ECLI:NL:RBROT:2024:5587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
10-152836-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het pogen om minderjarigen te bewegen tot ontuchtige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het pogen om twee minderjarigen te bewegen tot ontuchtige handelingen. De verdachte, geboren in 1977, was als voetbaltrainer betrokken bij de minderjarigen en zou hen gedurende een langere periode seksueel getinte vragen hebben gesteld en opmerkingen hebben gemaakt terwijl zij onder de douche stonden na trainingen. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 60 uur.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de minderjarigen en de aangifte werden niet als voldoende overtuigend beschouwd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en verklaarde dat hij enkel in de kleedkamer aanwezig was om op te ruimen en de jongens aan te sporen om zich te haasten. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De kosten van de verdediging zijn vastgesteld op nihil, aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-152836-22
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1977,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. van Buuren, advocaat te Strijen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en een taakstraf voor de duur van 60 uur.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met name gelet op de aangifte en de verklaring van aangever [slachtoffer 1] .
4.2.
Beoordeling
Namens de minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangifte gedaan. De verdachte zou gedurende een langere periode hebben geprobeerd hen te bewegen om ontuchtige handelingen te plegen. Dit zou hij hebben gedaan door – kort gezegd – seksueel getinte vragen aan hen te stellen en seksueel getinte opmerkingen te maken terwijl zij onder de douche stonden na voetbaltrainingen.
Vaststaat dat de verdachte enige tijd de voetbaltrainer is geweest van de beide minderjarige jongens en dat hij op sommige momenten ook aanwezig is geweest in de kleedkamer van de jongens als zij zich samen omkleedden en douchten. De verdachte heeft hier uitleg over gegeven. Hij kwam naar eigen zeggen in de kleedkamer om na de trainingen spullen op te ruimen, en ook spoorde hij de jongens weleens aan om haast te maken en verzocht hij hun de kleedkamer droog te trekken. De verdachte ontkent stellig dat hij daarbij seksueel getinte vragen aan de jongens heeft gesteld of seksueel getinte opmerkingen heeft gemaakt.
Anders dan de officier van justitie bepleit, is de rechtbank er op basis van het dossier onvoldoende van overtuigd dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte wordt daarvan daarom vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [slachtoffer 1] zich in het geding gevoegd. Hij vordert een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. De verdachte is immers vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
5.1.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en R.B. Schiphuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 mei 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht,
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats 2] , die de leeftijd van
achttien jaren nog
niet had bereikt en/of
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2008 te [geboorteplaats 3] , die de leeftijd van
achttien jaren nog
niet had bereikt
opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen,
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] seksueel getinte vragen heeft gesteld (terwijl
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder de douche stonden) en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd "laat je lul zien" en/of "ga je
aftrekken"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 248a Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )