ECLI:NL:RBROT:2024:5584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
22-04091-18 / 99-001132-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens niet-naleving bijzondere voorwaarden

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1984 en ten tijde van het onderzoek gedetineerd in een penitentiaire inrichting, had bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 14 augustus 2022. Deze voorwaarden omvatten onder andere ambulante behandeling en begeleid wonen. Echter, de veroordeelde heeft deze voorwaarden verwijtbaar niet nageleefd, wat leidde tot een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 180 dagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de behandelverplichtingen en zich niet aan de huisregels van de instelling voor begeleid wonen heeft gehouden. Dit resulteerde in een schorsing van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling door de rechter-commissaris op 26 april 2024. De reclassering heeft in een rapport aangegeven dat er een hoog risico op recidive bestaat en dat een klinische opname noodzakelijk is voor observatie en behandeling.

Tijdens de openbare terechtzitting op 21 mei 2024 zijn zowel de officier van justitie als de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd en dat een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling noodzakelijk is om de voorwaarden te kunnen wijzigen en een klinische opname mogelijk te maken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 180 dagen toegewezen, met de mogelijkheid om de voorwaarden te herzien zodra een geschikte kliniek beschikbaar is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
VI-zaaknummer: 99-001132-21
Parketnummer: 22-04091-18
Datum uitspraak: 21 mei 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] .
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straf

Bij het op 11 oktober 2019 onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 september 2019, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
De voorwaardelijke invrijheidsstelingsdatum van de veroordeelde is vastgesteld op 27 maart 2022. Uit het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 5 augustus 2022 blijkt dat de veroordeelde feitelijk op 14 augustus 2022 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld.
De proeftijd is op laatstgenoemde datum ingegaan en bedraagt 730 dagen. Bij voornoemd
wijzigingsbesluit zijn onder meer de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
Behandeling door deskundige of zorginstelling - ambulante behandeling:
De veroordeelde werkt mee aan een intake bij [naam zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en een daaruit voortvloeiende behandeling, houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die u in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven.
Begeleid wonen of een maatschappelijke opvang:
De veroordeelde verblijft in [naam instelling] aan de [adres 2] te [plaats] (hierna [naam instelling] ), of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang buiten de regio Rotterdam, houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen en het dagprogramma die de instelling heeft opgesteld.
De rechter-commissaris heeft op 26 april 2024 de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen, wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden.

Vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 24 april 2024 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI) voor de duur van 180 dagen of zoveel minder dan dat de veroordeelde eerder kan worden opgenomen in een klinische behandelinstelling, wegens het onvoldoende meewerken aan de bovengenoemde behandelverplichting en het zich onvoldoende houden aan de huisregels, de aanwijzingen en het dagprogramma van de instelling voor begeleid wonen.
Bij de vordering VI is overgelegd het rapport d.d. 23 april 2024 van Reclassering Nederland (hierna ook: de reclassering). Dat rapport houdt - zakelijk samengevat - in dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden, te weten zijn behandelverplichting en het begeleid wonen. De reclassering ziet een toename van problematisch en onverklaarbaar gedrag. Er lijkt voorts geen sprake te zijn van enig probleembesef, waardoor er geen vooruitgang in behandeling te zien is. Ook bij [naam instelling] werkt de veroordeelde onvoldoende mee en zorgt hij voor een onveilige leefsfeer. Hij heeft hiervoor meerdere officiële waarschuwingen ontvangen. [naam instelling] bestempelt het gedrag van de veroordeelde als zorgelijk en onvoorspelbaar. Mogelijk is er sprake van psychotische ontregeling. Per 25 april 2024 is de zorg door [naam instelling] stop gezet en is de veroordeelde daar niet meer welkom.
De huidige bijzondere voorwaarden zijn volgens de reclassering ontoereikend voor gedragsverandering en recidivebeperking. Er is een hoog risico op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden dat zal verergeren zonder een stabiele huisvesting. De reclassering acht een klinische opname voor observatie en nader onderzoek geboden om meer zicht op de aard en de ernst van de problematiek van de veroordeelde te verkrijgen en zodoende een passende behandeling mogelijk te maken. De veroordeelde dient zolang in detentie te blijven totdat een geschikte kliniek is gevonden.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De officier van justitie mr. S. de Graaff en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Liauw, zijn gehoord op voornoemde openbare terechtzitting.
Voorts zijn gehoord als deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] , beiden verbonden aan Reclassering Nederland.
De officier van justitie heeft de herroeping van de VI gevorderd voor de duur van 180 dagen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de veroordeelde wenst mee te werken aan een plaatsing in een kliniek en bepleit de vordering toe te wijzen voor maximaal drie maanden om de plaatsing te bespoedigen.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij openstaat voor een klinische plaatsing. Hij heeft evenwel een andere kijk op de gebeurtenissen dan de reclassering. Hij dacht dat het behandeltraject overwegend goed verliep en heeft naar eigen zeggen ook goed zijn best gedaan bij [naam instelling] en zich daar geprobeerd aan de regels te houden.
De deskundige [deskundige 2] heeft verklaard dat de veroordeelde de dingen veelal anders lijkt te ervaren dan zijn (woon)omgeving en behandelaars. De reclassering heeft grote zorgen over het herhalingsgevaar en acht de klinische plaatsing van de veroordeelde in een kliniek dan ook noodzakelijk. Het is niet de verwachting dat een plaatsing van veroordeelde, gelet op zijn problematiek en de wachtlijst voor een plaatsing in een geschikte kliniek, te realiseren is binnen een termijn van drie maanden. Dit moet echter wel binnen een termijn van zes maanden kunnen worden gerealiseerd.

Beoordeling

De rechtbank is op grond van het rapport van de reclassering en de nadere toelichting die daarop ter zitting is gegeven van oordeel dat de veroordeelde de voormelde bijzondere voorwaarden verwijtbaar niet heeft nageleefd. Hij heeft onvoldoende meegewerkt aan de verplichte ambulante behandeling en heeft zich onvoldoende gehouden aan de huisregels en aanwijzingen van [naam instelling] . Hij is hierdoor niet meer welkom bij [naam instelling] waardoor hij niet meer aan deze bijzondere voorwaarde kan voldoen.
Een klinische opname lijkt noodzakelijk om het herhalingsgevaar in te perken. Een gedeeltelijke herroeping van de VI biedt voor de officier van justitie de mogelijkheid om de voorwaarden verbonden aan de VI te wijzigen teneinde een klinische opname mogelijk te maken en voor de veroordeelde een geschikte plek in een kliniek te zoeken. Nu de reclassering verwacht dat plaatsing in een kliniek te realiseren is binnen een termijn van zes maanden en de veroordeelde tot die plaatsing gedetineerd dient te blijven vanwege voornoemd herhalingsgevaar, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de VI toewijzen voor de gehele gevorderde periode van 180 dagen. De rechtbank ziet binnen de wettelijke regeling van de VI geen mogelijkheid tot toewijzing van het subsidiaire deel van de vordering van de officier van justitie, inhoudende dat de VI wordt herroepen voor 180 dagen “of zoveel minder dan dat de betrokkene eerder opgenomen kan worden in een geschikte klinische instelling”.

Beslissing

De rechtbank:
Deze beslissing is genomen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.