ECLI:NL:RBROT:2024:563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
10340850 CV EXPL 23-5170
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid in schadevergoeding na aanrijding met speed-pedelec

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. De zaak betreft een aanrijding die plaatsvond op 16 februari 2022 in Goes, waarbij [gedaagde02] op een speed-pedelec reed die op naam stond van [gedaagde01]. De speed-pedelec was niet WA-verzekerd, waardoor het Waarborgfonds [naam01], de benadeelde partij, schadeloos heeft gesteld voor een totaalbedrag van € 5.493,70. Het Waarborgfonds heeft vervolgens [gedaagde partij01] aansprakelijk gesteld voor deze schade en eist hoofdelijk vergoeding van de schade, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

In een eerder tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde partij01] de schade aan de auto van [naam01] moet vergoeden, maar dat niet alle gevorderde schade voldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de kosten voor het vervangen van de voorruit niet voldoende zijn onderbouwd en deze schadepost is afgewezen. Echter, de schade aan de ruitenwisser is wel toegewezen, evenals andere niet betwiste schadeposten. Uiteindelijk is vastgesteld dat [gedaagde partij01] een bedrag van € 4.703,53 aan het Waarborgfonds moet betalen, inclusief kosten voor rechtshulp en expertise.

Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van het Waarborgfonds toegewezen, die in totaal zijn vastgesteld op € 1.277,67. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het Waarborgfonds direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordeling, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10340850 CV EXPL 23-5170
datum uitspraak: 26 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waarborgfonds Motorverkeer,
vestigingsplaats: Rijswijk,
eiseres,
gemachtigde: PVU Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01],
die zelf procedeert,
2. [gedaagde02]
woonplaats: [woonplaats02] ,
gemachtigde: mr. E. Robalo,
gedaagden,
De partijen worden hierna ‘het Waarborgfonds’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd. [gedaagde01] en [gedaagde02] gezamenlijk worden ‘ [gedaagde partij01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte houdende bewijslevering van 16 juni 2023 van het Waarborgfonds;
  • de antwoordakte van 19 oktober 2023 van [gedaagde02] .

