In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. De zaak betreft een aanrijding die plaatsvond op 16 februari 2022 in Goes, waarbij [gedaagde02] op een speed-pedelec reed die op naam stond van [gedaagde01]. De speed-pedelec was niet WA-verzekerd, waardoor het Waarborgfonds [naam01], de benadeelde partij, schadeloos heeft gesteld voor een totaalbedrag van € 5.493,70. Het Waarborgfonds heeft vervolgens [gedaagde partij01] aansprakelijk gesteld voor deze schade en eist hoofdelijk vergoeding van de schade, inclusief wettelijke rente en proceskosten.
In een eerder tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde partij01] de schade aan de auto van [naam01] moet vergoeden, maar dat niet alle gevorderde schade voldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de kosten voor het vervangen van de voorruit niet voldoende zijn onderbouwd en deze schadepost is afgewezen. Echter, de schade aan de ruitenwisser is wel toegewezen, evenals andere niet betwiste schadeposten. Uiteindelijk is vastgesteld dat [gedaagde partij01] een bedrag van € 4.703,53 aan het Waarborgfonds moet betalen, inclusief kosten voor rechtshulp en expertise.
Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van het Waarborgfonds toegewezen, die in totaal zijn vastgesteld op € 1.277,67. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het Waarborgfonds direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordeling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.