:
- zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en
- (daarbij) die [slachtoffer 1] in te sluiten en
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en
- die [slachtoffer 1] in een houdgreep te nemen en
- die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het gezicht te stompen en
- die [slachtoffer 1] ten val te brengen;
Parketnummer 10/126458-23
1.
hij op 20 mei 2023 te Spijkenisse, op het Theaterplein, tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een ketting en een tas (inhoudende onder meer een paspoort, een portemonnee en een parfumfles), toebehorende aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en werd vergezeld door geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken,
welk geweld en dreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, telkens met kracht
- die ketting van de nek van die [slachtoffer 2] heeft gerukt en
- die [slachtoffer 3] in het gezicht heeft geslagen en (hierbij) de woorden heeft toegevoegd: “Doe je tasje af” en (vervolgens) de tas van de schouder van die [slachtoffer 3] heeft getrokken;
2.
hij op 19 januari 2024 te Amsterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk Umarex, type Glock 17 gen 5, kaliber 9mm PAK
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten een knalpatroon, kaliber 8mm knal, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10/202771-23
hij op 13 augustus 2023 te Krimpen aan den IJssel, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander,
een mobiele telefoon (iPhone XR) en een vest (merk Nike-Tech) en een ketting, die aan [slachtoffer 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een mes aan die [slachtoffer 4] te tonen en op de nek van die [slachtoffer 4] te zetten, en (vervolgens) met voornoemd mes meermalen stekende bewegingen te maken in de richting van de buik en het been van die [slachtoffer 4] , waarbij die [slachtoffer 4] in het been is gestoken;
Parketnummer 09/070621-24
hij, op 13 januari 2024 te Leidschendam, binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen, een iPhone 14 Pro Max en een iPhone 14 en een pet (Gucci) en een baseball cap (Under Armour) en een paar schoenen (Balenciaga runners) en een jas (North Face), die aan [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] :
- een vuurwapen te tonen en
- (vervolgens) dat vuurwapen op die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te richten en
-
(vervolgens) met dat vuurwapen te slaan tegen het hoofd van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- daarbij te zeggen: “afstaan!” en “kolf hem” en “als je gaat schreeuwen ofzo, dan zal je gaan zien”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/047885-23
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 10/126458-23
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Parketnummer 10/202771-23
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 09/070621-24
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De 16-jarige verdachte heeft in anderhalf jaar tijd vier straatroven gepleegd. Op het moment van de eerste straatroof was hij 14 jaar oud. De verdachte heeft toen samen met een vriend en nog een jongen een 15-jarige jongen van zijn stuntfiets beroofd. Het slachtoffer is door de verdachte in zijn gezicht gestompt. Bij de tweede straatroof heeft de verdachte, samen met diezelfde vriend, een 14-jarige en een 15-jarige jongen van een ketting en een schoudertasje beroofd. De verdachte heeft een van deze jongens in het gezicht geslagen. Bij de derde straatroof heeft de verdachte, samen met de eerdergenoemde vriend, een 17-jarige jongen van zijn telefoon, vest en ketting beroofd. Dat slachtoffer is door de verdachte met een mes in zijn been gestoken. Bij de vierde straatroof heeft de verdachte, samen met de eerdergenoemde vriend en nog een jongen, twee broers van 18 en 22 jaar oud van hun telefoons en petten, een paar schoenen en een jas beroofd. De verdachte heeft daarbij een pistool op een van de broers gericht. Een week na de laatste beroving, op zijn zestiende verjaardag, is de verdachte midden in de nacht in Amsterdam aangehouden met een gaspistool op zak. In het gaspistool zat een knalpatroon.
Straatroven zijn ernstige strafbare feiten die heel beangstigend zijn voor de slachtoffers daarvan. Straatroven veroorzaken vaak voor langere tijd gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en degenen die het hebben zien gebeuren en ook in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft bovendien meerdere slachtoffers pijn gedaan en letsel toegebracht. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Ook het bezit van een (gas)pistool is een ernstig strafbaar feit. Het bezit van een wapen leidt vaak tot het gebruik ervan. Dat is ook gebleken bij de laatste straatroof, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een pistool hebben gebruikt. Tegen wapenbezit moet daarom streng worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van diefstal en (steek)wapenbezit. Die veroordelingen hebben hem er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw dergelijke feiten te plegen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog drs. [persoon A] heeft een psychologisch onderzoek verricht en daar op 15 november 2023 een rapportage over uitgebracht. In deze rapportage staat onder meer dat de verdachte ADHD heeft en dat bij hem, als hij schuldig wordt bevonden aan het plegen van straatroven, sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis. De psycholoog schat de kans op crimineel afglijden en het opnieuw begaan van een gewelddadig delict middelmatig tot hoog in als de omstandigheden en de persoonlijke belangen van de verdachte niet voldoende veranderen. De psycholoog verwacht dat met name als de verdachte geen zinvolle dagbesteding meer heeft, zoals school en stage. Het contact met criminele vrienden, onder wie de vriend met wie de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, vormt volgens de psycholoog ook een risico. Als de sociale controle en het toezicht wegvallen, wordt het risico dat de verdachte een positieve houding niet volhoudt, hoog geschat. De psycholoog adviseert om behandeling/begeleiding vanuit het FAST programma (Forensische Ambulante Systeem Therapie) van De Waag in te zetten. Dit richt zich sterk op beschermende factoren zoals het volhouden van een zinvolle dagbesteding en het verkrijgen van een meer steunend netwerk. Hierbij wordt ingezet op intensieve samenwerking met het gezin waarin de verdachte opgroeit en de omgeving van het gezin, zoals onderwijsinstellingen, politie, buurtwerk en sportvoorzieningen.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 18 april 2024 een rapportage over de verdachte opgemaakt. Daarin staat onder meer dat de Raad zich ernstig zorgen maakt om de verdachte en de agressie-gerelateerde delicten die (als hij schuldig wordt bevonden) in toenemende mate door hem zijn gepleegd. De Raad schat de kans dat de verdachte in de toekomst een strafbaar feit pleegt hoog in. De risicofactoren bevinden zich voornamelijk op de domeinen gezin, relaties, alcohol/drugs, houding, agressie, vaardigheden en geestelijke gezondheid. School is volgens de Raad een beschermende factor. De verdachte wil graag zijn opleiding voortzetten en heeft toekomstplannen richting de scheepvaart. Toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering in de thuissituatie is niet uitvoerbaar vanwege veiligheidsrisico’s rondom een familielid. Desondanks ziet de Raad wel het belang van intensief toezicht vanuit de jeugdreclassering, zeker nu de verdachte (als hij schuldig wordt bevonden) strafbare feiten heeft gepleegd terwijl hij in de proeftijd liep van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en ook in de schorsing van de voorlopige hechtenis. De jeugdreclasseerder dient daarbij de locaties van de gesprekken te bepalen. In navolging van de GZ-psycholoog adviseert de Raad een intensieve forensische behandeling vanuit De Waag (zoals FAST). Die behandeling moet, gelet op de zorgelijke ontwikkeling van de verdachte, zo snel mogelijk worden gestart. De Raad adviseert de rechtbank om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden dat de verdachte meewerkt aan behandeling vanuit de Waag of een soortgelijke instelling, zich houdt aan een avondklok, zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers en zich inspant voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft op 22 april 2024 een advies uitgebracht. Hierin staat onder meer dat JBRR, die in verband met de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de verdachte betrokken is, de verdachte en zijn moeder niet thuis spreekt vanwege veiligheidsrisico's op het huisadres van de verdachte. Die veiligheidsrisico’s hangen samen met een eerdere veroordeling en het huidige verblijf in voorarrest van de stiefvader van de verdachte. Het Team Bewaken en Beveiligen van de politie heeft meermaals aan JBRR te kennen gegeven dat het veiligheidsrisico op het huisadres van de verdachte hoog is. Om die reden is het voor JBRR niet mogelijk om uitvoering te geven aan een jeugdreclasseringsmaatregel. Ook kan de verdachte vanwege deze veiligheidsrisico’s niet worden behandeld door De Waag of Fivoor. De Waag heeft JBRR bericht dat gezinstherapie in de thuissituatie noodzakelijk is om tot enige gedragsverandering te komen en dat dit niet mogelijk is nu, vanwege veiligheidsredenen, niet op huisbezoek kan worden gegaan.
Op de zitting zijn als deskundigen gehoord [persoon B] en [persoon C] , reclasseringswerkers bij JBRR, [persoon D] , manager bij JBRR, en [persoon E] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad. Zij hebben hun adviezen toegelicht. JBRR heeft daarbij benadrukt dat de veiligheid van de reclasseringswerkers boven alles gaat en herhaald dat toezicht en begeleiding door JBRR vanwege de veiligheidsrisico’s geen optie is. Hetzelfde geldt volgens JBRR voor toezicht en begeleiding door het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (hierna: LET JB), dat kan worden ingezet als sprake is van bepaalde veiligheidsrisico’s.
De Raad heeft benadrukt dat toezicht op en begeleiding van de verdachte van groot belang is, gezien de grote kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
7.4.1
Op te leggen straf
Gezien de ernst van de feiten en het gegeven dat het niet de eerste keer is dat de verdachte wordt veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen en daaraan de hierna te noemen voorwaarden te verbinden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal JBRR opdracht geven tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De rechtbank heeft begrip voor de positie die JBRR inneemt en het is niet de bedoeling dat medewerkers van JBRR onaanvaardbare veiligheidsrisico’s lopen. Gezien de grote kans op herhaling van het plegen van ernstige strafbare feiten, is de rechtbank echter van oordeel dat het belang van de minderjarige verdachte en van de samenleving bij reclasseringstoezicht en
-begeleiding (en de in dat kader door de verdachte te ondergane behandeling) groot zijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding om toch reclasseringstoezicht op te leggen, waarbij geldt dat van JBRR wordt verwacht dat gedurende de proeftijd periodiek zal worden nagegaan wat wél mogelijk is om de verdachte te begeleiden. Zoals op de zitting is besproken, is het veiligheidsrisico geen constant gegeven: dit is aan verandering onderhevig. Het veiligheidsrisico zal regelmatig gemonitord moeten worden en JBRR zal het toezicht op en de begeleiding (inclusief behandeling) van de verdachte steeds daarop kunnen afstemmen, al dan niet in samenwerking met het LET JB. Indien huisbezoeken vooralsnog te risicovol worden geacht, zal moeten worden onderzocht of, en zo ja op welke wijze, het toezicht kan worden ingevuld door de verdachte (en zijn moeder) op andere locaties te ontmoeten.
7.4.2
Vrijheidsbeperkende maatregel
Vaststaat dat de verdachte vier diefstallen met geweld heeft gepleegd samen met zijn vriend [medeverdachte] . De verdachte heeft op de zitting verklaard dat het vaak misgaat als hij samen met [voornaam medeverdachte] is. Ook de psycholoog wijst erop dat het contact met criminele vrienden een risico vormt. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, aan de verdachte een maatregel op te leggen strekkende tot beperking van zijn vrijheid. De maatregel houdt in dat de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met [medeverdachte] voor de duur van 2 jaar. De rechtbank zal bepalen dat vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
7.4.3
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten diefstallen met geweld. Gelet op de hiervoor genoemde rapportages van de psycholoog en de Raad, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen als hij samen is met medeverdachte [medeverdachte] , zal de rechtbank ook bevelen dat de onder 7.4.2 genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
7.4.4
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het onder parketnummer 10/202771-23 ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 380,00 aan materiële schade en een bedrag van € 1.200,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en geheel toewijsbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering ten aanzien van het Nike-Tech vest, omdat de aangever het vest heeft teruggekregen. In het geval de vordering op dit punt wordt toegewezen, moet afschrijving worden toegepast, omdat het vest niet nieuw was en de scheur ook gerepareerd kan worden.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/202771-23 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank acht de vordering genoegzaam onderbouwd en zal deze toewijzen. Ook de gevorderde vergoeding van schade ten aanzien van het Nike-Tech vest zal worden toegewezen. Het vest is weliswaar teruggegeven aan de benadeelde partij, maar uit het dossier blijkt dat er een scheur in het vest zat en dat die scheur is ontstaan door de beroving. Ook bij een eventuele reparatie van de scheur, komt het vest niet meer overeen met de status van het vest voor de beroving. De rechtbank acht vergoeding van de nieuwwaarde passend, omdat het vest pas een half jaar oud was.
Daarnaast is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering daarom ook op dit punt toewijzen.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 augustus 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.580,00, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 september 2022 van de kantonrechter in deze rechtbank met parketnummer 10/061469-22 is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij vonnis van 26 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank met parketnummer 10/069933-22 is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijden zijn ingegaan op 11 oktober 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
9.4.