2.De verdere beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
Op 16 februari 2022 heeft in Goes een aanrijding plaatsgevonden tussen [gedaagde02] , die op dat moment reed op een speed-pedelec die op naam stond van [gedaagde01] , en de auto van [naam01] . De speed-pedelec was niet WA-verzekerd. Het Waarborgfonds heeft [naam01] schadeloos gesteld voor de door hem gesteld geleden schade van in totaal € 5.493,70, bestaande uit cascoschade van € 5.368,53, kosten rechtshulp van € 36,05, kosten expertise van € 80,00 en rente van € 9,12. Vervolgens heeft zij [gedaagde partij01] aansprakelijk gesteld voor deze schade. Het Waarborgfonds eist dat [gedaagde partij01] hoofdelijk wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade. Daarnaast vindt zij dat [gedaagde partij01] wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten moet betalen.
Het tussenvonnis
2.2.
In het hierboven genoemde tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde partij01] de schade aan de auto van [naam01] moeten vergoeden. Omdat niet kon worden vastgesteld of alle schade waarvan door het Waarborgfonds in deze procedure vergoeding wordt gevorderd, het gevolg is van de aanrijding op 16 februari 2022, is het Waarborgfonds toegelaten tot het leveren van bewijs dat alle door haar geëiste schade het gevolg is van deze aanrijding.
[gedaagde partij01] hoeft de schade aan de ruit niet te vergoeden
2.3.
[gedaagde02] heeft aangevoerd dat uit het door het Waarborgfonds overgelegde expertiserapport (productie 3 bij de dagvaarding) onvoldoende blijkt dat de daarin genoemde schadeposten aan hem te wijten zijn. Ook blijkt de noodzaak van enkele reparaties niet uit het rapport. Onduidelijk is volgens [gedaagde02] wat de relatie is tussen de aanrijding en de reparaties aan bijvoorbeeld de ruit en wisser. Dit wordt ook niet nader gespecificeerd in de door het Waarborgfonds overgelegde stukken, aldus [gedaagde02] .
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat door Waarborgfonds niet voldoende (concreet) is onderbouwd dat als gevolg van de aanrijding de voorruit vervangen moest worden. Uit de door het Waarborgfonds overgelegde foto’s valt niet af te leiden dat de voorruit van de auto van [naam01] beschadigd is geraakt en een nadere toelichting waarom deze toch moest worden vervangen ontbreekt. Het geëiste bedrag van (€ 456,00 + € 40,00 + € 149,50 =) € 645,50, te vermeerderen met 21% btw (€ 135,56) aan kosten voor het vervangen van de voorruit wordt daarom afgewezen.
2.5.
Uit de foto’s bij het expertiserapport kan de kantonrechter wel afleiden dat de ruitenwisser van de auto beschadigd is geraakt. Op foto 3 achter het e-mailbericht van 2 maart 2022 (productie 1 bij de akte houdende bewijslevering) is namelijk een foto van een gebroken ruitenwisser te zien. De kosten voor het vervangen van de ruitenwisser worden dan ook toegewezen. Ook de overige posten worden toegewezen, omdat [gedaagde02] deze posten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. [gedaagde01] heeft dat ook niet gedaan.
2.6.
Concluderend: [gedaagde partij01] moeten voor de schade aan de auto van [naam01] een bedrag van (5.368,53 - 645,50 - € 135,56 =) € 4.587,47 aan het Waarborgfonds betalen. Ook moeten zij de kosten rechtshulp benadeelde van € 36,05 en de expertisekosten van € 80,00 - tegen welke posten geen afzonderlijk verweer is gevoerd - betalen. In totaal moeten zij dus (€ 4.587,47 + € 36,05 + € 80,00 =) € 4.703,53 betalen. Zij worden daartoe hoofdelijk (dit betekent dat wanneer de een heeft betaald, de ander dat niet meer hoeft te doen) veroordeeld.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Het Waarborgfonds heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde partij01] de kans hebben gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In die brief moet ook staan welk bedrag aan buitengerechtelijke kosten betaald moet worden als [gedaagde partij01] niet op tijd betalen. Hoe hoog dit bedrag mag zijn staat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In de brief die aan [gedaagde partij01] is gestuurd staat een hoger bedrag dan is toegestaan. De brief voldoet dus niet aan de wet.
Rente
2.8.
De rente wordt toegewezen over de toegewezen hoofdsom € 4.703,53 vanaf 21 april 2022. Het Waarborgfonds heeft namelijk voor dit bedrag genoeg gesteld waaruit volgt dat deze rente moet worden betaald en [gedaagde partij01] hebben niet betwist dat zij de brieven van het Waarborgfonds, waarin aanspraak wordt gemaakt op de betaling van de schade, hebben ontvangen. De geëiste vervallen rente van € 9,12 wordt afgewezen, omdat deze rente over een te hoog bedrag aan hoofdsom is berekend.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde partij01] krijgen voor het grootste gedeelte ongelijk en moeten daarom de proceskosten van het Waarborgfonds betalen (artikel 237 Rv). De stelling van [gedaagde02] dat hij het expertiserapport (in tegenstelling tot [gedaagde01] ) niet eerder dan bij de dagvaarding heeft ontvangen, zodat hij niet de kans heeft gehad om verhogingen te voorkomen dan wel een betalingsregeling te treffen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat had anders kunnen zijn als [gedaagde02] er voor had gekozen na kennisname van het rapport direct te betalen maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft in plaats daarvan verweer gevoerd. Bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten, geldt als uitgangspunt dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling. [gedaagde partij01] worden daarom hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
2.10.
De proceskosten bedragen € 487,00 aan griffierecht, € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00), € 132,00 aan nakosten en € 130,67 aan dagvaardings-kosten. In totaal is dat € 1.277,67. De hoogte van het griffierecht past bij het deel van de eis dat is toegewezen. Het bedrag dat het Waarborgfonds meer aan griffierecht heeft betaald hoeven [gedaagde partij01] niet te betalen, omdat dat is gebaseerd op het deel van de eis dat is afgewezen. Die kosten waren dus onnodig. Voor de akte na bewijslevering zijn geen punten toegekend. Van het Waarborgfonds had verwacht mogen worden dat zij de schade bij dagvaarding al met foto’s had onderbouwd. De aan het slot van de dagvaarding geëiste kosten BRP en DRP zijn toewijsbaar tot een bedrag van (2.02 + 1,95) € 3,97 exclusief btw gezien de daarvoor geldende tarieven, zodat € 130,67 inclusief btw aan dagvaardingskosten toewijsbaar is.
2.11.
Concluderend: [gedaagde partij01] moeten een bedrag van € 1.277,67 aan proceskosten betalen. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij01] hoofdelijk om aan het Waarborgfonds te betalen € 4.703,53 aan hoofdsom met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 21 april 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij01] hoofdelijk in de proceskosten van het Waarborgfonds, die aan de kant van het Waarborgfonds tot vandaag worden vastgesteld op € 1.277,67;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
54214