In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Qua Wonen en [persoon A], die een woning huurt van de stichting. Qua Wonen heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, omdat [persoon A] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende overlast is veroorzaakt door [persoon A] en haar katten, waaronder stankoverlast, schending van privacy van buren en betrokkenheid bij burenruzies. Ondanks de erkenning van [persoon A] dat er overlast is geweest, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de tekortkomingen ernstig genoeg zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis.
Daarnaast heeft [persoon A] een tegenvordering ingesteld, waarin zij vorderde dat Qua Wonen een procedure zou starten tegen haar buurman [persoon C] wegens overlast. De kantonrechter heeft deze tegenvordering afgewezen, omdat [persoon A] geen belang meer had bij deze vordering nu haar eigen huurovereenkomst werd ontbonden. De proceskosten zijn voor rekening van [persoon A], die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.