Beoordeling
Vier van de vijf hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de voorwaardelijk opgelegde straffen verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegt, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 63, 77a, 77g, 77i, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 Sr en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 250 (tweehonderdvijftig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 125 (honderdvijfentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan behandeling vanuit De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19.00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 7.00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
- zich zal inspannen voor het hebben en behouden van een dagbesteding in de vorm van school;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, al dan niet in samenwerking met het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming en voor zover het veiligheidsrisico toezicht op en begeleiding van de veroordeelde toelaat;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaar,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats 2] , gedurende twee jaren na heden;
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van een week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.580,00 (zegge: vijftienhonderdtachtig euro),bestaande uit € 380,00 aan materiële schade en € 1.200,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededader
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.580,00 (zegge: vijftienhonderdtachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd door de kantonrechter bij vonnis van 26 september 2022 in de zaak met parketnummer 10/061469-22;
gelast
de tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 uren werkstraf subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, van de bij vonnis van 26 september 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf in de zaak met parketnummer 10/069933-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Biemond, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en S. Riege, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2024.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/047885-23
hij op of omstreeks 18 juni 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
op of aan de openbare weg, de IJsselstraat, in elk geval een openbare weg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een fiets (merk/type: Se Bikes Big Ripper Purp / kleur: paars), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door:
- zich op te dringen aan die [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] in te sluiten en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) vast/beet te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] in een houdgreep/nekklem te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) op/tegen het hoofd/gezicht te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 1] ten val te brengen;
Parketnummer 10/126458-23
1.
hij
op of omstreeks 20 mei 2023
te Spijkenisse, op het Theaterplein, althans op de openbare weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een ketting
en/of een tas (inhoudende onder meer een paspoort, een portemonnee en/of een
parfumfles), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of werd vergezeld en/of werd gevolgd door
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen
tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk/type Iphone 11) , in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn of haar mededader(s),
welk geweld en/of dreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s) althans alleen, telkens met kracht
- die ketting van de nek van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gerukt/getrokken en/of
- die [slachtoffer 3] op het oor, althans in het gezicht heeft geslagen en/of vervolgens een
ruk aan de (schouder)band van de tas gegeven en/of (hierbij) de woorden heeft
toegevoegd: “Doe je tasje af”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens) de tas van de schouder van die [slachtoffer 3] heeft/hebben getrokken
en/of
- die [slachtoffer 2] met kracht bij de kraag en/of de nek heeft/hebben vastgepakt
en/of hierbij de woorden heeft toegevoegd: “Als je door blijft gaan met vragen, ga ik
je slaan” en/of “Moet ik het trekken” en/of “Ik ga trekken”, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij
op of omstreeks 19 januari 2024
te Amsterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, namelijk een gaspistool van het merk Umarex, type Glock 17 gen 5,
kaliber 9mm PAK
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III,
te weten een knalpatroon, kaliber 8mm knal,
voorhanden heeft gehad
Parketnummer 10/202771-23
hij op of omstreeks 13 augustus 2023 te Krimpen aan den IJssel,
op/aan de openbare weg, te weten de Vederkruid
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (iPhone XR) en/of een vest (merk Nike-Tech) en/of een
ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes, te weten een
machette, aan die [slachtoffer 4] te tonen en/of op/tegen de hals en/of nek van die [slachtoffer 4]
te zetten en/of te houden, en/of (vervolgens) met voornoemd mes meermalen
stekende bewegingen te maken in de richting van de buik en/of het been, althans
het lichaam van die [slachtoffer 4] , waarbij die [slachtoffer 4] in het been is gestoken en/of
gesneden, in elk geval is geraakt;
Parketnummer 09/070621-24
hij, op of omstreeks 13 januari 2024 te Leidschendam, binnen de gemeente
Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een iPhone 14 Pro Max en/of een iPhone 14 en/of een pet (Gucci)
en/of een baseball cap (Under Armour) en/of een paar schoenen (Balenciaga
runners) en/of een jas (North Face), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] :
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voor werp te tonen en/of
- (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op
die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te richten en/of
- vervolgens) met dat vuurwapen, althans met dat op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, eenmaal of meermalen te slaan tegen het hoofd, althans tegen het
lichaam van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- daarbij te zeggen: “afstaan!” en/of “kolf hem” en/of “als je gaat
schreeuwen ofzo, dan zal je gaan zien”, althans woorden van gelijke aard of
strekking.