ECLI:NL:RBROT:2024:5605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
FT RK 24-361
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid op verzoek van een pensioenfonds

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij de stichting [verzoekster] een verzoek tot faillietverklaring heeft ingediend tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verweerster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerster niet heeft ontkend dat zij als werkgever onder de werkingssfeer van het pensioenfonds valt en dat de toegezonden facturen met betrekking tot premies onbetaald zijn gelaten. Daarnaast is er een steunvordering van de belastingdienst van ongeveer € 121.779,--, wat bijdraagt aan de pluraliteit van schuldeisers. De rechtbank heeft op basis van de Faillissementswet geoordeeld dat verweerster verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen, aangezien zij niet in staat is om de openstaande vordering van verzoekster in drie termijnen te voldoen. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en verweerster in staat van faillissement verklaard. Tevens zijn mr. B.A. Cnossen benoemd tot rechter-commissaris en mr. K. Moonen tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 mei 2024 om 10:00 uur, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 3 mei 2024
VONNIS op het op 12 april 2024 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
de stichting
[verzoekster]
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. E.T. van den Hout,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
kantoorhoudend aan de [adres]
,
verweerster.

1.De procedure

Behandeling ter zitting van het ingekomen verzoekschrift is door de rechtbank bepaald op 30 april 2024.
Ter zitting van 30 april 2024 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
- mr. A. Sarokhani, namens mr. E.T. van den Hout, advocaat van verzoekster;
- de heer R. de Boer, middellijk bestuurder van verweerster.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Standpunten

Verzoekster heeft van verweerster te vorderen een bedrag ad € 28.181,43 + p.m. Verzoekster heeft aangeboden dat verweerster het openstaande bedrag in drie termijnen zal voldoen. Verweerster heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Daarnaast is er sprake van een steunvordering van de belastingdienst van ca. € 121.779,--. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerster verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen. Verzoekster persisteert in de faillissementsaanvraag.
Verweerster heeft ter zitting een tekst voorgelezen die er op neer komt dat de wet, op grond waarvan de vordering van verzoekster is gebaseerd, niet bestaat of niet wordt erkend omdat verweerster alleen op basis van een door haar aangegaan contract kan worden aangesproken. Zij stelt zich op het standpunt dat zij geen contract heeft gesloten met het Pensioenfonds en daarom geen premies verschuldigd is. Verweerster stelt zich daarnaast op het standpunt dat het faillissement niet hoeft te worden uitgesproken, als de openstaande vordering van verzoekster door middel van een betalingsregeling kan worden voldaan. Verzoekster is niet in staat om de openstaande vordering van verzoekster in drie termijnen te voldoen, omdat zij ook andere verplichtingen dient na te komen.

2.De beoordeling

Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Beoordelingskader
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
Bestaan vorderingsrecht en pluraliteit van schuldeisers
Verweerster heeft niet ontkend dat zij als werkgever valt onder de werkingssfeer van het pensioenfonds, zoals deze is omschreven in de ministeriële beschikking waarin de verplichte deelneming in het pensioenfonds is geregeld en welke berust op artikel 2, lid 1 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Verweerster is als werkgever op grond van artikel 3, lid 1 van deze wet gehouden tot betaling van de voor zijn werknemers uit hoofde van hun verplichte deelneming aan het pensioenfonds verschuldigde premies. Verweerster heeft evenmin betwist is dat de aan haar toegezonden premies voor het door verzoekster genoemde bedrag onbetaald heeft gelaten. Verzoekster heeft aldus een opeisbare vordering op verweerster. Verweerster heeft de steunvordering van de belastingdienst niet betwist. Hiermee is gebleken van pluraliteit van schuldeisers.
Faillissementstoestand
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat voldoende aannemelijk is geworden dat verweerster de vordering van verzoekster en de steunvordering van de belastingdienst onbetaald laat. Verzoekster heeft voorgesteld om de openstaande vordering in drie termijnen te voldoen. Verweerster heeft verzoekster laten weten dat betaling in drie termijnen niet haalbaar is, nu zij ook nog aan andere verplichtingen dient te voldoen. De rechtbank stelt vast dat er geen betalingsregeling tot stand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Eén en ander leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [verweerster] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. K. Moonen, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.